Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29508 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29508 nr. 1 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2004
Hierbij bied ik u aan de nota «De Schaduwmacht – de invloed van politieke commissies». De nota bevat een analyse van het functioneren van ad hoc commissies die de afgelopen acht jaar door de regering zijn ingesteld. Op grond van deze analyse trek ik de volgende conclusie en doe ik een aantal aanbevelingen.
De fractie van GroenLinks is van mening dat Nederland af moet van de verstikkende deken van consensus die de commissies over de politiek leggen. Ze verzwakken het democratische proces. Politici moeten weer hun «eigen verantwoordelijkheid» nemen en zelf politieke keuzes maken en verdedigen. De verantwoordelijkheid voor de besluitvorming moet daar weer komen te liggen waar ze hoort: bij de politici. Daarom moet er een eind komen aan de huidige praktijk van commissies. Zowel voor de ad hoc onderzoekscommissies, die ingesteld worden met als opdracht waarheidsvinding, als voor de grote groep ad hoc commissies van advies.
Een aantal aanpassingen in de werkwijze van de regering en van de Kamer kunnen zorgen voor een transparante procedure waarbij de gevestigde orde niet langer door politieke benoemingen het debat kan smoren. De aanbevelingen kunnen tevens een te sterke vermenging met bedrijfsleven terugdringen.
1. Minder commissies, meer gebruik bestaande onderzoeksmogelijkheden
Er moeten minder adviescommissies komen en we moeten meer gebruik maken van de reeds aanwezige deskundigheid en de reeds bestaande onderzoeksraden.
Naast adviescommissie hebben ook onderzoekscommissies te maken met politieke benoemingen. Dit kan gaan wringen met de eis van onafhankelijkheid van de commissie. Daarom moet dergelijk onderzoek voortaan in beginsel alleen gedaan worden door bestaande onafhankelijke onderzoeksraden, zoals de Algemene Rekenkamer, de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid en Raad voor de Veiligheid i.o. Het kabinet noch de Kamer kan deze raden opdracht geven tot onderzoek. Wel kan middels een Kameruitspraak, bijvoorbeeld na een crisis of ramp, de betreffende raad gevraagd worden onderzoek te doen. Het kabinet kan slechts gemotiveerd afwijken van deze regel. Wanneer zij van mening is dat een special ad hoc commissie ingesteld moet worden, legt ze dit eerst voor aan de Kamer.
Voorstel 1: De Kamer roept de regering op zeer terughoudend te zijn in het instellen van ad hoc commissies van advies
Voorstel 2: De Kamer verzoekt de regering onderzoek ten behoeve van waarheidsvinding in beginsel over te laten aan bestaande onafhankelijke onderzoeksraden. De regering kan slechts gemotiveerd van deze regel afwijken.
2. Open voordracht leden commissie
GroenLinks wil dat het parlement een beslissende rol krijgt in de samenstelling van de commissie. Daartoe moet het kabinet niet meer zelf de commissieleden selecteren, maar kandidaten voordragen. Het parlement kiest dan de leden, waarbij er voor het voorzitterschap minimaal drie kandidaten moeten zijn. Hiermee wordt de transparantie en de democratische controle vergroot. Deze procedure is al gebruikelijk bij de benoeming van leden van bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer. De Kamer kan er dan tevens op toezien dat de commissies evenredig zijn samengesteld (bijvoorbeeld ten aanzien van de verhouding man-vrouw).
Voorstel 3: De Kamer verzoekt de regering, ingeval zij bij uitzondering besluit een ad hoc commissie in te stellen, een voordracht te doen van de kandidaat-leden, waarna de Kamer een keuze maakt uit de voorgestelde kandidaten. Voor het voorzitterschap worden minimaal drie kandidaten voorgedragen.
3. Benoem meer Belgen in de commissies
Belgische (Vlaamse) deskundigen hebben twee kenmerken die ze geschikt maken voor het lidmaatschap van de Nederlandse commissie. Ze spreken de taal en de kans is zeer gering dat zij verstrengelde belangen hebben. Zij behoren per definitie niet tot het Nederlandse politieke establishment.
Voorstel 4: De Kamer spreekt uit dat bij de benoeming van leden van ad hoc commissies van advies en/of onderzoek uitdrukkelijk gekeken dient te worden naar kandidaten uit België
4. Hoorzittingen met commissieleden
Het parlement moet hoorzittingen houden met (beoogde) commissieleden. Daarin kan de Kamer de te benoemen voorzitter en leden bevragen. Zo moeten de beoogde voorzitter en leden duidelijk maken welke nevenfuncties zij hebben en of die mogelijk hun functioneren als commissielid beïnvloeden.
Voorstel 5: De Kamer hoort de door de regering voorgedragen leden van ad hoc commissies, voordat zij komt tot een besluit over de samenstelling van de commissie.
5. Kamer debatteert eerst met commissie
De commissie moet na afloop verantwoording afleggen aan het parlement. Zoals gebruikelijk is bij adviezen van parlementaire onderzoeks- of enquêtecommissie zal de Kamer eerst in debat gaan met de commissie voordat zij met het kabinet debatteert.
Voorstel 6: De Kamer spreekt uit dat de vaste kamercommissies afspraken maken over het houden van een hoorzitting met een ad hoc commissie, voorafgaand aan het overleg met de regering over het kabinetsstandpunt ten aanzien van het advies of verslag van deze commissie.
Een groot bezwaar is dat het werk van een commissie zich voltrekt achter gesloten deuren. Daarom moet de commissie in principe in openbaarheid haar werk doen en in ieder geval een aantal openbare zittingen houden.
Voorstel 7: De Kamer verzoekt de regering te bewerkstelligen dat de plenaire zittingen van ad hoc commissies in beginsel openbaar toegankelijk zijn.
7. Meer onderzoekscapaciteit Parlement
Tegelijkertijd dient het parlement haar eigen onderzoekscapaciteit te vergroten. Om onze «eigen verantwoordelijkheid» te kunnen nemen en niet afhankelijk te zijn van rapporten van externen zal de Kamer zelf veel vaker op zoek moeten gaan naar feiten en omstandigheden. Als Kamer dienen we alleen de feiten te laten tellen: naam en prestige van onderzoeksbureau, adviesfirma, of groep van ex-politici zegt ons niets, en zal ons niet langer imponeren.
Voorstel 8: De Kamer verzoekt het Presidium te komen met voorstellen om de onderzoekscapaciteit van de Kamer flink te vergroten.
Duyvendak
De invloed van politieke commissies
De «commissie Meijer» legt op dit moment de laatste hand aan haar rapport over de toekomst van de Waddenzee. Wim Meijer, PvdA prominent, rondt binnen drie maanden zijn tweede commissie af. Dergelijke commissies vormen de schaduwmacht van de Nederlandse politiek. Wim Meijer is één van de toppers daarbinnen. Onderzoek van GroenLinks laat een nauw verweven netwerk zien van politieke benoemingen, achterkamertjespolitiek en invloeden vanuit de top van het bedrijfsleven.
Sinds 1994 heeft de regering 90 politieke commissies ingesteld. Dat zijn gemiddeld 10 commissies per jaar. De leden van deze commissies vormen een schaduwmacht binnen de Nederlandse politiek. Die schaduwmacht voert zijn werk uit in achterkamers. Zonder de openheid en controle die hoort bij een parlementaire democratie. De voorzitters en leden van de commissies zijn partijpolitiek benoemd. Ze behoren doorgaans tot de gevestigde orde van (grote) regeringspartijen. De voorzitter is in 82% van de gevallen lid van CDA, PvdA, VVD of D66. Er is sprake van een nauw gesloten «old-boysnetwork» dat nauw verweven is met de top van het bedrijfsleven. De commissie Meijer, die eind maart 2004 haar rapport presenteert, is hier een markant voorbeeld van.
1. Hans Alders
2. Roel In 't Veld
3. Elco Brinkman
4. Joan Leemhuis-Stout
5. Loek Hermans
6. Hans Blankert
7. Jan Terlouw
8. Wim Meijer
9. Alexander Rinnooy Kan
10. Piet Hein Donner
Commissies bouwen consensus maar ondermijnen tegelijkertijd een herkenbare democratie. Het zijn de politici die visies moeten hebben en lastige keuzes moeten maken. Zij moeten daarover het debat voeren en verantwoording afleggen aan de kiezer. Politici moeten weer hun eigen verantwoordelijkheid nemen en zich niet langer laten piepelen door al die commissies. Als Kamer dienen we alleen de feiten te laten tellen: naam en prestige van onderzoeksbureau, adviesfirma, of groep van ex-politici zegt ons niets, en zal ons niet langer imponeren.
GroenLinks doet daarom onder andere de volgende voorstellen:
1. Minder commissies, meer gebruik bestaande onderzoeksmogelijkheden.
2 Het kabinet doet een open voordracht voor de leden van een commissie, het parlement kiest.
3 Benoem meer Belgen.
4 Het parlement houdt hoorzittingen met commissieleden
5 De Kamer debatteert met de commissie voor het debat met de regering
6 De zittingen van commissies worden in principe openbaar
7 Het parlement krijgt zelf meer onderzoekscapaciteit
De «commissie Meijer» legt op dit moment de laatste hand aan haar rapport over de toekomst van de Waddenzee. Wim Meijer, PvdA prominent, rondt binnen drie maanden zijn tweede commissie af. Dergelijke commissies vormen de schaduwmacht van de Nederlandse politiek. Wim Meijer is één van de toppers daarbinnen.
Het wordt gezien als een «goede» Nederlandse traditie: het kabinet ziet zich gesteld voor een moeilijke taak en stelt een commissie in om de kastanjes uit het vuur te halen. Het politieke verleden kent vele voorbeelden. Sinds 1994 werd 90 maal een commissie ingesteld. Dat zijn gemiddeld meer dan 9 commissies per jaar.
We zijn in Nederland, mede door het hoge aantal, aardig gewend geraakt aan de commissies. Ligt er een netelige kwestie, moeten politieke meningsverschillen weggemasseerd worden, is er een ramp gebeurd, of heeft een minister of het kabinet geblunderd? Een commissie van «zwaargewichten» lost het vuile werk op. Deze «goede gewoonte» kent echter een forse schaduwzijde. De leden van de commissies vormen een schaduwmacht binnen de Nederlandse politiek. Deze schaduwmacht voert zijn werk uit in achterkamers. Zonder de openheid en controle die hoort bij een parlementaire democratie. Daarnaast behoren de voorzitters en leden van de commissies vrijwel allen tot grote partijen en/of regeringspartijen. De voorzitter van een commissie is in 82% van de gevallen lid van CDA, PvdA, VVD of D66. Er is sprake van een nauw gesloten «old-boysnetwork» dat nauw verweven is met de top van het bedrijfsleven. De commissie Meijer, die eind maart 2004 haar rapport zal presenteren, is hier geen uitzondering op. Sterker nog, het iséén van markante voorbeelden.
Commissies bouwen consensus maar ondermijnen tegelijkertijd een herkenbare democratie. Het zijn de politici die visies moeten hebben en lastige keuzes moeten maken. Zij moeten daarover het debat voeren en verantwoording afleggen aan de kiezer. Politici moeten weer hun eigen verantwoordelijkheid nemen en zich niet langer laten piepelen door al die commissies. Als Kamer dienen we alleen de feiten te laten tellen: naam en prestige van onderzoeksbureau, adviesfirma, of groep van ex-politici zegt ons niets, en zal ons niet langer imponeren.
Samengevat kent de schaduwmacht de volgende negatieve kanten:
1. De angel uit het politieke debat. De inhoud van het advies wordt in vrijwel alle gevallen bepaald door de consensus tussen de grote drie partijen, aangevuld met D66. Vaak wordt het advies min of meer integraal overgenomen door kabinet en Tweede Kamer. De politieke verschillen worden weggemasseerd, doordat partijen zich gebonden voelen aan de uitkomst van de commissie en aan hun partijgenoten.
2. De gevestigde orde maakt de dienst uit. De agenda en de uitkomst van commissies worden bepaald door de gevestigde orde: de grote politieke partijen en de sterke lobby's (vooral bedrijfsleven en grote instellingen)
3. Gebrek aan openheid. De standpunten van de commissies komen tot stand in de achterkamers. Als er al debat is binnen de commissie, weet niemand daarvan. Er is geen openbaarheid, geen controle en het parlement staat aan de zijlijn.
4. Ons kent ons. De voorzitters van de commissies vormen steeds meer een old-boys-network. Het zijn steeds dezelfde mensen die de commissies vormen. Die mensen hebben vaak een grote verstrengeling van functies en belangen in de top van overheid, politiek en bedrijfsleven.
We gaan even terug naar 1989. In het eerste Structuurschema Verkeer en Vervoer, van Hanja May-Weggen, werd een plan gepresenteerd voor een nieuwe goederenspoorlijn tussen de Rotterdamse haven en Duitsland. Voor een bedrag van circa 700 miljoen euro zou deze lijn grote hoeveelheden goederen naar het achterland kunnen vervoeren. Na jaren van voorbereiding komt het kabinet in 1994 met een besluit tot de aanleg van de Betuweroute. De Tweede Kamer had echter zeer grote bedenkingen. Vooral coalitiepartner VVD ligt dwars. Tot weerzin van het Paarse kabinet, dat in de formatie sterk belobbyd is en met premier Kok een fervent voorstander van de lijn in de gelederen heeft. Het verzet van de VVD lijkt te gaan leiden tot een probleem in de formatie. Om dit te voorkomen, wordt besloten een commissie in te stellen. Commissaris van de Koningin in Friesland en VVD-prominent Loek Hermans voert een commissie aan, waarin ook PvdA-ers Jacqueline Cramers en Annie Brouwer-Korff zitting hebben. Secretaris van de commissie is Roel Bekker van bureau Berenschot. Bekker, ook PvdA-er, wordt later benoemd als Secretaris-Generaal bij het ministerie van VWS.
Na maanden van onderzoek en onderhandeling achter gesloten deuren komt de commissie met haar resultaten. Alles wijst erop dat de commissie negatief zal adviseren: de lijn zal niet rendabel zijn, er zal te weinig goederenpotentieel zijn om te vervoeren. Sommige journalisten hebben hun stukken de avond tevoren al klaar, op basis van het concept-eindrapport. Tot ieders verrassing blijkt het rapport ineens positief te oordelen. VVD-er Hermans komt met de ultieme uitvlucht voor de VVD-fractie in de Tweede Kamer. Het rapport biedt de VVD de mogelijkheid om een inhoudelijke draai van 180 graden te maken. Vanaf dat moment is de VVD een voorstander van de Betuweroute. VVD-woordvoerder en aanvankelijk groot tegenstander Jan-Dirk Blaauw verschiet van standpunt en de Kamer gaat in meerderheid akkoord. Naar later zal blijken, is die draai cruciaal.
Nu, in 2004, zijn de kosten van de aanleg van de lijn opgelopen tot bijna 5 miljard euro. De lijn zal een jaarlijks exploitatieverlies kennen van meer dan 25 miljoen euro. De commissie-Hermans heeft een prestatie van formaat geleverd. Niet in de vorm van een rapport dat alle twijfels wegneemt, of door een nieuw of verrassend inzicht. De prestatie was dat Hermans er voor zorgde dat het kabinet een moeilijk besluit uiteindelijk vrij makkelijk door de Kamer kreeg. Want het verzet was gebroken en sinds 1995 staan de drie grote partijen fier achter de Betuweroute.
Anno 2004 dreigt bijvoorbeeld hetzelfde te gebeuren met het rapport van de commissie-Meijer over de Waddenzee. De commissie-Meijer heeft tot taak «integraal» naar de toekomst van de Waddenzee te kijken. De commissie is kort voor de zomer van 2003 ingesteld door staatssecretaris Van Geel (VROM).Van Geel staat voor een lastige politieke opdracht: hoe verkopen we het boren naar gas in de Waddenzee? En kunnen we in één moeite door iets doen aan de kokkelvisserij? Het lijdt geen twijfel dat Van Geel wil dat de commissie adviseert dat er geboord moet worden. Hij heeft meerdere keren publiekelijk te kennen gegeven wel wat te voelen voor het idee van IMSA-directeur en NAM-adviseur Wouter van Dieren: sta boren toe, en koop met de gasbaten de kokkelvissers uit.
Toch ligt het boren in de Waddenzee politiek en maatschappelijk erg lastig. In deze constellatie is een commissie gauw benoemd. En ook hier gebeurt dit volgens de traditie van politieke pacificatie: de commissie heeft vertegenwoordigers van de drie grote partijen die Nederland kent: Wim Meijer (PvdA), Loek Hermans (VVD) en Tineke Lodders (CDA). Geen van deze drie mensen heeft enige specifieke ervaring of kennis op het terrein van de Waddenzee. Stel je voor dat de burgers Meijer, Hermans en Lodders bij elkaar zouden gaan zitten om een boekje te schrijven over de Waddenzee. Zou iemand in het resultaat geïnteresseerd zijn? Nee, natuurlijk niet. Ze zijn gevraagd vanwege een heel andere expertise: ze zijn gepokt en gemazeld als bestuurders. Ze kennen de Nederlandse bestuurspraktijk van haver tot gort. Ze kunnen leveren wat Van Geel op eigen kracht niet vermag: een nieuwe consensus bereiken over boren in de Waddenzee. Gedragen vanuit de drie grote politieke formaties die Nederland rijk is. De keuze van Meijer als voorzitter is extra opmerkelijk. Hij is namelijk ook voorzitter van de Mijnraad. De Mijnraad heeft tot taak de Minister van Economische Zaken te adviseren over de door de minister te verlenen vergunningen in het kader van de opsporing en winning van delfstoffen. Op zijn minst opmerkelijk. Stel, de commissie Meijer adviseert dat boren naar Waddengas mogelijk moet worden. Stel, het kabinet neemt dit advies over. Dan zal zij hierover advies moeten vragen aan ... Wim Meijer, voorzitter van de Mijnraad.
De gang van zaken rond de commissies Hermans en Meijer is opmerkelijk. Die gang van zaken is exemplarisch voor de rol die commissies spelen in de Nederlandse politiek. Op heikele momenten in de politiek bood het advies van een commissie vaak de helpende hand aan het kabinet om voor een moeilijk besluit politieke en maatschappelijke steun te verkrijgen. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de belangrijkste commissies die sinds Paars 1 zijn ingesteld. Dit overzicht geeft een duidelijk beeld van de schaduwzijde van de macht van de commissies. In deze nota brengen wij die schaduwzijde verder in beeld en doen wij voorstellen voor verandering.
Voor we dat doen nog een opmerkingen over de soorten commissies die we hier bespreken. Grosso modo zijn er twee soorten commissies, afhankelijk van hun opdracht. Ten eerste zijn er commissies die na een ramp of crisis verantwoordelijk zijn voor waarheidsvinding. Denk hierbij aan de commissies die ingesteld zijn na de vuurwerkramp in Enschede (Oosting), de cafébrand Volendam (Alders) of de mogelijke misbruik van ESF-subsidies (Koning). De tweede en grootste categorie is die van de commissies voor politiek advies en consensus. Los van deze categorieën worden er incidenteel commissies ingesteld om te bemiddelen in een conflict, zoals rond de crisis bij de NS-top door Blankert en Stekelenburg. Deze commissies zijn voor de volledigheid wel meegenomen in deze notitie, maar zullen niet verder worden uitgewerkt.
De angel uit het debat: Politieke pacificatie
Het verkrijgen van consensus is diep geworteld in de Nederlandse parlementaire democratie. Zonder consensus lijkt Nederland onbestuurbaar en die consensus komt vaak tot stand in de achterkamertjes. De kabinetsformatie is een terugkerend voorbeeld van deze consensuscultuur. Op de belangrijkste onderwerpen wordt voor vier jaar vastgelegd wat de speelruimte is waarbinnen het debat gevoerd mag worden. Vaak is die speelruimte een gedwongen compromis tussen twee of meerdere partijstandpunten. Soms ook worden cruciale beslissingen genomen. Neem de aanleg van de Betuweroute, of afspraken over de WAO, de groei van Schiphol of het hoger onderwijs. Deze belangrijke voornemens zijn niet altijd terug te vinden in de tekst van het regeerakkoord. Daarvoor liggen de onderwerpen soms «te gevoelig» in de maatschappij of in (één van) de partijen. Zomaar opschrijven dat Schiphol te belangrijk is om in zijn groei geremd te worden door geluidsgrenzen, of dat er beknibbeld zal worden op de WAO, zou zorgen voor onrust in de samenleving en in de partij. Dus moet er een manier gevonden worden om deze besluiten voor te koken en, zonder al teveel politieke weerstand, door te drukken.
Commissies vervullen daarin een cruciale rol. De commissie haalt de kastanjes voor het kabinet uit het vuur. Daarom zie je ook dat het kabinetsbesluit doorgaans niet of nauwelijks afwijkt van het commissieadvies en dat een meerderheid van de Tweede Kamer zich daar vaak tamelijk willoos naar voegt. Voorbeelden zijn er genoeg: het advies van de commissie-Donner over de toekomst van de WAO (2000), het rapport van de commissie In 't Veld over de milieugrenzen van Schiphol (1998), of bijvoorbeeld de commissie Hermans over de Betuwelijn (1995). Het kabinet neemt het advies over, en doet in lijn ermee concrete voorstellen aan de Tweede Kamer. De Tweede Kamer gaat niet veel verder dan het veranderen van punten en komma's. Immers, de fracties zijn op meerdere manieren gebonden aan het commissieadvies: men steunt in principe het kabinetsbeleid, de fracties hebben zelf hun handtekening onder het regeerakkoord gezet en één of meerdere commissieleden zijn prominente politici uit de eigen regeringspartij. Soms zijn er ook varianten op deze regel. Zo verscheen onlangs het rapport van de commissie Franssen over het volgen van inburgeringscursussen in het land van herkomst. De conclusie van de commissie, dat inburgeren in het land van herkomst duur en nodeloos ingewikkeld is, kwam kennelijk niet overeen met de gewenste uitkomst. Het rapport was in tegenspraak met het standpunt van het kabinet en de grote fracties. Prompt werd Jan Franssen door partijgenoot Hirsi Ali verweten dat «hij de opdracht niet had begrepen.» Hij had het spel niet volgens de regels gespeeld, hij leverde niet wat was gevraagd. De kritiek richtte zich niet op de inhoud van het advies maar op de adviseur die niet had begrepen wat er van hem werd verwacht.
Het advies van een commissie wordt vaak, mede dankzij een zorgvuldig geregisseerde mediapresentatie, opgevat als een belangrijk nieuw politiek feit. Het advies zorgt bijna altijd onmiddellijk voor een perspectiefwisseling in het publieke debat. Het rapport wordt een nieuw ijkpunt. Dat is op zich al een prestatie van formaat, want in negen van de tien gevallen geeft de inhoud daar geen aanleiding toe. Het is de kracht van de consensus die verblindend werkt. Interessant is hier de wisselwerking met de media. Zij besteden altijd veel aandacht aan de (uitgelekte conceptversies) van de adviezen. Zij doen dat, zo zeggen ze, omdat ze weten dat zo'n advies een grote impact zal hebben op het politieke debat. Maar doordat ze hierop anticiperen en het zo prominent brengen, vergroten ze op hun beurt weer de impact van het advies.
Een analyse van de commissies sinds het aantreden van Paars I (1994) levert een ontluisterend beeld op van de politieke kleur van die commissies. De onderstaande figuur maakt dit duidelijk. In 88% van de gevallen heeft de voorzitter van een commissie een duidelijke politieke kleur. Soms wordt iemand juist gekozen vanwege zijn onafhankelijkheid (Oosting, Berkhout). Maar dit zijn de uitzonderingen: in slechts 12% van de gevallen heeft de voorzitter geen (duidelijke) politieke komaf.
Het overgrote deel van de voorzitters bestaat uit politici die hun sporen in Den Haag al verdiend hebben en zich in de betrekkelijke luwte van de politiek bevinden. Vooral (oud)commissarissen van de Koningin doen het goed (Meijer, Alders, Leemhuis-Stout, Vonhoff, Hermans, Terlouw, Franssen). Dat zij weg zijn uit de Haagse politiek wil natuurlijk niet zeggen dat zijn geen politieke invloed meer hebben. Integendeel. Juist doordat zij geen directe verbinding met het kabinet of met een Tweede-Kamerfractie hebben, is hun invloed achter de schermen vaak groter.
Het is opvallend hoe sterk de «grote drie» zijn oververtegenwoordigd. In 74% van de gevallen is de voorzitter lid van PvdA, CDA of VVD. Tijdens de kabinetten-Kok was ook de andere Paarse partner, D66, goed vertegenwoordigd. Slechts 3 commissievoorzitters vormen een uitzondering op de regel (Rosenmöller, Borghouts en Schutte).
Overigens is er een duidelijk verschil tussen politieke kleur en politieke benoemingen. Het lidmaatschap van een politieke partij maakt niemand ongeschikt om een dergelijke functie te bekleden. Wij hebben geen enkel bezwaar tegen het hebben van een politieke kleur. Waar de schoen wringt, is waar er sprake is van politieke benoemingen. Daar is sprake van als iemand alleen aan een commissie deel kan nemen of een commissie kan voorzitten wanneer hij of zij tot het establishment van een bepaalde politieke partij behoort. Er is nog sterker sprake van een politieke benoeming wanneer die benoeming uitsluitend is gebaseerd op politieke overwegingen en niet op basis van inhoudelijke deskundigheid. Dat de commissievoorzitter doorgaans een prominent lid is van één van de «grote drie» is natuurlijk niet voor niets. Alleen zij kunnen zorgen voor de essentiële verbintenis met het kabinet en de meerderheid in de Kamer. Hun adviezen krijgen alleen deze impact door de wisselwerking met de regering en, in mindere mate, met het parlement.
Uit het overzicht komt een duidelijk top naar voren van veelgevraagde voorzitters1.
1. Hans Alders
2. Roel In 't Veld
3. Elco Brinkman
4. Joan Leemhuis-Stout
5. Loek Hermans
6. Hans Blankert
7. Jan Terlouw
8. Wim Meijer
9. Alexander Rinnooy Kan
10. Piet Hein Donner
De achterkamers en het gebrek aan lef
De adviescommissies bouwen consensus maar ondermijnen tegelijkertijd een herkenbare democratie. Het zijn de politici die visies moeten hebben en lastige keuzes moeten maken. Zij moeten daarover het debat voeren en verantwoording afleggen aan de kiezer.
Regering roepen de hulp van commissies niet in vanwege een gebrek aan deskundigheid of kennis. Het kabinet kent meerdere adviesraden, die het kabinet gevraagd en ongevraagd van advies voorzien. Denk aan de WRR, de SER, de Raad voor Verkeer en Waterstaat of de Onderwijsraad. Zo had het kabinet voor de vraag over boren in de Waddenzee advies kunnen vragen aan de Raad voor de Wadden in plaats van een opdracht aan Meijer te geven. Kennelijk geldt hiervoor het bezwaar dat deze Raad niet vermag wat een commissie wel kan: het bereiken van een politieke consensus die het kabinet welgevallig is.
Deskundigheid staat blijkbaar niet voorop. Dan zou namelijk de deskundigheid die het ambtelijke apparaat bevat of behoort te bevatten voldoende moeten zijn. Als daar al hiaten zijn, kunnen die worden opgevuld met behulp van onafhankelijke wetenschappers en deskundigen. Het ambtelijke apparaat beschikt zelf al over een schat aan ervaring en kennis waarop beleid gebaseerd kan worden. Ministeries blinken natuurlijk niet uit in openheid. Maar daar is wel iets voor geregeld in onze democratie: de ministeriële verantwoordelijkheid. De minister is altijd verantwoordelijk voor zijn eigen besluit. Hij of zij kan zich niet verschuilen achter zijn ambtenaren.
Politici verschuilen zich te gemakkelijk achter de brede rug van een commissie. Commissies worden zo de uitdrukking van het onvermogen en gebrek aan lef van politici om zelf keuzes (publiek) te maken, van hun eigen gebrek aan overtuigingskracht. In de praktijk zijn dit soort commissies ook vaak een excuus om het denken en argumenteren te stoppen. Ze zijn het eindpunt: de met moeite bereikte, wankele consensus verdraagt geen wijzigingen meer. Zo dempen ze ook het politieke debat, paradoxaal genoeg juist op de thema's waar de maatschappij zelf intensief over spreekt. Zoals sinds 2002 nogmaals duidelijk is geworden, leeft er een grote onvrede in de samenleving over de afstand tussen politiek en burger. De burger herkent zich niet meer in de thema's waarover in het parlement wordt gedebatteerd. De commissies zijn een belangrijke oorzaak van deze grote afstand en vervreemding. Immers, belangrijke thema's worden in achterkamers geregeld en voorgekookt. Het uiteindelijke debat in de Kamer verwordt, dankzij de goedkeuring vooraf door de grote partijen, tot een schijndebat, vaak over details, waarbij de uitkomst op voorhand vaststaat. Die uitkomst is namelijk het volgen van het advies van de commissie.
Het paradoxale is dat dit proces van politiek in de schaduw en achter de coulissen uiteindelijk de positie van de politici zelf verzwakt. Het grootste gezag heeft die politicus die zelf, op eigen kracht, velen weet te overtuigen. Wie «leentjebuur» speelt bij anderen, zal op z'n best de geschiedenis ingaan als een handig bestuurder, niet als een sterk politicus. Het wrange is dat de afgelopen kabinetten en ook dit kabinet zich niet verantwoordelijk lijken te voelen voor dit sluimerende proces.
Het old-boysnetwork en het bedrijfsleven
In 2001 publiceerde het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks een rapport getiteld De staatsgreep van de Zesde Macht?1 Hierin wordt een beeld geschetst van de opkomst van de externe adviseurs bij de overheid. Er blijkt een sterke verwevenheid te zijn tussen de top van de adviesbureaus en prominente politici. Dit werkt beide kanten op. Adviseur bij grote bedrijven worden «gescout» voor een politieke functie. Aart-Jan de Geus, Hans Wijers en Rogier van Boxtel werkten bijvoorbeeld als adviseur voordat zij actief werden in de landelijke politiek. Andersom komt ook veel voor. Ed. van Thijn, Roel in 't Veld en Marjanne Sint gingen na hun politieke carrière aan de slag als consultant. Sommige politici combineren advies- en politieke functies, denk aan de oud-partijvoorzitters Eenhoorn (VVD) en Van Rij (CDA), beiden consultant bij Ernst&Young. Via deze politieke connecties hebben adviesbureaus een grote invloed op de politieke besluitvorming in Nederland. Extreem voorbeeld is het adviesbureau van prominent PvdA-er Hans Andersson, dat verantwoordelijk werd gemaakt voor het ontwerp van de nieuwe vreemdelingenwet, in opdracht van staatssecretaris Job Cohen (ook PvdA). Maar los van de consultancy zijn veel prominente (oud) politici goede bekenden van het bedrijfsleven. Vooral commissariaten zijn erg geliefd bij afgezwaaide partijtijgers. Topper is Wim Kok, die in korte tijd vier belangrijke commissariaten bemachtigde (KLM, Shell, TPG Post en ING Groep). Goede tweede is Hans Wiegel, met commissariaten bij NOB, Arriva, Wessanen en Grontmij1.
Onze top 10 van commissievoorzitters bestaat eveneens uit graag geziene gasten in het bedrijfsleven. De top 10 van de schaduwmacht heeft samen 31 commissariaten, waarbij Hans Blankert en Wim Meijer grootgrossier zijn met 11 respectievelijk 7 commissariaten. Blankert heeft als oud voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW natuurlijk al sterke banden met de top van het bedrijfsleven. Dit blijk ook uit zijn huidige CV, dat commissariaten bevat bij onder andere Heijmans, Siemens, ING en de Jaarbeurs. Het CV van Wim Meijer, oud fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer, is ook opmerkelijk. Hij is president-commissaris bij de NS, uitgeverij PCM en Nuon en commissaris bij onder andere de NOS en bouw- en techniekbedrijf TBI. Dat laatste bedrijf is overigens, net als Heijmans, in opspraak geraakt tijdens de bouwfraude-affaire.
De Raden van Commissarissen zijn ook meer en meer een ontmoetingsplaats voor (oud-)politici. Tineke Lodders en Wim Meijer kennen elkaar van PCM Uitgevers en de Raad van Beheer van de Rabobank. Wim Meijer zwaait de scepter bij de Raad van Commissarissen van de NS, waar ook Sybilla Dekker, minister van VROM deel van uitmaakte en Neelie Kroes nog steeds commissaris is. Meijer is als president commissaris toezichthouder van NS topman Aad Veenman. Deze twee komen elkaar weer tegen bij de Rabobank, als lid van Raad van Beheer respectievelijk de Raad van Commissarissen. Herman Wijffels, oud bestuursvoorzitter van de Rabobank, was op zijn beurt weer voorzitter van de commissie die adviseerde over de toekomst van de intensieve veehouderij. Nu is hij voorzitter van de SER en tevens commissaris bij Sara Lee/DE en de Jaarbeurs, dit laatste onder voorzitterschap van collega CDA-er Hans Blankert.
Hieruit blijkt dat de term old-boysnetwork niet exclusief gereserveerd kan worden voor de top van het bedrijfslijven. De top van de landelijke politiek, van de «grote drie», is grotendeels verweven met dit netwerk en vormt hierbinnen een netwerk op zich. De gevestigde belangen van de grote politieke partijen en het bedrijfsleven worden hiermee versterkt, zeker wanneer zij via de commissies ook nog eens rechtstreeks invloed uitoefenen op de politieke besluitvorming.
De zesde macht, die van de adviseurs, kwam net al aan de orde. Ook in commissies spelen deze adviseurs een grote en soms zelf doorslaggevende rol. Het gros van het werk van een commissie wordt niet uitgevoerd door de leden van de commissie zelf. Daar zouden ze ook de tijd niet voor hebben. Grote adviesbureaus, zoals Berenschot, TwijnstraGudde, KPMG en Boer&Croon, worden ingehuurd om een politiek besluit voor te koken. Een goed voorbeeld hiervan vinden we ook in de actualiteit: de commissie-Meijer (Waddenzee). Zoals gezegd is opdrachtgever Van Geel erg gecharmeerd van het plan van Van Dieren, directeur van onderzoeksinstituut IMSA, om de kokkelvissers uit te kopen. Dit idee van Van Dieren is mede de aanleiding geweest voor het instellen van de commissie Meijer. Het is dan ook op zijn zachts gezegd opmerkelijk dat de commissie inhoudelijk ondersteund wordt door onderzoekers van het IMSA. Daarbij mag niet onvermeld blijven dat Van Dieren ook betaald adviseur is voor de NAM, de beoogde exploitant van het Waddengas.
De autoriteit die de politiek, maar ook de media, nog steeds aan deze onderzoeken ontlenen, is zeer opmerkelijk. Inmiddels zijn de rapporten die na korte of langere tijd ondeugdelijk bleken niet meer te tellen. Maar toch papagaaien politici en journalisten de conclusies direct na, vaak ook nog alleen op basis van lezing van het persbericht of de samenvatting. Het is dan ook niet voor niks dat over de formulering van het presbericht en van de samenvatting vaak langdurige onderhandelingen plaatsvinden tussen onderzoeker en de persafdeling van bijvoorbeeld een ministerie.
Het is eveneens onwenselijk dat adviesbureaus zich laten inhuren om een kabinetsbesluit, bijvoorbeeld middels een «second opinion», te voorzien van een «wetenschappelijke» onderbouwing. De adviesbureaus of professoren maken hun rapporten in directe opdracht van de politieke verantwoordelijke. Deze bepaalt ook de onderzoeksopdracht, en de context van het project. En hij of zij betaalt. Een «onwelkome boodschap» ligt onder die omstandigheden niet snel voor de hand. Professor Köbben liet in zijn onderzoeksverslag «de onwelkome boodschap» (1998) zien hoe groot die druk kan worden. Voorbeelden van «gestuurde» onderzoeken in de politiek zijn er legio, bijvoorbeeld rondom de besluitvorming van de Betuweroute, of bij de uitbreiding van Schiphol. Het recent verschenen onderzoek van het Lucht en Ruimtevaart Laboratorium (NLR) naar de kosten van het eventueel niet herstellen van de zogenaamde «rekenfout» (die omwonenden benadeelt) is een schrijnend voorbeeld. Niet alleen omdat het NLR volstrekt niet onafhankelijk is (het bestuur ervan wordt gevormd door de gehele luchtvaartsector) maar ook omdat het onderzoek zelf zo is opgezet dat het resultaat van te voren al vast moet hebben gestaan. Net als bij veel vergelijkbare onderzoeken, is het ook hier al misgegaan bij de verschillende «alternatieven» die in het onderzoek worden meegenomen. Deze worden zo beperkt, dat de gewenste uitkomst ook zo ongeveer de enige uitkomst kan zijn.
Nederland moet af van de verstikkende deken van consensus die de commissies over de politiek leggen. Ze verzwakken het democratische proces. Politici moeten weer hun «eigen verantwoordelijkheid» nemen en zelf politieke keuzes maken en verdedigen. De verantwoordelijkheid voor de besluitvorming moet daar weer komen te liggen waar ze hoort: bij de politici. Daarom moet er een eind komen aan de huidige praktijk van commissies. Zowel voor de onderzoekscommissies, die ingesteld worden met als opdracht waarheidsvinding, als voor de grote groep commissies van advies. De volgende aanpassingen kunnen zorgen voor een transparante procedure waarbij de gevestigde orde niet langer door politieke benoemingen het debat kan smoren. De aanbevelingen kunnen tevens een te sterke vermenging met bedrijfsleven terugdringen.
1. Minder commissies, meer gebruik bestaande onderzoeksmogelijkheden
Er moeten minder adviescommissies komen en we moeten meer gebruik maken van de reeds aanwezige deskundigheid en de reeds bestaande onderzoeksraden.
Naast adviescommissie hebben ook onderzoekscommissies te maken met politieke benoemingen. Dit kan gaan wringen met de eis van onafhankelijkheid van de commissie. Daarom moet dergelijk onderzoek voortaan in beginsel alleen gedaan worden door bestaande onafhankelijke onderzoeksraden, zoals de Algemene Rekenkamer, de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid en Raad voor de Veiligheid i.o. Het kabinet noch de Kamer kan deze raden opdracht geven tot onderzoek. Wel kan middels een Kameruitspraak, bijvoorbeeld na een crisis of ramp, de betreffende raad gevraagd worden onderzoek te doen. Het kabinet kan slechts gemotiveerd afwijken van deze regel. Wanneer zij van mening is dat een special ad hoc commissie ingesteld moet worden, legt ze dit eerst voor aan de Kamer.
2. Open voordracht leden commissie
GroenLinks wil dat het parlement een beslissende rol krijgt in de samenstelling van de commissie. Daartoe moet het kabinet niet meer zelf de commissieleden selecteren, maar kandidaten voordragen. Het parlement kiest dan de leden, waarbij er voor het voorzitterschap minimaal drie kandidaten moeten zijn. Hiermee wordt de transparantie en de democratische controle vergroot. Deze procedure is al gebruikelijk bij de benoeming van leden van bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer. De Kamer kan er dan tevens op toezien dat de commissies evenredig zijn samengesteld (bv hoeveelheid vrouwen).
3. Benoem meer Belgen in de commissies
Belgische (Vlaamse) deskundigen hebben twee kenmerken die ze geschikt maken voor het lidmaatschap van de Nederlandse commissie. Ze spreken de taal en de kans is zeer gering dat zij verstrengelde belangen hebben. Zij behoren per definitie niet tot het Nederlandse politieke establishment.
4. Hoorzittingen met commissieleden
Het parlement moet hoorzittingen houden met (beoogde) commissieleden. Daarin kan de Kamer de te benoemen voorzitter en leden bevragen. Zo moeten de beoogde voorzitter en leden duidelijk maken welke nevenfuncties zij hebben en of die mogelijk hun functioneren als commissielid beïnvloeden.
5. Kamer debatteert eerst met commissie
De commissie moet na afloop verantwoording afleggen aan het parlement. Zoals gebruikelijk is bij adviezen van parlementaire onderzoeks- of enquêtecommissie zal de Kamer eerst in debat gaan met de commissie voordat zij met het kabinet debatteert.
Een groot bezwaar is dat het werk van een commissie zich voltrekt achter gesloten deuren. Daarom moet de commissie in principe in openbaarheid haar werk doen en in ieder geval een aantal openbare zittingen houden
7. Meer onderzoekscapaciteit Parlement
Tegelijkertijd dient het parlement haar eigen onderzoekscapaciteit te vergroten. Om onze «eigen verantwoordelijkheid» te kunnen nemen en niet afhankelijk te zijn van rapporten van externen zal de Kamer zelf veel vaker op zoek moeten gaan naar feiten en omstandigheden. Als Kamer dienen we alleen de feiten te laten tellen: naam en prestige van onderzoeksbureau, adviesfirma, of groep van ex-politici zegt ons niets, en zal ons niet langer imponeren.
Overzicht van commissies en hun voorzitter
Naam | Politieke partij | Onderwerp | Jaartal | Type |
---|---|---|---|---|
Albeda | CDA | Gezondheidsverschillen inkomensgroepen | 1995 | Advies |
Arbitragecommissie in de publieke sector | 1996 | Divers | ||
Alders | PvdA | Bestrijdingsmiddelen | 1999 | Advies |
Millenniumbug | 1999 | Advies | ||
Rotterdamse Haven en Schiphol | 2000 | Advies | ||
Voorbereiding Euro 2000 | 2000 | Divers | ||
Café-brand Volendam | 2001 | waarheidsvinding | ||
Pluimveehouderij | 1999 | Advies | ||
Berkhout | Geluid Schiphol | 2002 | Advies | |
Blankert | CDA | Toekenning onderzoeksgelden | 1995 | Advies |
Snelweg A4 Amsterdam Antwerpen | 2001 | Advies | ||
Vertrouwenscrisis NS | 2001 | Bemiddeling | ||
Borghouts | GL | Ambtelijke commissie Toezicht | 2001 | Advies |
Bouw | Radiofrequenties | 2001 | Advies | |
Brinkman | CDA | Grote-stedenbeleid | 1996 | Advies |
Computernetwerken politie | 2000 | Advies | ||
Snelweg A4 Amsterdam-Antwerpen | 2000 | Advies | ||
De Koning | CDA | Staatkundige vernieuwing | 1998 | Advies |
De Ruiter | CDA | Herziening echtscheidingsprocedures | 1995 | Advies |
Crisis rechtshandhaving Aruba | 1996 | bemiddeling | ||
Arbitragecommissie in de publieke sector | 1996 | Divers | ||
Deetman | CDA | Staatkundige vernieuwing (voorloper cie De Koning) | 1994 | Advies |
Donner | CDA | WAO | 2001 | Advies |
Eversdijk | CDA | Geluid Schiphol (overgenomen van Berkhout) | loopt nog | Advies |
Franssen | VVD | Verbetering defensieoragnisatie | 2002 | Advies |
Hoger onderwijs (onderwijskeurmerk) | 2002 | Advies | ||
Inburgering allochtonen | 2004 | Advies | ||
Havermans | CDA | Bestuurlijke evaluatie AIVD | Loopt nog | Waarheidsvinding |
Herkströter | – | Energiemarkt | 1999 | Advies |
Hermans | VVD | Betuweroute | 1995 | Advies |
Studiefinanciering | 1997 | Advies | ||
Hoekstra | CDA | Bestuur rechterlijke macht | 1995 | Advies |
Bijlmerramp | 1997 | waarheidsvinding | ||
Problemen veenkoloniën | 2000 | Advies | ||
In 't Veld | PvdA | Thoraxchirurgie | 1996 | Advies |
Basisonderwijs | 1996 | Advies | ||
Toekomst universiteiten | 2000 | Advies | ||
Groei Schiphol en milieu | 1998 | Advies | ||
Jesurun | Staatskundige verhoudingen met Aruba en Antillen | loopt nog | Advies | |
Koning | VVD | Beroepsgroepen | 1999 | Advies |
Taxivergunningen | 2001 | bemiddeling | ||
Misbruik ESF-subsidies | 2001 | waarheidsvinding | ||
Kordes | CDA | Joodse tegoeden | 1998 | Advies |
Langman | VVD | Ruimtelijke economische perspectieven noorden | 1996 | Advies |
Leemhuis-Stout | VVD | Besturing rechtspraak | 1998 | Advies |
Pachtbeleid | 2000 | Advies | ||
Greep overheid op grondgebruik | 2000 | Advies | ||
Uitdieping Westerschelde | 2001 | Advies | ||
Stuurgroep dualisering gemeentebesturen | loopt nog | Advies | ||
Luteijn | VVD | Noodoverloopgebieden | 2000 | Advies |
Meijer | PvdA | huisvesting UWV | 2004 | waarheidsvinding |
Waddenzee | 2004 | Advies | ||
Oosting | – | Vuurwerkramp Enschede | 2001 | waarheidsvinding |
Aandelenlease-problematiek | Loopt nog | bemiddeling | ||
Ouwerkerk | PvdA | Riooloverstorten en diergezondheid | 1998 | waarheidsvinding |
Peters | Corporate Governance | 1996 | Advies | |
Monitoring Corporate Governance | 1997 | Advies | ||
Rinnooy Kan | D66 | Functioneren NWO | 1996 | Advies |
Zijwind problematiek Schiphol | 1998 | Advies | ||
Bachelor-Master systeem | 2000 | Advies | ||
Toekomst publieke omroep | Loopt nog | Advies | ||
Rosenmöller | GL | Arbeidsparticipatie allochtone vrouwen | Loopt nog | bemiddeling |
Scholten | CDA | Joodse Oorlogstegoeden (subcie Van Kemenade) | 1999 | Advies |
Schutte | CU | Fraude hoge onderwijs | Loopt nog | waarheidsvinding |
Stekelenburg | PvdA | Vertrouwenscrisis NS | 2001 | bemiddeling |
Terlouw | D66 | Vliegveld in zee | 1998 | Advies |
Asielzoekerscentra | 1999 | Advies | ||
Biotechnologie | 2001 | Advies | ||
Van der Zwan | PvdA | Sociaal-economisch Almere | 1997 | Advies |
Spreiding politie | 2000 | Advies | ||
Van Dijk | CDA | Organisatie van arbeidsvoorziening | 1995 | Advies |
Ceteco-affaire | 1999 | waarheidsvinding | ||
Van Galen | – | Oorlogsgetroffenen | 2000 | Advies |
Van Kemenade | PvdA | Srebrenica | 1998 | waarheidsvinding |
Joodse Oorlogstegoeden | 2000 | Advies | ||
Van Rooy | CDA | Vennootschapsbelasting | 2001 | Advies |
Opening energiemarkten | 2003 | Advies | ||
Van Thijn | PvdA | Gekozen burgemeester | 1993 | Advies |
Zorg voor verslaafden | 1995 | Advies | ||
Vermeulen | – | Huurbeleid middellange termijn | 2001 | Advies |
Ververs | – | Toekomst publieke omroep | 1995 | Advies |
Vogtländer | – | Plafonnering CO2-emissies | 2002 | Advies |
Vonhoff | VVD | Besteding gelden archeologie | 1995 | Advies |
Toekomst geesteswetenschappen | 1995 | Advies | ||
Verpleeghuis | 1996 | Advies | ||
Crisis arbeidsbureaus | 2001 | Divers | ||
Wallage | PvdA | Toekomst overheidscommunicatie | 2001 | Advies |
Wijffels | CDA | Toekomst intensieve veehouderij | 2001 | Advies |
Wolfson | PvdA | Regulerende energieheffingen | 1991 | Advies |
Internationaal Onderwijs | 1993 | Advies | ||
Concurrentie bus-, metro- en tramvervoer | 1998 | Advies |
Bronnen: Elite Research/Jos van Hezewijk; www.parlement.com; Archief Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Nevenfuncties van de Schaduwmacht Top 10
Wie? | Commissariaten | Overige opvallende (voormalige) nevenfuncties |
---|---|---|
Hans Alders | – vz. RvC* Aedes | – vz. begeleidingscommissie Project Mainportontwikkeling Rotterdam – vz. pensioenfonds PGGM, vanaf maart 2001 – vz. Landelijk Beraad Rampenbestrijding – vz. Stichting Maatschappij voor de aanleg van de Zuiderzeespoorlijn |
Roel in 't Veld | – vz. RvC ProRail – lid RvC I.B.M. Nederland – lid RvC HSK-groep | – senior consultant Berenschot – lid bestuur Stichting Pensioenfonds ABP – vz. Raad voor Milieu- en Natuuronderzoek – Decaan NSOB – Voorzitter COLO |
Elco Brinkman | – lid RvC FGH Bank N.V – lid RvC Du Pont de Nemours – lid RvC NOB Holding – lid RvC Philip Morris Holland – lid RvC AM vastgoed | – vice-voorzitter VNO/NCW – voorzitter Raad van Toezicht Verzekeringskamer – plaatsvervangend lid S.E.R. – lid Raad van Toezicht Academisch ziekenhuis van de Vrije Universiteit te Amsterdam – lid commissie «Platform begeleiding grote railinfrastructuur projecten» – lid VROM-raad – lid Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel |
Joan Leemhuis-Stout | – lid algemeen bestuur Vereniging VNO-NCW – vz. NVZ Vereniging van Ziekenhuizen – vz. RvC NV Elektriciteitsbedrijf Zuid-Holland – lid RvC Arcadis NV – vz. RvC ANWB BV – vz. Algemeene Energieraad – lid Commissie van Wijzen ICES/KIS (subsidies investeringen kennisinfrastructuur) | |
Loek Hermans | – lid RvC S.C. Heerenveen | – vz. Nederlands Uitgeversverbond – commissaris adviesbureau P.N.O. Twente b.v. – lid RvC Blauwhoed B.V. – lid RvC Result b.v. – lid RvC Bouwcentrum te Rotterdam – vz. RvC PRC-Bouwcentrum te Bodegraven – vz MKB Nederland |
Hans Blankert | – vz. RvC Jaarbeurs – vz RvC Gastec – vz. Rvc Schreiner – vz. Rvc ING Dutch Residential Fund N.V., ING Dutch Office Fund N.V., ING Dutch Retail Fund N.V. – lid RvC Heijmans – lid RvC Siemens B.V. – lid RvC Gilde Investment – lid RvC Beers – lid RvC Q'Park N.V. | – Voorzitter VNO-NCW – Voorzitter NOC*NSF |
Jan Terlouw | – vz. RvC Nedcon Groep – lid RvC Enertel | – vz bestuur E.C.N. te Petten – lid Raad voor Verkeer en Waterstaat – vz. schippersvereniging «Schuttevaer» – lid Gezondheidsraad – vz. RvC Gelredome – lid RvC Nedcon Groep – lid Raad van Advies NOvAA (Administratie Accountants) |
Wim Meijer | – vz. Raad van Beheer Rabobank – vz. RvC uitgeverij PCM – vz. RvC N.V. Nederlandse Spoorwegen – vz. RvC Nuon – lid RvC TBI Holdings BV – lid RvC N.O.S. – lid RvC Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden | – vz. Mijnraad – lid RvC F. van Lanschot bankiers – vz. Algemene Energieraad |
Alexander Rinnooy Kan | – Dura Vermeer | – vz. VNO-NCW – RvB ING |
Piet Hein Donner | – Geen | – lid Stichtingsbestuur Katholieke Universiteit Brabant – informateur |
– RvC = raad van commissarissen.
Bronnen:
– Elite Research/Jos van Hezewijk;
– www.parlement.com;
– FEM/Business okt/nov 2003.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29508-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.