29 505
Scheepsbouwsector

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2004

In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken (17-04-EZ) om mijn definitieve standpunt over steun aan de scheepsbouwsector aan uw Kamer kenbaar te maken vóór dinsdag 6 april om 14.00 uur, deel ik u het volgende mee.

Op 1 april jl. heb ik u een brief gestuurd (kamerstuk 21 501-30, nr. 41) waarin ik aangeef hoe ik met de eventuele verlenging van de TROS-regeling zal omgaan. Ik heb hierbij aangegeven de discussie over het vrijmaken van middelen, mede in het licht van initiatieven op het gebied van financiering en innovatie, voor de scheepsbouwsector allereerst in het Kabinet te willen voeren. Het is dan ook zorgvuldiger om de uitkomsten van de discussie in het Kabinet rondom de Voorjaarsnota af te wachten. Dit is een gecompliceerd proces dat medio april tot definitieve besluitvorming moet leiden.

In een gesprek dat ik op 5 april jl. met vertegenwoordigers van de scheepsbouwsector heb gevoerd, heb ik mijn positie nader toegelicht. Heden 6 april zal ik tevens een petitie over de situatie in de Nederlandse scheepsbouw in ontvangst nemen tijdens een demonstratie georganiseerd door de vakbonden. Er mag mijns inziens geen enkele onduidelijkheid bestaan over mijn streven naar gezonde en eerlijke concurrentieverhoudingen voor de Nederlandse scheepsbouwsector.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven