29 494
Wijziging van de Wet op de orgaandonatie (evaluatie)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de orgaandonatie te wijzigen teneinde de uitvoering daarvan in ziekenhuizen te vereenvoudigen, in de praktijk gerezen onduidelijkheden bij de uitvoering weg te nemen en de mogelijkheid van toezending van donorformulieren uit te breiden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de orgaandonatie wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 10, vijfde lid, wordt toegevoegd:

Bij die algemene maatregel kan worden bepaald dat een donorformulier wordt toegezonden aan personen die na het bereiken van de leeftijd van negentien jaar nieuw in een basisadministratie zijn ingeschreven of dat aan daarbij aan te wijzen categorieën van personen aan wie een donorformulier is toegezonden en van wie na een bij die maatregel te bepalen termijn nog geen wilsverklaring in het register is opgenomen, opnieuw een donorformulier wordt toegezonden.

B

Aan artikel 11 wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd dat luidt als volgt:

5. Indien een persoon toestemming heeft verleend voor het na zijn overlijden verwijderen van organen, kan voor het verwijderen van een orgaan dat niet is opgenomen in de tekst van een op het tijdstip van toestemming geldend donorformulier en tegen verwijdering waarvan hij niet anderszins reeds zelf bezwaar heeft gemaakt, toestemming worden verleend met overeenkomstige toepassing van het eerste, derde en vierde lid.

C

Artikel 18, eerste lid, komt te luiden:

1. De daartoe in het protocol, bedoeld in artikel 23, aangewezen functionaris doet van het vermoedelijk beschikbaar komen van organen voor implantatie onmiddellijk melding bij een orgaancentrum.

D

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

1. Wanneer een persoon naar redelijke verwachting binnen afzienbare tijd zal overlijden, maar in ieder geval zo spoedig mogelijk na het intreden van de dood, gaat de daartoe in het protocol, bedoeld in artikel 23, aangewezen functionaris na of een wilsverklaring als bedoeld in artikel 9 of artikel 10 aanwezig is, tenzij reeds vaststaat dat de betrokkene medisch gezien niet in aanmerking komt als donor. Indien een uit het register blijkende wilsverklaring niet overeenkomt met een andere aanwezige verklaring als bedoeld in artikel 9 geldt de laatst afgelegde verklaring.

2. Indien geen wilsverklaring als bedoeld in artikel 9 of 10 aanwezig is of gebruik is gemaakt van de in de tweede volzin van artikel 9, tweede lid, bedoelde mogelijkheid, raadpleegt de daartoe in het protocol, bedoeld in artikel 23, aangewezen functionaris na het intreden van de dood van de betrokkene de persoon of personen, die op grond van artikel 11 bevoegd zijn tot het verlenen van toestemming voor het verwijderen van organen.

3. Indien de betrokkene zelf toestemming heeft gegeven voor het verwijderen van organen, stelt de daartoe in het protocol, bedoeld in artikel 23, aangewezen functionaris de daarvoor in aanmerking komende, onmiddellijk bereikbare naasten op de hoogte van de wijze waarop aan de toestemming gevolg wordt gegeven.

4. De toepassing van dit artikel geschiedt met inachtneming van de regels gesteld in het in artikel 23 bedoelde protocol. Van de toepassing doet de daartoe in het protocol, bedoeld in artikel 23, aangewezen functionaris verslag door invulling van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld formulier. Bij die algemene maatregel kunnen tevens regels worden gesteld omtrent de verstrekking van gegevens betreffende de toepassing van dit artikel aan het orgaancentrum.

5. Aan de in dit artikel bedoelde functionarissen wordt voor zover dat voor de uitvoering van de werkzaamheden betreffende de toepassing van dit artikel noodzakelijk is, inzage gegeven in het dossier van de patiënt.

6. Bij algemene maatregel van bestuur worden van dit artikel afwijkende regels gesteld betreffende de toepassing door bij die maatregel aan te wijzen categorieën van artsen. Daarbij kan worden bepaald dat de taken die in dit artikel zijn opgedragen aan een functionaris als bedoeld in het eerste lid, door een ander worden uitgevoerd.

E

In onderdeel a van artikel 21 wordt «artikel 20» vervangen door: het bepaalde bij of krachtens artikel 20.

F

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

1. Indien een persoon toestemming heeft verleend voor het na zijn overlijden verwijderen van een orgaan, mogen in verband met de implantatie reeds voor het intreden van de dood voorbereidingen worden getroffen voor zover deze niet strijdig zijn met de geneeskundige behandeling van die persoon en uitstel tot na het intreden van de dood niet mogelijk is. Die voorbereidingen kunnen bestaan uit:

– onderzoek noodzakelijk voor de voorbereiding van de implantatie;

– het in werking stellen of in stand houden van de kunstmatige beademing;

– het kunstmatig in stand houden van de bloedsomloop, en

– andere maatregelen noodzakelijk om organen geschikt te houden voor implantatie.

2. Indien van een persoon geen wilsverklaring als bedoeld in artikel 9 of artikel 10 aanwezig is of gebruik is gemaakt van de in de tweede volzin van artikel 9, tweede lid, bedoelde mogelijkheid en de betrokkene niet wordt beademd, kunnen vanaf vijf minuten na het intreden van de dood, zolang de procedure ter verkrijging van de voor het verwijderen van organen ingevolge deze wet noodzakelijke toestemmingen nog niet heeft geleid tot weigering daarvan, maatregelen worden getroffen om organen geschikt te houden voor implantatie.

3. Indien van een persoon geen wilsverklaring als bedoeld in artikel 9 of artikel 10 aanwezig is of gebruik is gemaakt van de in de tweede volzin van artikel 9, tweede lid, bedoelde mogelijkheid en de betrokkene wordt beademd, kunnen na het intreden van de dood, zolang de procedure ter verkrijging van de voor het verwijderen van organen ingevolge deze wet noodzakelijke toestemmingen nog niet heeft geleid tot weigering daarvan, de volgende maatregelen worden getroffen:

– het in stand houden van de kunstmatige beademing;

– het kunstmatig in stand houden de bloedsomloop, en

– andere maatregelen noodzakelijk om organen geschikt te houden voor implantatie.

G

Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef van het tweede lid wordt na «protocol» ingevoegd: worden de functionarissen aangewezen die binnen het ziekenhuis zijn belast met de uitvoering van de in de artikelen 18, eerste lid, en 20 genoemde taken en.

2. Onderdeel b van het tweede lid komt te luiden:

b. de wijze waarop overeenkomstig artikel 20 het donorregister en de in het tweede lid van artikel 20 bedoelde personen worden geraadpleegd, dan wel de in het derde lid van artikel 20 bedoelde personen op de hoogte worden gesteld;

3. Onderdeel d van het tweede lid komt te luiden:

d. de wijze waarop aan de personen bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid, nazorg wordt verleend;

4. Aan het derde lid wordt na «protocol» toegevoegd: en kan worden bepaald dat dit artikel niet van toepassing is op bepaalde categorieën ziekenhuizen.

ARTIKEL II

Onze minister draagt ervoor zorg dat binnen drie jaar na het tijdstip waarop krachtens een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Wet op de orgaandonatie, voor het eerst donorformulieren worden toegezonden aan nieuw ingeschrevenen, aan iedere ingezetene als bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens die op genoemd tijdstip reeds de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en aan wie nog geen donorformulier is toegezonden, alsnog een donorformulier wordt toegezonden. De kosten daarvan worden betaald uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, bedoeld in artikel 38 van de Wet financiering volksverzekeringen.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Minister van Justitie,

Naar boven