nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 02 juni 2004
In het wetgevingsoverleg d.d. 1 juni 2004 over het wetsvoorstel Veegwet
Wet werk en bijstand heb ik toegezegd u de jurisprudentie over het verblijf
in het buitenland met behoud van een bijstandsuitkering in relatie tot de
ontheffing van de arbeidsverplichtingen van personen van 57,5 jaar en ouder
op grond van de Algemene bijstandswet te doen toekomen. Deze jurisprudentie
doe ik u hierbij toekomen.1
CRvB 3 september 2002, JABW 2002/189
De Raad stelt vast dat twee groepen bijstandsgerechtigden in vergelijkbare
omstandigheden verkeren als personen van 57,5 jaar of ouder, te weten degenen
met een ontheffing om redenen van medische of sociale aard en bijstandsouders
met een volledige verzorgende taak en kinderen jonger dan vijf jaar.
In de geschiedenis van totstandkoming van artikel 9 Abw en de Regeling
gebruikelijke vakantieduur heeft de Raad geen argumenten aangetroffen ter
rechtvaardiging van het onderscheid naar leeftijd tussen enerzijds bijstandsgerechtigden
van 57,5 jaar of ouder en anderzijds jongere bijstandsgerechtigden ten aanzien
van wie buiten twijfel is dat het voldoen aan de arbeidsverplichtingen niet,
althans niet (meer) mag worden gevergd voor de beoordeling van verblijf in
het buitenland. Indien de aanvrager moet worden gerekend tot de groep jongere
bijstandsgerechtigden met een ontheffing kan volgens de Raad niet worden gezegd
dat het gemaakte onderscheid naar leeftijd gerechtvaardigd wordt door objectieve
en redelijke gronden. In dit geval dient de Regeling gebruikelijke vakantieduur
wegens strijd met artikel 1 Grondwet en artikel 26 IVBPR buiten toepassing
te worden gelaten.
Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage 22 augustus
2001, JABW 2001/172
In de Regeling wordt een onderscheid gemaakt naar leeftijd, zijnde discriminatie
«op welke grond dan ook» als bedoeld in artikel 1 Grondwet. Indien
daarvoor redelijke en objectieve gronden bestaan is het maken van onderscheid
naar leeftijd evenwel geoorloofd. Een bijstandsgerechtigde die wegens de zorg
voor haar kind jonger dan 5 jaar is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen,
verkeert voor de toepassing van de Abw in dezelfde omstandigheden als een
bijstandsgerechtigde van 57,5 jaar of ouder met een vrijstelling. Dat kan
anders zijn als het kind de leeftijd van vijf jaar zal bereiken, maar daarvan
is in dit geval geen sprake. Nu dergelijke redelijke en objectieve gronden
ontbreken kon het onderscheid niet worden gemaakt zonder in strijd te komen
met artikel 1 Grondwet.
Arrondissementsrechtbank Maastricht 13 januari 2000,
JABW 2000/43
In geschil is de vraag of het leeftijdscriterium in de Regeling gebruikelijke
vakantieduur Abw in strijd is met het discriminatieverbod. Een betrokkene,
waarvan vaststaat dat hij permanent arbeidsongeschikt is en die is ontheven
van de arbeidsverplichtingen, verkeert voor de toepassing van de Abw in dezelfde
omstandigheden als de bijstandsgerechtigde van 57,5 jaar of ouder, die ook
is ontheven van de arbeidsverplichtingen. De gemeente had de Regeling niet
ten grondslag mogen leggen aan het thans bestreden besluit, nu het onderscheid
naar leeftijd in die regeling niet op objectieve en redelijke gronden berust.
In gevallen als deze dient de regeling wegens strijd met artikel 1 Grondwet
buiten toepassing te worden gelaten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte