29 499
Wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met een aantal technische verbeteringen en het herstel van enkele omissies in de Invoeringswet Wet werk en bijstand

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 19 mei 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel dat beoogt enkele technische wijzigingen en het herstel van enkele omissies in de WWB, de Invoeringswet WWB alsmede enige andere wetten aan te brengen. Deze leden kunnen met de beoogde wijzigingen instemmen.

Wel willen deze leden een aantal vragen stellen ten aanzien van een tweetal andere onderwerpen met betrekking tot de uitvoering van de WWB door gemeenten.

1. Termijn aanvraag langdurigheidstoeslag

De leden van de CDA-fractie constateren dat de WWB geen termijn geeft waarbinnen belanghebbenden een aanvraag voor een langdurigheidstoeslag moeten indienen. In artikel 36, eerste lid, wordt weliswaar een termijn van 12 maanden genoemd, maar de betreffende bepaling regelt slechts dat er hoogstens eenmaal per 12 maanden recht bestaat op een langdurigheidstoeslag. De bepaling regelt dus niets over het tijdstip waarop de langdurigheidstoeslag moet worden aangevraagd.

De leden van de CDA-fractie vragen of er in de WWB een termijn is waarbinnen een belanghebbende een aanvraag voor een langdurigheidstoeslag moet hebben ingediend? Zo ja, welke termijn betreft het dan? Zo neen, is bij afwezigheid van een aparte termijn de algemene verjaringstermijn van het Burgerlijk Wetboek van toepassing?

2. Beslagvrije voet bij verrekenen

Op basis van de Algemene bijstandswet (Abw) kon ingeval een gemeente een bijstandsschuld wilde verrekenen met een lopend recht op bijstand van belanghebbende, deze verrekening niet plaatsvinden zonder inachtname van de beslagvrije voet op grond van artikel 14f, tiende lid, van de Algemene bijstandswet. Krachtens artikel 87 Abw gold deze bepaling ook in het geval van terugvordering. Ook in de oude ABW, zoals deze gold tot 1996, was in artikel 61c ABW een materieel soortgelijke bepaling inzake de grenzen van verrekening opgenomen. In de WWB is echter geen bepaling opgenomen inzake de grenzen van verrekening. Als een gemeente een vordering wil innen via (derden)beslag volgt de verplichting tot het in acht nemen van de beslagvrije voet uit het belastingrecht. Daar komt men bij verrekenen echter niet aan toe.

De leden van de CDA-fractie vragen of het college van B&W verplicht is om bij verrekening van een bijstandsschuld met een lopend recht op bijstand van belanghebbende de beslagvrije voet in acht te nemen? Zo ja, op basis van welke bepaling? Zo neen, overweegt de regering de WWB te wijzigen in die zin, dat een dergelijke verplichting in de wet wordt opgenomen?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met een aantal technische verbeteringen en het herstel van enkele omissies in de Invoeringswet Wet werk en bijstand. Wel hebben de leden van de PvdA-fractie nog een aantal kritische vragen.

De leden van de PvdA fractie menen dat het onderhavige wetsvoorstel niet louter technische wijzigingen voorstelt maar dat op onderdelen beleidswijzigingen bevat waarover de Kamer eerder een andere opvatting heeft vastgesteld. Daarmee is de toelichting van de regering als zou het om in het wetsvoorstel om louter technische wijzigingen gaan niet juist.

Artikel I Wet werk en bijstand

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Premievrijstelling bij in dienst nemen en in dienst houden van oudere werknemers is door de Kamer een motie aangenomen waarin geregeld wordt dat de vakantieperiode voor de oudere uitkeringsgerechtigde, die door het UWV op individuele grond van de sollicitatieplicht is ontheven, 65 dagen bedraagt.1

De leden van de PvdA-fractie menen dat analoog aan de regeling voor de WW ook in de WWB vastgelegd zou moeten worden dat oudere uitkeringsgerechtigden ouder dan 57,5 jaar die een individuele vrijstelling hebben van de sollicitatieplicht recht hebben op een vakantieperiode van 65 dagen.

Gezien het uitgangspunt dat de vakantieregeling in de WW gelijk zou moeten zijn aan die van de WWB vragen deze leden de regering dit wetsvoorstel analoog aan de Kameruitspraak over de WW dit wetsvoorstel voor de WWB aan te passen.

Artikel II Invoeringswet WWB

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan toelichten in welke gevallen de bijstandsuitkeringen in het buitenland thans worden verstrekt? Kan de regering enkele voorbeelden verschaffen.

Is het juist dat op grond van de WWB ingesneeuwde transporteurs nu niet meer in het buitenland een bijstanduitkering kunnen krijgen?

Artikel V Wet inkomensvoorziening kunstenaars

De leden van de PvdA-fractie constateren dat kunstenaars die gebruik maken van de WIK voor een juiste belastingaangifte aan het eind van het jaar een inkomstenverklaring met daarin de afgedragen belasting door de gemeente nodig hebben. Omdat het verstrekken van deze verklaring bij een WIK uitkering blijkbaar niet voor de gemeente verplicht is zijn er gemeenten die niet op pas na een jaar zo'n verklaring verstrekken aan de WIK-er. Dit geldt bijvoorbeeld ondermeer voor de gemeente Enschede. Het is voor een WIK-ontvanger noodzakelijk om kennis te hebben van de door de gemeente afgedragen loonbelasting ZFW-premie en premie volksverzekeringen gezien andere inkomsten (uit niet WIK periodes) en aftrekmogelijkheden voor materiaalkosten en ZFW-premie voor de belastingaangifte.

Is de regering bereid in de WIK op te nemen dat de gemeente verplicht is om binnen 1 maand na het beëindigen van een jaar aan degene die in dat jaar een WIK-uitkering genoten heeft een jaaropgave te doen van genoten inkomsten en de daarover afgedragen inkomstenbelasting, ZFW-premie en premie volksverzekeringen?

De voorzitter van de commissie,

Hamer

Adjunct-griffier van de commissie,

Post


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GL), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vacature (algemeen), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

XNoot
1

Motie van de leden Noorman-den Uyl en Smilde, Tweede Kamer 2003–2004, 28 862, nr. 31.

Naar boven