29 515
Kabinetsplan aanpak administratieve lasten

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2004

1. Inleiding

Het Kabinet heeft in de rijksbrede ICT-agenda het belang onderstreept van betere benutting van ICT in de (semi-)publieke sector1. Het in samenwerking met het bedrijfsleven ontwikkelde programma ICT & Administratieve Lastenverlichting 2003–2006 (ICTAL) is een concrete uitwerking van dit streven. Doel van het programma is de (elektronische) dienstverlening van de overheid te verbeteren en het de ondernemer makkelijker te maken om aan de informatievraag van de overheid te voldoen en om de informatie die hij verschaft beter te benutten.

Vorig jaar bent u over de start van het programma geïnformeerd.2 Het eerste jaar zit er intussen op. Met deze brief wil ik u mede namens het Kabinet op de hoogte brengen van de bereikte resultaten in 2003, de plannen voor 2004 en een doorkijk bieden naar latere jaren. Verder wil ik u informeren over het Kabinetsvoornemen omtrent de wijze van vulling van het basisbedrijvenregister, dat consequenties heeft voor de inschrijvingsplicht in het Handelsregister.

Deze brief moet verder in het verlengde worden gezien van de Kabinetsbrede nota «Meer ruimte voor ondernemers door minder lasten» van 9 april 2004 en de daarop aansluitende brieven van de meest betrokken departementen.3 Het Kabinet, gecoördineerd door de minister van Financiën en de staatssecretaris van Economische Zaken, heeft daarin haar plannen voor de periode 2003–2007 verwoord. In deze nota is aangekondigd de Tweede Kamer separaat te informeren over de voortgang van en de verdere plannen met betrekking tot de ontwikkeling van de ICT-infrastructuur die met het programma wordt gerealiseerd.

Naast een bijdrage aan de vermindering van administratieve lasten zal dit programma ook bijdragen aan het vormgeven van de elektronische overheid. Dit ICTAL-programma is daarmee nadrukkelijk verbonden. De minister voor BVK bereidt thans een brief aan u voor over de elektronische overheid die ook door EZ zal worden ondertekend. in paragraaf 2.3 is de samenwerking met de minister voor BVK nader toegelicht.

2. Waarom wat en hoe

Kernpunt bij de ICT aanpak is dat gebruik wordt gemaakt van centrale voorzieningen waarmee verschillende informatiestromen worden gestroomlijnd. We maken onderscheid tussen de ontwikkeling van een daarvoor benodigde ICT-infrastructuur en de organisatorische en bestuurlijke randvoorwaarden om het gebruik van die infrastructuur zoveel mogelijk te stimuleren. Voorbeelden zijn het geleidelijk samenvoegen en harmoniseren van de informatie die verschillende overheidsinstanties vragen, zodat de ondernemer die informatie in één keer kan aanleveren.

In het programma worden drie gemeenschappelijke infrastructurele voorzieningen ontwikkeld:

– Het Bedrijvenloket: één virtueel loket waar de ondernemer, op een overzichtelijke en samenhangende manier, informatie van de overheid kan krijgen en transacties kan verrichten.

– De Overheidstransactiepoort: één adres waar de ondernemer zijn gegevens elektronisch naar kan verzenden. De Overheidstransactiepoort zorgt ervoor dat die informatie op een intelligente en veilige manier bij verschillende overheidsinstanties terechtkomt.

– Het Basisbedrijvenregister: één register waar de identificerende kerngegevens van alle bedrijven in vastliggen. Daardoor kan de overheid met zekerheid vaststellen om welk bedrijf het gaat, kan informatie over dat bedrijf makkelijker worden uitgewisseld en wordt de ondernemer minder vaak lastig gevallen met vragen.

2.1 Sturing

Het programma is tot stand gekomen in overleg met de Regiecommissie en het Platform ICT & administratieve lastenverlichting, waarin overheid en bedrijfsleven gezamenlijk zijn vertegenwoordigd.1 Om te bewaken dat het programma inhoudelijk op koers blijft, is eind 2003 een onafhankelijke monitorcommissie ingesteld, waarmee de samenhang met ontwikkelingen in de omgeving wordt bewaakt.2

2.2 Kritische succesfactoren

De bouw van de ICTAL-voorzieningen is één, maar het gaat er uiteindelijk om dat de voorzieningen worden gebruikt. Pas dan is sprake van administratieve lastenverlichting. Dit vereist een ontkokerde en pragmatische aanpak, waarvan de eerste resultaten nu zichtbaar worden. Zo neemt ICTAL initiatieven om in overleg met overheidsinstanties reeds gedigitaliseerde berichtenstromen samen te brengen en te versturen via de overheidstransactiepoort (OTP) waardoor de administratieve lasten voor bedrijven dalen. Maar de echte winst in termen van administratieve lasten en efficiency komt pas in zicht als departementen papieren stromen digitaliseren en begrippen en uitvraagmomenten standaardiseren. Het belang hiervan wordt in brede kring gedeeld.

In de regiecommissie is de afspraak gemaakt om – nu de eerste resultaten zichtbaar worden – de in ICTAL ontwikkelde voorzieningen ook daadwerkelijk te gaan gebruiken. Dit betekent dat alleen aantoonbare en zwaarwegende argumenten het gebruik van de voorzieningen in de weg kunnen staan. Een tweede belangrijke afspraak is dat de regiecommissie besloten heeft dat de in ICTAL-verband ontwikkelde (open) standaarden voor informatieuitwisseling een normerend karakter hebben.

Deze twee afspraken zijn nu nog beperkt tot de in de regiecommissie vertegenwoordigde departementen. De bedoeling is dat zo spoedig mogelijk ook de andere departementen zich aan deze afspraken binden. De ontwikkeling van de «landkaart», waarover meer in paragraaf 3, speelt hierbij een belangrijke rol.

2.3 Samenwerking op het terrein van de Elektronische Overheid

Naast de ICTAL-voorzieningen zijn ook andere bouwstenen van de elektronische overheid nodig, bijvoorbeeld op het gebied van identificatie, beheer en basisregistraties. Een goed voorbeeld van de samenwerking met deze flank van het ICTAL-programma is de ontwikkeling van de overheidstoegangsvoorziening (OTV), die beoogt authenticatie op afstand mogelijk te maken. Elektronische transacties (voor burgers én bedrijven) worden hierdoor ondersteund. In opdracht van BZK is het ontwerp van de OTV opgesteld en samen met EZ zal de voorziening worden geïmplementeerd voor burgers en bedrijven.

Door de samenwerking met het Ministerie van BZK wordt bevorderd dat de benodigde bouwstenen van de elektronische overheid tot stand worden gebracht. De Tweede Kamer zal voor de zomer over dit onderwerp een aparte brief ontvangen van de Minister voor BVK (en bewindspersonen van EZ, Fin en SZW).1 Inzet van deze brief is om een overzicht te bieden van de gemeenschappelijke agenda voor de elektronische overheid in de komende jaren. Zo concreet mogelijk zal voor een zevental domeinen (o.a. nummers en nummerbeheer, loketten en registraties, faciliteiten voor berichtenverkeer en identificatie) worden geschetst wat de essentiële componenten zijn en welke (verdere) acties en sturingsmechanismen noodzakelijk zijn, aansluitend op eventuele reeds bestaande initiatieven van ministeries, gemeenten en uitvoeringsinstellingen.

2.4 Samenwerking met het programma reductie administratieve lasten

De samenwerking met het reductieprogramma administratieve lasten is belangrijk om de kansrijke berichtenstromen aan te sluiten op de ICTAL-infrastructuur. Door onderling afgestemde regie en concrete samenwerking wordt het gebruik van ICT gestimuleerd en bevorderd. Zo is bijvoorbeeld samengewerkt bij de analyse van de departementale actieplannen op de aansluiting van daarin genoemde ICT-ambities op het ICTAL-programma.

2.5 Samenwerking met het bedrijfsleven

In het project Elektronische Gestandaardiseerde Statistiekuitvraag (EGS), dat ook deel uitmaakt van ICTAL, wordt concreet samengewerkt met bedrijfsleven en overheidsorganisaties die informatie verzamelen voor statistische doeleinden. Het doel is om via de inzet van ICT de gegevensuitvraag met betrekking tot statistische gegevens efficiënter te organiseren. Het streven is te komen tot de «inbouw» van functionaliteiten voor statistiekuitvraag in bestaande geautomatiseerde systemen die bedrijven gebruiken, bijvoorbeeld voor hun boekhouding, of hun kassasysteem. In 2004 zal gestart worden met een praktijkproef.

3. Voortgang van de projecten

De implementatiestrategie van ICTAL is gericht op stapsgewijze doorontwikkeling wat betekent dat er gewerkt wordt met opeenvolgende versies of releases van de betreffende voorzieningen. Dat betekent ook dat wat nu is gerealiseerd niet het eindproduct is, maar een eerste stap op weg daar naar toe. Hieronder is per project beschreven welke resultaten zijn geboekt in 2003 en is aangegeven welke acties in 2004 worden ondernomen.

3.1 De Overheidstransactiepoort (OTP)

Resultaten 2003–2004

In 2003 is de samenwerking tussen de verschillende potentiële OTP gebruikers in het logistieke veld op gang gebracht. De daar verkregen inbreng is verwerkt in OTP 1.0. Implementatie in de operationele omgeving is een complex traject zodat het systeem pas in het eerste kwartaal van 2004 productie is gegaan.

De eerste versie van de OTP verbindt vervoerders via Cargonaut op Schiphol en Port Infolink in de Rotterdamse haven met respectievelijk de Plantenziektekundige Dienst en de Douane. Een aantal concrete stromen wordt op dit moment geïmplementeerd.

Aanlevering BedrijfslevenOntvangst overheidType berichtSchatting aantal berichten per jaar
Vervoerders via CargonautPlantenziektenkundige DienstElektronische vooraanmelding bloemen, groenten en fruit500 000 naar PD500 000 van PD
Vervoerders via CargonautRijksdienst voor Vee en VleesElektronische vooraanmelding vee en vlees100 000 naar RVV300 000 van RVV
Vervoerders via CargonautDouane7Vervoermiddel (vliegtuig) + lading t.b.v. Binnenbrengen2 300 000 naar Douane400 000 van Douane
Vervoerders via Port infolinkDouaneVervoermiddel (schip) + lading t.b.v. Binnenbrengen75 000 naar Douane 65 000 van Douane
Bloemen expediteurs via FlorinetHfd Bedrijfschap Agrarische Groothandel CBSGemeenschappelijke melding statistiek200 000 naar HBAG100 000 naar CBS

7 De Douane heeft te kennen gegeven het aantal stromen over de OTP te willen uitbreiden. De stromen waar nu over wordt nagedacht hebben een omvang van zo'n 14 miljoen berichten p.j.

In termen van administratieve lastenreductie is het effect van bovengenoemde trajecten nog beperkt. In deze fase van het programma ligt de nadruk vooral op het oefenen met de infrastructuur en het verleggen van enkelvoudige stromen tussen bedrijfsleven en overheid naar de gemeenschappelijke infrastructuur.

Acties in 2004 en 2005

In 2004 en 2005 moet het volume van het berichtenverkeer dat over de OTP gerouteerd sterk gaan groeien en moeten de effecten in termen van administratieve lastenverlichting zichtbaar worden. Om een beeld te schetsen van de verdeling van berichtenstromen is in het onderstaande plaatje een overzicht gegeven van de acht departementen met de meeste berichtenstromen.

kst-29515-10-h1-1.gif

Veel effect wordt verwacht van het project Landkaart. De landkaart is een instrument waarmee inzichtelijk wordt gemaakt welke berichtenstromen in aanmerking komen om aangesloten te worden op de OTP en welke prioritering daarbij aangebracht kan worden.

Het project Landkaart kent een drietal sporen. Het eerste spoor beoogt de top 200 berichtenstromen uit de nulmetingen van de departementen in kaart te brengen en deze te prioriteren.

Het tweede spoor binnen het project betreft de hub-benadering. Dit spoor beoogt de mogelijkheden in kaart te brengen om (commerciële) hubs aan te sluiten op de OTP. Voorbeelden van hubs zijn: Agroportal bv, Florinet (bloemen) en Prismant (zorg). Met de Port Infolink, Cargonaut en Florinet vinden nu al concrete implementaties van de OTP plaats. Deze ontwikkeling is voor het programma interessant omdat het grotere volumes berichten via een relatief gering aantal professionele partners mogelijk maakt. Met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (VNO/NCW, ICT Nederland) is afgesproken dat ook zij de rol van deze hubs actief zullen ondersteunen.

Een derde spoor heeft betrekking op het verkennen van potentiële berichtenstromen voor de OTP in het veld zelf. Met verschillende overheidsinstanties en departementen worden gesprekken gevoerd die er op gericht zijn mogelijkheden te benutten die door het veld zelf kansrijk worden geacht. Een voorbeeld hiervan is VROM waar een projectgroep is gestart die voorstellen gaat formuleren voor de wijze waarop de ICTAL-projecten binnen VROM kunnen worden geïmplementeerd. VROM wil graag dit jaar nog een pilotproject starten met de OTP. Kansrijke mogelijkheden liggen er binnen op termijn met name in het digitaliseren van het proces van vergunningverlening, handhaving en toezicht. Ook met VWS worden verkennende gesprekken gevoerd om te kijken wat de mogelijkheden voor toepassing van de ICTAL-infrastructuur zijn.

Daarnaast zal ICTAL overheidspartijen actief ondersteunen bij de aansluiting op de OTP via een toolkit, waarmee naar verwachting de stap van interesse naar daadwerkelijk gebruik van de OTP sneller kan worden gezet.

EZ zal samen met Financiën in de komende maanden nadere afspraken met departementen over concreet gebruik van de OTP opdat verdere kansrijke administratieve lastenreducties met ICT snel kunnen worden geoperationaliseerd. In de Miljoenennota 2005 wordt hierover nader gerapporteerd.

Andere concrete acties in 2004 en 2005:

• Een voorziening voor uitwisseling van (zeer) grote bestanden, zoals PANA berichten (loonbelasting/premiegegevens werknemers) in het kader van SUB/Walvis en de migratie naar de OTP van de verschillende verplichte elektronische aangiftestromen,

• Een voorziening voor (frequent) geautomatiseerd berichtenverkeer vanuit administratie- en/of salarispakketten. Voor wat betreft de technische standaarden van dit OTP kanaal zal worden aangehaakt bij de in het kader van het project Elektronische Heerendiensten ontwikkelde specificaties zoals die nu concreet zijn geïmplementeerd binnen Bureau Heffingen van het Ministerie van LNV en de Belastingdienst. Dit zorgt ervoor dat softwareleveranciers met een eenduidig technisch koppelvlak naar de overheid te maken hebben. Met LNV zijn gesprekken in een vergevorderd stadium over het hergebruik binnen ICTAL van de operationele internetpoort van Bureau Heffingen.1

• Een voorziening voor (incidenteel) berichtenverkeer middels elektronische formulieren. Deze gestandaardiseerde formulieren voor bijvoorbeeld aanvragen en meldingen kunnen via de OTP naar de geadresseerde overheidsinstanties worden doorgerouteerd. Het Bedrijvenloket is een geschikte centrale plek voor deze formulieren. Een belangrijke eerste stap is standaardisatie van de layout en gebruik van de authenticatiemiddelen via de OTV. Een vervolgstap kan zijn het voorinvullen van de formulieren op basis van de beschikbare BBR-gegevens.

Voor wat betreft de aansluiting van de verschillende overheidsinstellingen op de OTP is het voornemen zoveel mogelijk de bestaande voorzieningen te benutten of verder uit te breiden. Gedacht kan worden aan organisaties als de stichting RINIS, die actief is in het sofi-domein en Gemnet.1 Met RINIS zijn afspraken gemaakt om te komen tot proefprojecten voor de aansluiting van enkele overheidsinstellingen.

3.2 Bedrijvenloket

In 2003 heeft de Vereniging van Kamers van Koophandel in nauwe samenwerking met de Belastingdienst gewerkt aan een eerste versie van het Bedrijvenloket.2 Op 17 december 2003 is het Bedrijvenloket 1.0 voor ondernemers via de websites van de Belastingdienst en de Kamers van Koophandel beschikbaar gekomen. Ondernemers kunnen nu antwoord krijgen op zo'n 600 vragen die aan beide organisaties het meest worden gesteld. Vragen die (nog) niet in het Bedrijvenloket zijn opgenomen kunnen via een aanvullende e-mailfunctie worden beantwoord. Dagelijks maken circa 1500 ondernemers gebruik van het Bedrijvenloket. Vanaf begin dit jaar is het structurele beheer van de versie 1.0 van het Bedrijvenloket door de Vereniging van Kamers van Koophandel ter hand genomen.

Acties in 2004

Verdere ontwikkeling van het Bedrijvenloket is nodig om in te spelen op de behoefte van ondernemers. Inzet is langs drie lijnen groei van het aanbod te bereiken. In de eerste plaats is de ambitie om het aantal participanten, dat via het Bedrijvenloket hun vragen en antwoorden voor ondernemers toegankelijk maakt, uit te breiden. Doelstelling is met een drietal departementen en een tiental gemeenten concrete afspraken te maken over participatie die ertoe moeten leiden dat eind 2004 deze organisaties daadwerkelijk informatie via het Bedrijvenloket aanbieden.

In de tweede plaats zal het aantal functionaliteiten van het Bedrijvenloket groeien. Ondernemers moeten eind 2004 formulieren kunnen downloaden, die verbonden zijn met de informatie die via het Bedrijvenloket wordt aangeboden. Om snel resultaten neer te zetten worden eerst formulieren elektronisch ter beschikking gesteld zoals ze in papieren vorm al voorhanden zijn. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de al bestaande rijksproductencatalogus. Doel is om hierna verdere stappen te ondernemen richting een formulierengenerator, waarmee op basis van de noodzakelijke gegevens van de ondernemer een maatwerk-formulier kan worden opgesteld.

In de derde plaats wordt het mogelijk om formulieren elektronisch terug te sturen naar overheidspartijen. Een transactie die zo mogelijk nog in 2004 wordt gerealiseerd, is de geïntegreerde elektronische intake van de inschrijving Handelsregister en het aanvragen van een BTW-nummer.

Een belangrijke positieve ontwikkeling die van invloed kan zijn op de toekomstige positionering van het Bedrijvenloket is de ontwerp-richtlijn betreffende dienstenverkeer in de interne markt3 die zou kunnen leiden tot een vergaande en snelle(re) invoering van een centraal elektronisch loket (single point of contact). De bedoeling is om tijdens het komend Nederlands voorzitterschap verdere stappen in de uitwerking van de concept-richtlijn te zetten. Bij deze heroriëntatie van de uitgangspunten zullen ook de aanbevelingen van de ACTAL om meer aan te sluiten bij initiatieven in andere Europese landen worden betrokken.

3.3 Het Basisbedrijvenregister (BBR)

Resultaten 2003

In 2003 is de Startversie van BBR (versie 1.0) ontwikkeld en is het technisch beheer belegd bij de Vereniging van Kamers van Koophandel. De realisatie, het beheer en de exploitatie worden op basis van een convenant tussen de deelnemende partijen uitgevoerd.1 De startversie overbrugt de periode totdat een wettelijk verankerd BBR operationeel is.

Eind 2003 waren de integratie- en ketentests in de ontwikkelomgeving van de Startversie BBR afgerond. Door technische problemen in de productie-omgeving is de Startversie april 2004 in productie gegaan met het laden van gegevens van de Belastingdienst en de Kamers van Koophandel.

Acties in 2004

Een volgende stap is in deze periode te bezien welke aanvullende afspraken nodig zijn om nieuwe partijen aan te sluiten. De eerst beoogde aansluiting, waarschijnlijk het Ministerie van VROM in het kader van de landelijke afvalstoffenregistratie (een samenwerkingsproject met de provincies), zal in de vorm van een pilot plaatsvinden. Deze pilot is bedoeld als leertraject voor alle betrokken partijen als het gaat om nieuwe aansluitingen.

Doel is eind 2004 en in 2005 meerdere aansluitingen mogelijk te maken. Daarom worden voorbereidingen getroffen in aanpak, techniek e.d. om de drempel om aan te sluiten zo laag mogelijk te maken. Hierbij wordt met name gekeken naar de mogelijke rol van bestaande intermediairs die reeds in het publieke domein worden gebruikt als het gaat om gegevens-uitwisseling en in de uitrol van BBR naar bijvoorbeeld gemeenten met een nog te realiseren standaard koppelvlak. Om de drempel te verlagen moet verder onder andere een aantal knelpunten zoals financiering van de exploitatie en de verdere ontwikkeling nader worden uitgewerkt met partijen.

4. Wetgeving BBR

Zoals in de inleiding aangegeven is een doel van deze brief om u te informeren over het Kabinetsvoornemen omtrent de wijze van voeding van het BBR, die consequenties heeft voor de inschrijvingsplicht in het Handelsregister. Dit is een bepalend besluit voor de verdere vormgeving van het wetgevingstraject om tot een authentiek BBR te komen.

Om in de toekomst tot een op vestigingenniveau volledig dekkend BBR te komen is in 2003 verkend welke bestaande registers als bron voor het BBR kunnen dienen. Intensieve consultatie met de meest betrokken departementen leert dat realisatie in nauw verband met het Handelsregister de voorkeur verdient, waarbij het Handelsregister de enige bron vormt. Deze voorkeur bestaat enerzijds omdat op basis van bestuurlijke en technische overwegingen het gebruik van meerdere bronnen onwenselijk is gebleken. Anderzijds bestaat deze voorkeur omdat een zeer groot deel van de bedrijven en instellingen (ca 87%) al is ingeschreven in het Handelsregister. Wat in het Handelsregister nog ontbreekt zijn de eenmanszaken in de landbouw en visserij, de vrije beroepsbeoefenaren, overheidsinstanties en nevenvestigingen van stichtingen en verenigingen.

Voor uitbreiding van de inschrijvingsplicht met de vrije beroepsbeoefenaren kan mede een argument worden ontleend aan het wetsontwerp Personenvennootschappen van het Ministerie van Justitie. Dat wetsontwerp gaat uit van het hanteren van dezelfde rechtsvorm voor een samenwerkingsverband van bedrijfsuitoefenaren en van beroepsbeoefenaren. Het ligt dan voor de hand om het begrip «ondernemingen» in de Handelsregisterwet te verbreden. De overweging daarbij is, dat het niet langer gerechtvaardigd is om het onderscheid tussen «bedrijf» en «beroep» in de economische realiteit te handhaven.

Op grond hiervan is het Kabinet dan ook voornemens de wetgeving voor het BBR uit te werken langs de lijn van een 100%-dekkend Handelsregister als bron voor BBR. Naar verwachting kan de ministerraad begin 2005 een besluit nemen over een wetsvoorstel. Het Kabinet is zich ervan bewust dat de uitbreiding van de inschrijfplicht weliswaar leidt tot een stijging van de administratieve lasten met circa 2 mln euro per jaar, maar meent dat dit moet worden gezien als een investering met het oog op administratieve lastenreductie die als gevolg van het gebruik BBR in het verschiet ligt.1

5. Doorkijk

5.1 Beheer

Een van de belangrijkste succesfactoren voor dit jaar is de totstandkoming van een beheerorganisatie voor het Elektronisch Berichtenverkeer. Deze beheerorganisatie moet na afloop van het programma in 2006 namens de deelnemende overheidsorganisaties regie voeren over exploitatie, gebruik, beheer en doorontwikkeling van de ICT-voorzieningen rond de OTP.

Terwijl het beheer van de startversie BBR en de eerste versie Bedrijven loket reeds zijn plek heeft gevonden bij de Kamers van Koophandel, moeten daarover voor de OTP in 2004 enkele belangrijke besluiten worden genomen. Het beheer van de OTP is momenteel belegd bij de Belastingdienst en deels bij het Ministerie van LNV. Uiteindelijk is het wenselijk om één partij te kiezen die voor alle overheidsdiensten de OTP gaat beheren en die de marktpartijen kan ondersteunen bij de implementatie van nieuwe informatiestromen.

Voor het beheer van OTP op de langere termijn wordt aansluiting gezocht bij andere projecten in het domein van de elektronische overheid waar gelijksoortige beheervraagstukken spelen. Uitgangspunt is dat voor basisvoorzieningen die moeten worden gebruikt door alle of vele overheidsorganisaties (zoals de OTP en de OTV) een keuze voor gemeenschappelijk beheer voor de hand ligt. Voor de vormgeving van een dergelijke gemeenschappelijke beheerorganisatie, waarbij de gebruikende overheidsorganisaties moeten worden betrokken, ligt enigerlei vorm van zelfstandige positionering in het publieke domein voor de hand. Dit jaar zullen hiervoor voorbereidende werkzaamheden worden gestart. In de eerder aangekondigde brief over de elektronische overheid zal nader op dit onderwerp worden ingegaan.

5.2 Bedrijvenservicenummer

Eénduidige opslag van gegevens vereist het toekennen van een uniek nummer. Een identificatienummer heeft in beginsel uitsluitend een administratieve functie ten behoeve van het voeren van massale administraties. Ook is het nummer noodzakelijk voor geautomatiseerde gegevensuitwisseling. Een identificatienummer op zichzelf heeft geen enkele andere waarde. Het heeft wel waarde in digitale authenticatievoorzieningen: samen met wachtwoorden, certificaten e.d. Daardoor wordt het risico beperkt dat de een zich voor de ander uitgeeft. In feite zou het daarbij om twee typen nummers gaan: het Burger Service Nummer (BSN) en het Bedrijfsservice Nummer (BN). De realisatie van het BSN is een verantwoordelijkheid van de Minister voor BVK. EZ zal de komende maanden een eerste inventarisatie starten op basis waarvan een plan van aanpak zal worden uitgewerkt om het BN te realiseren. Het BN zal onderdeel zijn van het Basisbedrijvenregister.

5.3 Ontwikkelingsperspectief: eenmalige gegevensverstrekking

Wanneer de ICTAL-voorzieningen qua functionaliteit en gebruik voldoende breedte hebben bereikt, ondersteunen zij verdere aanpassing van informatieketens en hergebruik van aangeleverde informatie. Dan kan tevens de doelstelling van eenmalig aanleveren en meervoudig gebruik realiteit worden. Op dat moment kunnen ook additionele mogelijkheden van ICT voor lastenreductie worden uitgebuit. Om nu reeds zicht te krijgen op deze mogelijkheden wordt onderzocht in hoeverre een herinrichting van informatieketens tussen bedrijfsleven en overheid kan bijdragen aan het (verder) terugdringen van administratieve lasten. Het gaat daarbij om de vraag, wie met welke informatiefunctie (verzamelen, bewerken, registereren, bewaren, distribueren, controleren) wordt belast. Tevens wordt aandacht besteed aan binnen- en buitenlandse praktijkvoorbeelden. Daarnaast wordt expliciet aandacht besteed aan de juridische, bestuurlijke en financiële consequenties die verbonden kunnen zijn aan een verschuiving van taken en verantwoordelijkheden in een keten. De resultaten van het onderzoek zullen gebruikt worden bij de acties rondom «ketenomkering en toezicht op toezicht» die zijn aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer over de departementale actieplannen.1

6. Tot slot

Het afgelopen jaar zijn de eerste stappen gezet om de ICTAL-voorzieningen draaiend te krijgen. Maar het bouwen van voorzieningen is één, het gebruik ervan is twee. In het geval van ICTAL is dat een ingewikkelde operatie, met consequenties voor de vitale bedrijfsprocessen van de deelnemende instanties. Ik heb geconstateerd dat alle betrokken partijen, overheid én bedrijfsleven, dat scherp op het netvlies hebben. Ik ben er dan ook van overtuigd dat we van dit programma een succes kunnen maken.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip


XNoot
1

Aangeboden met brief van de Minister van Economische Zaken, Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 februari 2004; Kamerstukken II, 26 643, nr. 47.

XNoot
2

Brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 14 januari 2003; Kamerstukken II, 24 036, nr. 275.

XNoot
3

Brief van de Ministers van Financiën en Economische Zaken van 9 april 2004; Kamerstukken II, 29 515, nr. 1.

* I.v.m. een correctie in de aanhef.

XNoot
1

In de Regiecommissie hebben zitting: BZK, College Bescherming Persoonsgegeven, CBS, EZ (voorzitter), Financiën, LNV, SZW, UWV, Vereniging Nederlandse Gemeenten, VROM, Vereniging Kamers van Koophandel en VWS. Actal is waarnemer. In het Platform hebben zitting: een delegatie uit de Regiecommissie, Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Koninklijk Horeca Nederland, Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen, MKB-Nederland, Nederland[]ICT, Nederlandse Vereniging van Banken, VNO-NCW en Zorgverzekeraars Nederland.

XNoot
2

De monitorcommissie staat onder voorzitterschap van prof. mr. G. Overkleeft-Verburg, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht aan de EUR.

XNoot
1

Ten aanzien van de elektronische overheid is BZK verantwoordelijk voor e-government in het algemeen en het burgerdomein, en EZ voor het nationale ICT-beleid en het bedrijvendomein.

XNoot
1

In 2004 zal bovendien ook een aantal LNV-berichtenstromen via de OTP worden verwerkt.

XNoot
1

Resp. het Routerings Instituut (inter)Nationale Informatiestromen en een organisatie die zich bezighoudt met communicatiediensten in de publieke sector.

XNoot
2

Zie www.kvk.nl of www.belastingdienst.nl.

XNoot
3

Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on services in the internal market, COM(2004) 2 final/3, 2004/0001 (COD), van 5 maart 2003.

XNoot
1

te weten de Belastingdienst, de Vereniging van Kamers van Koophandel, het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Ministerie van Economische Zaken. De UWV en LNV blijven nog wel betrokken maar zullen pas op een later stadium aansluiten op BBR. De UWV zal aanvankelijk BBR-gegevens vanuit de Belastingdienst ontvangen in het kader van Walvis/SUB.

XNoot
1

In een conservatieve schatting geraamd op 11 mln euro p.j.

XNoot
1

Brief van de Ministers van Financiën en Economische Zaken van 9 april 2004; Kamerstukken II, 29 515, nr. 1.

Naar boven