Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29510 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29510 nr. 1 |
Vastgesteld 9 april 2004
Een delegatie uit de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bracht van 12 tot en met 15 januari 2004 een bezoek aan Schotland.
Het werkbezoek stond in het teken van het stimuleren van het bèta- en techniekonderwijs en de functie van het toetsen van jonge kinderen. Op beide gebieden zijn in Schotland een aantal baanbrekende ontwikkelingen waar te nemen.
De delegatie bestond uit de leden Cornielje (voorzitter van de commissie en tevens van de delegatie (VVD)), Mosterd (CDA), Jan de Vries (CDA), Hamer (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Lambrechts (D66). Van de zijde van de Kamer werd de delegatie begeleid door de griffier van de commissie, mw. De Kler.
Het programma van het werkbezoek is in overleg met de Nederlandse ambassade in Londen opgesteld. De delegatie wenst op deze plaats nogmaals haar grote waardering en erkentelijkheid uit te spreken aan het adres van de ambassadeur en zijn staf, in het bijzonder mw. H. van Kerkoerle, voor de goed voorbereide ontvangst en de geleverde inspanningen tijdens het werkbezoek.
Het hierna volgende verslag is een weergave van opgedane indrukken tijdens de gesprekken en bezoeken op locatie, alsmede van ter hand gestelde stukken. Een programma van het werkbezoek en een overzicht van de gesprekspartners is als bijlage bijgevoegd. Voorts liggen de, tijdens het werkbezoek, aangereikte documenten ter inzage op het Commissiesecretariaat OCW.
1. Aanleiding voor het werkbezoek
In Nederland is de belangstelling voor bèta en technische studies laag in vergelijking met ons omringende landen. In 2000 studeerde slechts 14% af in een bèta of technische discipline, tegenover gemiddeld 21 % in de OESO en EU. Bovendien stijgen in de meeste EU-landen de inschrijvingen voor deze studierichtingen, terwijl deze in Nederland juist dalen. Op 19 december 2003 presenteerde het kabinet het Deltaplan Bèta/techniek1. De doelstelling van dit integrale plan is onder andere om aantrekkelijker, gedifferentieerder en populairder bèta- en techniekonderwijs te realiseren in alle onderwijssectoren. Het werkbezoek aan Schotland staat mede in het licht van de voorbereiding op de parlementaire behandeling van deze beleidsnota.
Tijdens de behandeling van de OCW-begroting 2004 heeft een meerderheid van de Kamer negatief gereageerd op de voorstellen van de minister om een verplichte begin- en eindtoets in het basisonderwijs in te voeren om de toegevoegde waarde van een school te kunnen vaststellen. De minister is afgestapt van haar plan om met ingang van 2005 alle kleuters in het basisonderwijs te testen op taal- en rekenvaardigheden. Ze heeft aangekondigd met een alternatief voorstel te komen. Ook bij de beleidsvoornemens voor de herijking van de gewichtenregeling zal de minister bezien in hoeverre kan worden aangesloten bij de feitelijke achterstand van leerlingen, zonder dat alle leerlingen worden getoetst. Ter voorbereiding op de parlementaire behandeling van deze plannen is tijdens het werkbezoek aan Schotland gesproken met de ontwikkelaar en gebruikers van de PIPS-toetsen (Performance Indicators in Primary Schools Project), met beleidsmakers en inspectie op dit gebied en met politici over het gebruik van toetsen in het onderwijs.
2. Achtergrondinformatie Schotland
Schotland heeft een populatie van circa 5 mln. mensen, hetgeen ongeveer 9% bedraagt van de totale populatie van het Verenigd Koninkrijk. Mede ingegeven door een onophoudelijke onafhankelijkheidsstrijd ten opzichte van de Engelsen, kenmerkt het Schotse volk zich door sterke tradities en een groot gevoel van eigenwaarde. Hoewel Schotland nog steeds deel uitmaakt van het Verenigd Koninkrijk, beschikt het sinds mei 1999 over een eigen parlement, bestaande uit 129 leden. De Schotse regering wordt gevormd door een coalitie van de Labour Party (50 zetels) en de Liberal Democrats (17 zetels).
Op bijna alle beleidsterreinen kent Schotland een eigen uitvoerende macht, de Scottish Executive. Alleen op terreinen als defensie en buitenlandse zaken binnen het Verenigd Koninkrijk wordt het beleid nationaal ontwikkeld door de centrale regering bepaald.
Het Schotse onderwijs wordt al veel langer bepaald door eigen keuzes en tradities. Er is al decennia een eigen departement van onderwijs: de Scottish Executive Education Department (SEED).
Het onderwijs wordt bestuurd door de diensten onderwijs van de lokale overheden2. De bekostiging van het onderwijs verloopt via de lokale autoriteiten, die daar naar eigen inzicht middelen aan kunnen toevoegen. (Er is ongeveer 4% privaat gefinancierd onderwijs in Schotland). De scholen in Schotland zijn vrijer in de inrichting van het onderwijs dan in Engeland of Wales. Schotland kent geen nationaal curriculum, maar heeft voor de schoolperiode van 5 – 14 jaar voor alle vakken richtlijnen3 ontwikkeld. Een school hoeft zich daar niet aan te houden, maar moet wel aan de inspectie uitleggen waarom voor een afwijkende inrichting is gekozen.
Het onderwijs is opgesplitst in primair onderwijs van 5–12 jaar (P1-P7) en secundair onderwijs van 12–16 jaar (S1-S4), dat wordt afgesloten met een examen voor de «standard grades» (die per vak op een verschillend niveau kunnen worden afgesloten). In het vervolg van het secundair onderwijs kan in het vijfde jaar een examen afgelegd worden in de «higher grades» en in het zesde jaar de «advanced higher grades». Ook kunnen leerlingen na de onderbouw voortgezet onderwijs doorstromen naar «further education colleges», die meer beroepsgericht zijn of naar «youth training», veelal georganiseerd door private ondernemingen. Na het algemeen secundair onderwijs kan men doorstromen naar het hoger onderwijs.
De gemiddelde kosten voor een leerling in het primair onderwijs liggen op ongeveer £ 2 700 (is circa € 4 025) en in het voortgezet onderwijs £ 3 900 (is circa € 5 815). In Nederland kost een basisschoolleerling ongeveer € 3 400 per jaar en een leerling in het voortgezet onderwijs € 5 340.
Op de internationaal vergelijkende test PISA voor vijftienjarigen behoort Schotland tot de top tien.
3. Het stimuleren van bèta- en techniekonderwijs
Van oudsher heeft Schotland naam weten te maken op wetenschappelijk gebied, zoals met de ontdekking van de stoommachine, de telefoon, de televisie, penicilline, antiseptische middelen, narcotica of het klonen van schapen. Deze sterk op wetenschap gerichte traditie heeft ook haar invloed gehad op de grote waarde die wordt gehecht aan «science education» binnen de Schotse scholen. Op het moment dat men in Engeland worstelt met grote lerarentekorten op dit gebied, beschikken bijna alle scholen voor voortgezet onderwijs in Schotland over goed bezette «physics departments», aldus één van de gesprekspartners. Dat neemt niet weg dat ook in Schotland de belangstelling dalend is en dat men zich realiseert dat het bèta- en techniekonderwijs aan een revisie toe is.
Het aandeel studenten in de totale studentenpopulatie dat een bèta of technische opleiding volgt is echter nog steeds hoger als in Nederland. Volgens cijfers van het Schotse ministerie van Onderwijs studeert nog steeds circa 25% van de studenten in het hoger onderwijs af in een aan «science» gerelateerd vak. Voor zover deze cijfers kunnen worden vergeleken met degene uit het Deltaplan bèta/techniek is dit percentage aanzienlijk hoger dan het Nederlandse percentage, dat 14% bedraagt.
De delegatie heeft overleg gevoerd over het bèta- en techniekonderwijs met vertegenwoordigers van het Schotse ministerie van Onderwijs (o.a. van de «Science and enterprise in education branch»), evenals met vertegenwoordigers van de lerarenopleiding van de University of Edinburgh en de British Association for the Advancement of Sciences (Science clubs 5–19 jarigen) en met de directeur van het Science Centre «Our dynamic earth», tevens lid van de Scottish Science Advisory Committee.
Schotland heeft al enige tijd geleden een bewuste start gemaakt met het stimuleren van nieuwe ontwikkelingen in het bèta- en techniekonderwijs. De beleidsvoornemens voor de nabije toekomst zijn vastgelegd in de beleidsnota «A science strategy for Scotland» van januari 2001. In november 2002 vond de manifestatie «Science and the Parliament 2002» plaats, die sterk gericht was op bèta- en techniekonderwijs in Schotland. Datzelfde jaar was ook de «Celebration of science year in Scotland». In maart 2003 werd de conferentie «2020 Science: science education in a changing world» georganiseerd.
Een gedetailleerde uitwerking van de «science strategy» voor het onderwijs is in November 2003 uitgebracht door de «Scottish science advisory committee»1 getiteld: «Why science education matters: supporting and improving science education in Scottish schools».
Daarin staat het enthousiast maken van jongeren voor het bèta- en techniekonderwijs centraal, evenals het stimuleren dat meer jongeren vervolgstudies kiezen op dit terrein. Dit vereist de ondersteuning en inspanning van leraren, beroepskeuzeadviseurs, ouders, media, politiek en de gemeenschap als geheel. Een gemeenschap die goed geïnformeerd is en zich bewust is van het belang van de (natuur)wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen zal betere beslissingen kunnen nemen over de mogelijke toepassingen daarvan in de samenleving, zo stellen de leden van de adviescommissie. Daarvoor wil Schotland op alle niveaus van het onderwijs een inspanning leveren.
Aanbevelingen die uit het beleidsadvies voorvloeien betreffen:
1. het «science»2 curriculum:
– het ministerie en de examenautoriteiten dienen een commissie in te stellen die het «science» curriculum gaat herzien en het toespitst op een minder overladen, flexibeler programma voor alle onderwijssectoren,
– er dient een cursus Science for Citizenship ontwikkeld te worden specifiek gericht op leerlingen die geen bèta-onderwijs gaan volgen,
– alle «science» cursussen dienen relevante ethische, sociale en milieugebonden vraagstukken aan de orde te stellen
– alle scholen voor basisonderwijs moeten de beschikking hebben over een natuur- en technieklokaal of -ruimte, om proefondervindelijk met de materie bezig te kunnen zijn,
– scholen voor basisonderwijs dienen te beschikken over leraren die zijn (bij)geschoold in natuur- en techniekonderwijs, ofwel aangesteld via clusters van scholen ofwel uitgeleend door voortgezet onderwijs,
– in elk district dient een team van «science technicians» gestationeerd te zijn in scholen voor voortgezet onderwijs, die verbonden zijn met beroeps- en hoger onderwijs en die tevens technische ondersteuning bieden aan basisonderwijs,
– het ministerie dient ook voor de langere termijn voldoende middelen ter beschikking te stellen om het «Improving science education 5–14 programme» te bestendigen.
2. het verbeteren van het imago van «school science» door het investeren in de «science» infrastructuur in scholen:
– een doorlopende investering is vereist voor moderne, goed uitgeruste laboratoria in alle scholen,
– de technische ondersteuning binnen scholen dient versterkt te worden zodat leerlingen zelfontdekkend kunnen experimenteren en praktische vaardigheden kunnen opdoen,
– alle scholen voor voortgezet onderwijs dienen over minstens één technisch assistent te beschikken die volwaardig lid is van het lerarenteam en doorgroeimogelijkheden heeft.
3. het doceren van techniek en technische vaardigheden:
– het beroepsonderwijs (Further Education Colleges) moet in staat gesteld worden aantrekkelijke technische opleidingen aan te bieden met voldoende prikkels voor leerlingen (zodat o.a. ingespeeld kan worden op de te verwachten tekorten aan elektriciens, loodgieters, metaalwerkers en timmerlieden),
– scholen en beroepsopleidingen moeten aangemoedigd worden om voldoende vaardigheidstrainingen en stages aan te bieden gericht op de technische beroepen.
4. het coördineren en verbinden van activiteiten op het gebied van «science education» door heel Schotland:
– de Scottish Higher Education Funding Council (SHEF) en het ministerie dienen samen te voorzien in financiële steun voor het oprichten van een «Scottish Science Education Network»,
– het ministerie zou aan scholen geoormerkte budgetten ter beschikking moeten stellen voor nascholingscursussen in het bèta- en techniekonderwijs,
– de regering moet het voortbestaan van de Schotse Science Centres garanderen en zien als een netwerk dat een culturele en vormende taak heeft,
– ook decanen en beroepskeuzeadviseurs dienen (bij)geschoold te worden in de nieuwe mogelijkheden van diploma's in de technieksector
5. het werven en begeleiden van de volgende generatie hoogwaardig gekwalificeerde «science teachers»:
– stimuleringsprogramma voor (jonge) natuurwetenschappenlijke academici om de overstap naar het onderwijs te maken, bijv. door kwijtschelding studieschuld of aantrekkelijk arbeidsvoorwaardenpakket,
– er dienen budgetten beschikbaar te komen voor degenen die een overstap vanuit het bedrijfsleven naar het onderwijs willen maken en daarvoor bijscholing moeten volgen,
– de strikte scheiding tussen primair en voortgezet onderwijs wat betreft onderwijsbevoegdheden moet flexibeler gemaakt worden,
– er dient met de werving van leraren vooruitgelopen te worden op de te verwachten vergrijzing van het lerarencorps
6. het onderzoek naar «science education»:
– Schotland moet zich via het «Institute for Science Education in Scotland» (ISES) verbinden met het nieuwe «National Science Learning Centre in England»,
– vanuit de algemene budgetten voor wetenschappelijk onderzoek moeten ook middelen beschikbaar worden gesteld voor onderzoek naar «science education».
De noodzaak om aan de verbetering van het «science» onderwijs te werken, werd door alle gesprekspartners onderschreven en bovengenoemd advies wordt door hen als zeer belangwekkend voor het toekomstig beleid genoemd. Als reden waarom ook in Schotland de (licht) dalende trend is ingezet ten aanzien van keuze voor de bèta- en techniekstudies wordt de invloed van ouders, leraren, vrienden op de studiekeuze genoemd, met name in de puberteitsfase.
De ambtenaar van het Schotse ministerie, Jim Braidwood, die voorheen 18 jaar leraar natuurkunde is geweest, meldde dat jaren lang natuurkunde, scheikunde en biologie tot de populairste vakken behoorden in Schotland. Vanwege een ingezette daling van de belangstelling is met de beleidsnota «Science strategy in Scotland» een budget gereserveerd van € 27 miljoen voor een periode van vier jaar met het oog op benodigde investeringen in «science education». Prioriteiten hebben het bijscholen van docenten (teacher up-skilling, «teachers motivate teachers»), het ondersteunen van vernieuwende aanpakken in het onderwijs (zelfontdekkend leren) en verbetering van de infrastructuur (laboratoria). Verder noemde Braidwood verschillende initiatieven: er zijn netwerken van natuurkundedocenten, er zijn biotechnologie-zomerscholen, er is een website «Improving science education 5–14 project», er is een Schotse Space School Foundation opgericht. Verder vertelde hij dat er een subsidiestroom op gang gebracht onder de titel Small Grants for Science, met subsidies tussen de € 750 en € 3750 die rechtstreeks aan leraren worden verschaft met als doel de overgang van primair naar secundair «science» onderwijs te versoepelen.
Tot slot noemde hij de grootschalige website «Science education in Scotland from 3–18 years»1, gefinancierd door het Schotse ministerie van onderwijs, waarop alle initiatieven, projecten, subsidies, activiteiten en onderwijsprogramma's zijn samengebracht. Hier vindt men verwijzingen naar o.a. de «Science conference 2020», de «Association for Science Education», «ISE: Improving Science Education», de «Royal Society of Chemistry» en de «Institute of Physics» die beide leermaterialen ontwikkelen, Techfest Aberdeen, «SAPS: Science And Plants for Schools» (biotechnologie-project Schotland), «SSERC: Scottish Science Equipment Research Centre», Technotots, TTA: Technology Teachers Association. Een belangrijke ontwikkeling die niet onvermeld mag blijven is «Setpoint Scotland2 ». Hierover heeft de Nederlandse organisatie Axis de delegatie voorafgaand aan het werkbezoek uitgebreid geïnformeerd. Binnen Setpoint worden de betrokkenen bij de vier leergebieden «science, technology, engineering, maths» via netwerken met elkaar in contact gebracht. Er worden allerlei activiteiten, clubs en uitdagende wedstrijden georganiseerd, ook gericht op buitenschoolse activiteiten. Succesverhalen van docenten en studenten worden actief verspreid. Het is een focuspunt voor de verzameling van informatie voor docenten, het bedrijfsleven en de industrie. Setpoint zoekt actief naar «Science and Engineering Ambassadors» die docenten kunnen ondersteunen en stimuleren bij de vormgeving en vernieuwing van hun onderwijs.
De lerarenopleider Bob Kibble, werkzaam aan de University of Edinburgh, was zeer kritisch over de motivatie binnen het Schotse onderwijs om vernieuwingen door te voeren. Volgens hem is het op zich goedlopende Schotse «science» onderwijs te lang blijven stilstaan. Het ontbreekt op dit moment aan inspirerend onderwijs op dit gebied en de deplorabele staat van de «science»-faciliteiten op de scholen doet hier geen goed aan. Het curriculum is te cognitief gericht met weinig ruimte voor innovatief materiaal om leerlingen te motiveren. Natuur- en techniekonderwijs wordt vaak als zwaar en saai beschouwd door de leerlingen. Examens domineren te zeer het onderwijsprogramma. Het is naar zijn mening absoluut niet nodig om iedereen hetzelfde curriculum te laten volgen. Bob Kibble is erg actief in het uitdragen van de boodschap dat onderwijs dient aan te sluiten bij de dagelijkse leefomgeving en belangstelling van kinderen en jongeren. Deze volgens hem noodzakelijke verandering van het onderwijs komt op gang, maar naar zijn mening niet snel genoeg. Een opmerkelijk project vormde naar zijn mening «cartoons in science education», met tekeningen van natuurkundige verschijnselen, dat er vanuit gaat dat leerlingen al pratend over hun ideeën bij de tekeningen de beste leerervaringen opdoen. Een nadeel ten opzichte van Nederland is volgens hem dat in Schotland geen verschillende educatieve uitgeverijen bestaan. Er is maar één onderwijsmethode. Waarin Schotland ook lijkt te verschillen van Nederland is dat de Schotse «science»-leraren veel actiever leerlingen proberen te winnen voor hun '«science»-vak.
Over het stimuleren van natuur- en techniekonderwijs buiten schooltijd is de delegatie geïnformeerd door de Schotse vertegenwoordigster van de British Association (BA) for the Advanced Science, Fiona Selkirk. Zij coördineert o.a. de naschoolse Science Clubs in Schotland en heeft voor de delegatie een presentatie gehouden over de «BA science awards». De BA is opgericht in 1831, heeft 32 000 leden en heeft als doelstelling het promoten en publiek toegankelijk maken van natuurwetenschappen in de samenleving, zowel gericht op het brede publiek, als op politiek en beleidsmakers, en het bedrijfsleven. De BA wil jongeren en volwassenen inspireren en actief bezig laten zijn met natuur en techniek.
Behalve de jaarlijkse nationale wetenschapsweken, wetenschapfestivals en discussieavonden organiseert de BA een groot aantal wetenschaps«wedstrijden». Fiona Selkirk noemde in dit verband de «First investigator awards» voor 5–8 jarigen die niet competitief gericht zijn, de «Young investors awards» voor 8–13 jarigen, met bronzen medailles voor 10 activiteiten op A,B, of C-niveau, zilveren medailles voor uitgebreidere activiteiten en gouden voor volledige onderzoeken. Voor de groep 12–16 jarigen bestaan de «Science communicator awards» waarin wetenschaps- en communicatievaardigheden worden gekoppeld en voor de groep 12–19 jarigen kent men de CREST-awards waarbij CREST staat voor CReativity, and Enterprise in Science & Technology. Er zijn inmiddels 3600 «science clubs» in het Verenigd Koninkrijk, met name binnen basisscholen, padvinderij, naschoolse opvang (gerund door gemeenten) en lunchclubs. Met al deze activiteiten wil men jongeren inspireren, onderzoeksvaardigheden stimuleren, ondernemerschap stimuleren en voor alles «a fun approach to science» creëren.
De delegatie heeft gesproken met acht leden van het Schotse parlement. Het parlement heeft onlangs gedebatteerd over de noodzaak van de oprichting van een nationaal instituut voor natuur- en techniekonderwijs naar aanleiding van een motie van één van hun leden. Uit het verslag van dit debat1 blijkt dat velen het belang van «science» als drijfveer van economische vooruitgang onderstrepen. De sleutel om jongeren te inspireren voor natuur en techniek ligt in de handen van de leraren. Er is grote bereidheid dit op allerlei wijzen te ondersteunen.
In augustus 2003 maakte de Schotse minister van Onderwijs bekend dat in het kader van een grootschalige vernieuwing van het onderwijs de oude schooltoetsen worden afgeschaft en de schoolvergelijkingen ofwel de «school league tables» worden stopgezet2. Men streeft voortaan naar ononderbroken leerlijnen met in de curricula meer nadruk op het onderwijsleerproces dan op het toetsen.
Binnen deze plannen worden de oude schooltoetsen voor 5 tot 14-jarigen, die regelmatig bij alle leerlingen in basisonderwijs en de eerste twee jaar van het voortgezet onderwijs werden afgenomen, vervangen door een systeem van steekproefonderzoeken, op basis waarvan het onderwijsniveau in Schotland wordt vastgesteld. De reden hiervoor is dat de oude toetsen de inrichting van het onderwijs te zeer stuurden. Het onderwijs moet naar de mening van de Schotse minister zich meer toespitsen op kindgericht onderwijs.
De delegatie heeft gesproken met ambtenaren van het ministerie van onderwijs en met de Onderwijs- en Jeugdzorginspectie over het toetsen van jonge kinderen. Ook is gesproken met betrokkenen bij het project «PIPS in Scotland», dat staat voor Performance Indicators in Primary Schools. Twee schoolleiders die PIPS als leerlingvolgsysteem gebruiken in hun school hebben de delegatie van hun ervaringen met deze toetsen op de hoogte gesteld en hebben in hun school een demonstratie gegeven van het gebruik in de praktijk. Tot slot heeft de delegatie dit onderwerp aan de orde gesteld tijdens de gesprekken met de leden van het Schotse parlement.
Geïntegreerde inspectie voor onderwijs- en zorginstellingen
Op basis van de Wet op de kinderopvang van 20011 dienen alle kinderopvang- en jeugdzorgvoorzieningen jaarlijks geïnspecteerd te worden aan de hand van nationaal vastgestelde beoordelingscriteria2. Deze wet vereist dat de onderwijsinspectie en de jeugdzorginspectie hierin gezamenlijk optreden en rapporteren.
Inspecteur Kate Cherry heeft de delegatie geïnformeerd over de stand van zaken hieromtrent. Van de driejarigen bezoekt momenteel 88% een peuterspeelzaal (op vrijwillige basis, vijf halve dagen per week) en van de vierjarigen 94%. De leerplicht begint op vijfjarige leeftijd. De kinderopvangwet heeft een enorme groei in het aantal voorzieningen en het aantal inspecties teweeg gebracht. In 1997 had men bijvoorbeeld 115 inspecties verricht, in 2003 waren dat er 1700. Het gezamenlijk optrekken van de jeugdzorginspectie en de onderwijsinspectie en het hanteren van nationale beoordelingscriteria3 hebben met zich meegebracht dat niet alleen de veiligheid, de hygiëne van de centra en de opleiding van de begeleiders verbeterd is, maar ook dat een brede vorming van kinderen meer centraal staat.
De meeste peuterspeelzalen worden gerund door de lokale overheden. Zij gebruiken gestandaardiseerde dossiers om de vorderingen van de kinderen bij te houden en zorgen dat deze worden overgedragen aan de scholen. Het is de bedoeling dat binnen enkele jaren dit soort gegevens worden opgenomen in de Personal Learning Plans, die de leerlingen bij zich houden van peuterspeelzaal tot voortgezet onderwijs.
Het afschaffen van het landelijk toetsen van (jonge) kinderen
Val Cox, hoofd van de afdeling Voorschools onderwijs van het Schotse ministerie van onderwijs, heeft de delegatie geïnformeerd over het toetsen van jonge kinderen. In Engeland heeft men een aantal jaren geleden een landelijke toets voor 3- en 4-jarigen ingevoerd, maar dit heeft niet lang stand gehouden. In Schotland heeft het landelijk testen binnen het voorschools onderwijs nooit voet aan de grond gekregen. Zelfs het principe van het formeel toetsen in primair onderwijs is verlaten. In Schotland bevordert men het gebruik van beoordelingsmethoden die het leren ondersteunen (lesmethode-gebonden toetsen). Om het landelijke onderwijsniveau te monitoren is overgegaan op grote steekproeven in plaats van het landelijk toetsen van alle leerlingen.
De leden van het Schotse parlement benadrukten dat er een overeenstemming heerst tussen politieke partijen om het principe van landelijk toetsen te verlaten. Men is druk bezig met de overgang van «testing for accountability» naar «testing for diagnostic use», met andere woorden een overgang naar toetsen voor diagnostisch gebruik in plaats van toetsen voor verantwoording van leerresultaten. Op de vraag van de delegatie hoe deze kritische houding ontstaan is, werd geantwoord dat met name leraren en ouders klaagden over de zware druk van de toetsen op de resterende onderwijstijd en het gebrek aan vrijheid om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten en af te stemmen op de behoeften van de individuele leerlingen. Naast de landelijke toetsen gebruikte eenderde van de scholen het intensieve leerlingvolgsysteem PIPS en er was sprake van een overdaad aan toetsen.
PIPS: performance indicators in primary schools
Het PIPS-project behelst een leerlingvolgsysteem dat is ontwikkeld door het Curriculum Evaluation and Management Centre van de Universiteit van Durham in Noord-Engeland, onder leiding van één van de gesprekspartners prof. Peter Tymms. Het systeem wordt gebruikt in 25 landen. In Nederland loopt al enige tijd een pilot-project, o.l.v. Anneke van der Hoeven van het ITS te Nijmegen.
PIPS is gebaseerd op gestandaardiseerde, met de computer af te nemen toetsen voor vijf-, zeven-, negen- en elfjarigen. In Schotland worden de toetsgegevens verwerkt tot leerling- en groepsrapporten door de universiteit van Aberdeen, o.l.v. één van de andere gesprekspartners, nl. prof. Mike Cowie.
Beide sprekers benadrukten dat het PIPS-leerlingvolgsysteem bij voorkeur gebruikt moet worden voor professionele monitoring door leraren en scholen en niet voor een officiële verantwoording richting de autoriteiten (door hen de «name and shame»-methode genoemd).
De onderwijsdienst van de lokale overheid Midlothian heeft bij monde van John Sayers aan de delegatie meegedeeld dat het PIPS-systeem twee belangrijke functies heeft, nl. als management- en als onderwijs-instrument, maar dan met nadruk binnen de school zelf. Het kan informatie opleveren voor de vergelijking met het peuterspeelzaal-profiel, het kan moeilijk lerende en begaafde leerlingen identificeren, het kan bijdragen aan de verdeling van de extra onderwijsgelden bìnnen de school door het schoolteam, het kan bijdragen aan de analyse van de «added value» ofwel de toegevoegde waarde van een leraar of een school aan de leerwinst van een kind. Discussiepunten hierbij zijn volgens hem de training van leraren in het gebruik van het systeem, de toegang tot de leerlinggegevens en toetsresultaten en de ondersteuning van kleine scholen bij de intensieve toetsafname.
Alle gesprekspartners benadrukten dat dit soort toetsen hun waarde verliezen als ze worden gebruikt door anderen dan het schoolteam zelf, zoals bijvoorbeeld voor de verdeling van onderwijsbudgetten. De toetsen van dit leerlingvolgsysteem zijn ook niet bedoeld voor de beoordeling door de overheid.
Even een zijspoor: voor de verdeling van de extra onderwijsbudgetten hanteert men naar de mening van de delegatie een interessant systeem. Er zijn vier niveaus van «special needs» vastgesteld. Deze zijn in een schema weergegeven. Scholen vullen zelf per niveau in aan hoeveel kinderen ze extra ondersteuning moeten geven. Bij elk van de niveaus hoort een extra vergoeding, die zij ontvangen van de gemeentelijke overheid die de budgetten voor onderwijs beheert. Met behulp van steekproeven wordt gecontroleerd of de school niet te veel extra middelen aanvragen.
5. Conclusies van de delegatie
De delegatie heeft geconstateerd dat Schotland qua cultuur en problematiek goed vergelijkbaar is met Nederland. De beleidsprioriteiten die de regeringen van beide landen stellen vertonen duidelijke overeenkomsten.
De delegatie was zeer verrast door het enthousiasme van de betrokkenen bij de nationale impuls om de belangstelling voor het bèta- en techniekonderwijs te doen toenemen. Een sterk punt is dat in Schotland al in het primair onderwijs veel aandacht bestaat voor «science». Een voorbeeld daarvan zijn de prijsvragen natuur- en techniek voor basisschoolleerlingen waarmee een medaille te winnen is. Hieraan wordt op grote schaal deelgenomen en ze lijken zeer stimulerend te zijn.
De delegatie heeft vastgesteld men in Schotland, naast een aantrekkelijk bèta- en techniekcurriculum voor degenen die er in vervolgstudies op loopbanen verder wat mee doen, sterk hecht aan een apart «science» curriculum voor iedereen. Daarin lijkt Nederland voorop te lopen met het vak ANW1 voor iedereen in de bovenbouw havo/vwo. Ook de recente trend in Schotland in de richting van zelfontdekkend leren, het verwerken van alledaagse zaken in het onderwijsproces en het niet te snel werken met theoretische formules, is in de ogen van velen al ingezet. Men is zich er zeer van bewust dat onderwijs «leuk» moet zijn.
Er zijn geen verplichte kern- of einddoelen, maar er zijn richtlijnen2 De delegatie vond het opmerkelijk dat niet alleen het onderwijs zich op deze «guidelines» richt, maar ook de «science»-centra en de universiteiten. De delegatie is van mening dat de traditie van «science awards» voor alle leeftijden iets is waar Schotland trots op kan zijn. Vergeleken met Nederland komt er in Schotland veel meer input vanuit de natuurwetenschappen richting onderwijs. Het ontbreekt Nederland aan een organisatie zoals de «British Association for the Advancement of Science», die gerund wordt door natuurwetenschappers. De delegatie merkte op dat de vernieuwingsdrang in Schotland soms wat te geforceerd lijkt. Men kijkt te weinig naar wat men in Schotland goed doet ten opzichte van andere landen, zoals de eeuwenoude traditie van veel«science» in het onderwijs, de goede prestaties op internationale toetsen, de betrokkenheid van de natuurwetenschappers bij het onderwijs.
Ten aanzien van het toetsen constateerde de delegatie enerzijds dat de Schotse regering en het parlement bezig zijn met het afstoten van landelijke toetsen in het basisonderwijs en anderzijds dat veel scholen op vrijwillige basis bezig zijn met het invoeren van een nieuw systeem van toetsen. Al snel werd duidelijk dat dit te maken heeft met het doel waarvoor de toetsen gebruikt worden. Het afschaffen van de landelijke toetsen houdt verband met de weerzin die bij leraren en ouders ontstaan is tegen de zogenaamde «league tables», de landelijke vergelijking van scholen op basis van leerlingresultaten.
Het toenemend vrijwillig gebruik van de PIPS-toetsen, vergelijkbaar met het CITO-leerlingvolgsysteem, heeft blijkens de gesprekspartners te maken met de positieve invloed van dit soort instrumenten op het overzicht dat schoolleiders en leraren houden op de voortgang van leerproces van individuele of groepen leerlingen, over de jaren heen. De delegatie achtte de PIPS-toetsen voor jonge kinderen aantrekkelijk in hun eenvoud. Ook merkte de delegatie op dat men in Schotland, sinds het afschaffen van de landelijke toetsen, is overgegaan op het via steekproeven vaststellen wat het gemiddelde onderwijspeil van de leerlingpopulatie is. Het op deze wijze hanteren van toetsen is aan de orde geweest in Nederland tijdens de behandeling van de OCW-begroting 2004, toen gesproken werd over het gebruik van toetsen voor het meten van de «toegevoegde waarde» van scholen en het op termijn vaststellen van de feitelijke achterstanden. De delegatie concludeerde tijdens het werkbezoek dat het hanteren van een toetssysteem door leraren en schoolleiders positief kan bijdragen aan de interne kwaliteitszorg, maar dat dit niet gekoppeld zou moeten worden aan financiering omdat dit moeilijk samengaat met een betrouwbaar gebruik van de toetsen. Naar aanleiding van het bezoek aan het Schotse parlement merkt de delegatie op dat het mondelinge vragenuur (eerst een half uur met de minister-president, daarna met vakministers die overigens ook lid van het parlement zijn) zeer levendig overkomt. Wat hierbij opvalt is dat de vragenstellers, in aanwezigheid van de voltallige Kamer, opstaand vanuit hun eigen stoel de vraag stellen. De instemmende of afkeurende geluiden van de aanwezige leden is karakteristiek voor de parlementen in het Verenigd Koninkrijk.
| Programma: | |
| maandag 12 januari | |
| 11.30 uur | Aankomst in Edinburgh. |
| 14.00 uur | Rondleiding door het nieuwe Schotse parlementgebouw (in aanbouw). |
| 15.45 uur | Wandeling met gids door Edinburgh. |
| dinsdag 13 januari | |
| 09.15 uur | Ontvangst door Scottish Executive Education Department (SEED) en algemene inleiding over het Schotse onderwijssysteem door Philip Rycroft, Head of Schools Group SEED. |
| 10.30 uur | Inleiding «Promoting science in secondary schools» door Jim Braidwood, Science and Enterprise in Education Branch, Assessment and Curiculum Division SEED. |
| 12.00 uur | Informele discussie tijdens broodjeslunch. |
| 13.00 uur | Gesprek over «de integratie van inspecties in onderwijs- en zorgsector» en over «testen en beoordelen in het kleuteronderwijs» met Val Cox, Head of Early Education & Child Care Division SEED en Kate Cherry, Lead Inspector Early Years HMIE. |
| 17.00 uur | Gesprek over onderwijs en opleiding in bèta-vakken met lerarenopleider Bob Kibble, Faculty of Education, University of Edinburgh op het kantoor van de Consul. |
| 19.30 uur | Diner aangeboden door drs. Christina Jansen, Ambassaderaad voor Persen Culturele Zaken van de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Londen. Tevens was ook de Honoraire Consul te Edinburgh Michael Hughes uitgenodigd alsmede gespreksparters van het werkbezoek. |
| woensdag 14 januari | |
| 09.00 uur | Bezoek aan Midlothian Education Authority, introductie door de directeur Donald MacKay. |
| 09.15 uur | Gesprek over de functie die door de locale autoriteiten toeschrijven aan het gebruik van PIPS (Performance Indicators in Primary Schools) met John Sayers, education officer. |
| 09.45 uur | Presentatie over het gebruik van PIPS in hun scholen door twee schoolleiders, Shena Daw en Suzanne Deen. |
| 11.00 uur | Bezoek aan Hawthornden Primary School met een demonstratie van toepassing PIPS-toetsen. |
| 13.00 uur | Retour naar Edinburgh. |
| 14.30 uur | Gesprek over PIPS met ontwikkelaar van PIPS prof. Peter Tymms, University of Durham, en promotor/coördinator van PIPS in Schotland, dr. Mike Cowie, University of Aberdeen. |
| 17.00 uur | Discussie over stimulering van «science education» tijdens en na schooltijd met de Schotse vertegenwoordigster van de British Association for the Advanced Science, Fiona Selkirk (geeft o.a. leiding aan de naschoolse Science Clubs in Schotland). |
| donderdag 15 januari | |
| 09.20 uur | Bezoek aan Science Centre «Our dynamic earth» met een rondleiding o.l.v. de directeur Stuart Monro, tevens lid van de Scottish Science Advisory Committee. |
| 11.00 uur | Overleg met delegatie van onderwijscommissie van het Schotse Parlement over het stimuleren van bèta- en techniekonderwijs, over het toetsen van (jonge) kinderen en over het kiesstelsel. |
| 12.00 uur | Bijwonen van het mondelinge vragenuur in Schotse parlement. |
| 13.00 uur | Lunch met Schotse parlementariërs. |
| 17.00 uur | Vertrek naar Amsterdam. |
Aangeboden bij brief van 19 december 2003 door ministers van OCW, EZ en SZW (briefnr. OCW0301150)
The Scottish Science Advisory Committee is een onafhankelijke adviesommissie die is opgericht in mei 2002 met als doel de regering te adviseren over «scientific issues, including science strategy, science policy and science priorities». De commissie heeft deskundigheid op verschillende terreinen, zoals op het gebied van onderwijs, bedrijfsleven, technologie, gezondheid, ethiek, voorlichting, etc.
Er zijn 14 algemene beoordelingscriteria voor kinderopvang- en jeugdzorgvoorzieningen, te weten:
1. Zich welkom en gewaardeerd voelen
2. Een veilige omgeving
3. Gezondheid en welbevinden
4. Betrokkenheid bij kinderen
5. Ervaringsdeskundigheid
6. Ondersteuning en ontwikkeling
7. Een zorgzame omgeving
8. Gelijkheid en eerlijkheid
9. Betrokkenheid van de omgeving
10. Betrokkenheid van andere dienstverlening
11. Goede toegang leer- en ontwikkelingsmateriaal
12. Vertrouwen in de staf
13. Continu werken aan kwaliteitsverbetering
14. Goed leiderschap
Deze algemene criteria zijn nader uitgewerkt in onderliggende beoordelingspunten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29510-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.