Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag 1 juli 2020
Met deze brief geef ik gevolg aan het verzoek van de vaste commissie voor Economische
Zaken en Klimaat d.d. 17 juni 2020 om uw Kamer te informeren over de gevolgen van
de uitspraak van de rechtbank Rotterdam over de concentratie tussen PostNL en Sandd,
gelet op het gegeven dat de rechtbank het verzoek heeft afgewezen om de rechtsgevolgen
van de vergunning in stand te laten. Daarbij is mij verzocht om tevens in te gaan
op de gevolgen voor de kwaliteit en continuïteit van de postbezorging en de gevolgen
voor de werkgelegenheid en rechtspositie van de werknemers.
De rechtbank Rotterdam heeft het besluit van 27 september 2019 op grond van artikel
47 van de Mededingingswet, waarbij ik een vergunning had verleend voor het totstandbrengen
van de concentratie van PostNL met Sandd, vernietigd. Er is nu een situatie ontstaan
waarbij geen vergunning bestaat voor de concentratie van PostNL met Sandd. Op dit
moment beraad ik mij over de mogelijke uitvoering van deze uitspraak, zoals het nemen
van een nieuw besluit en/of het instellen van hoger beroep bij het College van Beroep
voor het bedrijfsleven (CBb).
(Rechts)gevolgen in de praktijk
Zoals door uw Kamer is aangegeven heeft de rechtbank het verzoek om de rechtsgevolgen
van de vergunning in stand te laten afgewezen. In de uitspraak is vermeld dat de rechtbank
zich bewust is van de ingrijpende consequenties van de vernietiging van de vergunning
en de vraag of de concentratie daadwerkelijk nog ongedaan kan worden gemaakt. Op 22 oktober
2019 is de concentratie tot stand gebracht door middel van een overname door PostNL
van de aandelen in Sandd. Op die datum heeft PostNL de zeggenschap op aandeelhoudersniveau
verkregen. Vervolgens zijn de netwerken van PostNL en Sandd op 1 februari 2020 operationeel
geheel geïntegreerd waardoor er nu nog sprake is van één bezorgnetwerk.
De uitspraak van de rechtbank betekent niet dat de concentratie tussen PostNL en Sandd
ongedaan wordt gemaakt, maar wel dat de vereiste vergunning hiervoor ontbreekt. Los
van de grote praktische vraagstukken die ongedaanmaking met zich zou meebrengen voor
de markt, zou het ongedaan maken van de concentratie op dit moment prematuur zijn,
nu er nog hoger beroep openstaat tegen de uitspraak van de rechtbank en een nieuw
besluit moet worden genomen op de vergunningaanvraag, waarbij het denkbaar is dat
de vergunning alsnog kan worden verleend.
Gevolgen voor de continuïteit van de postbezorging en werknemers
Ik begrijp de zorgen die bij uw Kamer leven over de gevolgen voor de continuïteit
van de postbezorging en de positie van werknemers. In dat kader is het goed om te
vermelden dat ik op 18 juni jl. van PostNL een brief heb ontvangen waarin PostNL aangeeft
geen aanleiding te zien om af te wijken van de voorschriften die ik heb verbonden
aan het artikel 47-besluit. Dit betekent dat PostNL conform de voorschriften die ik
aan de vergunning heb verbonden zal handelen. Het gaat daarbij om een voorschrift
op basis waarvan PostNL andere postvervoerders toegang tot haar netwerk verleent,
een voorschrift waarmee een maximumrendement voor alle postactiviteiten van PostNL
in Nederland is vastgesteld en een voorschrift ter bescherming van werkenden. De uitspraak
van de rechtbank heeft dan ook geen directe gevolgen voor andere postvervoerders,
afnemers en werkenden in de postsector.
Ik verwacht verder dat de uitspraak geen directe gevolgen zal hebben voor de continuïteit
van de postdienstverlening. Wel zijn er andere recente ontwikkelingen die in dat opzicht
mijn aandacht hebben. Als gevolg van de coronacrisis is in de afgelopen periode een
stevige extra daling van de postvolumes opgetreden. Het is op dit moment echter nog
onduidelijk wat de impact van de coronacrisis op de middellange termijn zal zijn.
In dit kader is het bijvoorbeeld onzeker of de opgetreden daling van zakelijke post
structureel is of niet. Dit is een extra reden waarom ik stabiliteit in de markt op
dit moment belangrijk vind.
Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de vervolgstappen die ik naar
aanleiding van de uitspraak zal zetten.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer