nr. 9
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 19 oktober 2004
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel I, onderdeel A, wordt de met het cijfer 4 aangeduide wijziging
van artikel 49 gewijzigd als volgt: In het nieuw toegevoegde tweede lid worden
in de tweede volzin de woorden «niet later dan vijf jaar na dat tijdstip»
vervangen door: niet later dan vijf jaar nadat dat bestemmingsplan onherroepelijk
is geworden.
B
Artikel II komt te luiden:
ARTIKEL II
1. Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals dat luidde
voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing
op aanvragen om vergoeding van schade die voor dat tijdstip zijn ingediend.
2. Een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49, eerste
lid, onder a, b, c of f, moet voorzover de desbetreffende bepaling van het
bestemmingsplan onderscheidenlijk het desbetreffende besluit voor het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk is geworden, binnen vijf
jaar na dat tijdstip worden ingediend.
3. Een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49, eerste
lid, onder d of e, moet voorzover de bestemmingsplanbepaling ten behoeve waarvan
de aanhouding heeft plaatsgevonden, onderscheidenlijk het deel van het bestemmingsplan
op de totstandkoming waarvan de aanwijzing is gericht, voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk is geworden, binnen vijf jaar
na dat tijdstip worden ingediend.
Toelichting
Van verschillende kanten is naar voren gebracht dat het in de tweede nota
van wijziging opgenomen overgangsrecht te weinig effectief is. Het zou nog
heel lang duren voordat de gevolgen van de nieuwe regeling merkbaar worden,
hetgeen niet overeenstemt met de in die nota van wijziging uitgesproken bedoeling
om reële drempels op te werpen voor het indienen van planschadeclaims.
Ik heb mij deze kritiek aangetrokken, en ben bereid het wetsvoorstel op het
punt van het overgangsrecht aan te scherpen. Ik heb bij de keuze voor een
termijn van vijf jaar voor de nog op grond van oud recht in te dienen claims
aansluiting gezocht bij de vijfjarentermijn die in het wetsvoorstel reeds
is opgenomen voor nieuwe planschadeaanspraken.
Verder heb ik, mede gelet op de behoefte aan een duidelijke, rechtszekere
verjaringstermijn, gekozen voor een eenvoudige oplossing die toch, gezien
de mogelijkheden voor de betrokkenen om daarop in te spelen, voldoende recht
doet aan hun belangen. In artikel II, dat het overgangsrecht bevat, is een
duidelijk onderscheid aangebracht tussen aanvragen die voor het tijdstip van
inwerkingtreden van deze wet zijn ingediend en aanvragen die eerst na dat
tijdstip worden ingediend.
Er viel niet te ontkomen aan een nader onderscheid, in het tweede en derde
lid, tussen de verschillende schadeoorzaken die artikel 49 kent. Met name
de besluiten tot aanhouding en de aanwijzingsbesluiten vragen om een iets
afwijkende voorziening. De vertragingsschade die het gevolg is van een aanhoudingsbesluit
kan eerst goed worden begroot nadat het bestemmingsplan ten behoeve waarvan
wordt aangehouden tenminste is vastgesteld. Bij aanwijzingsbesluiten, die
overigens zelden voorkomen, is het wachten eveneens op de vaststelling van
het bestemmingsplan, waartoe de aanwijzing strekte. Om de harmonie met de
regeling voor de andere schadeveroorzakende besluiten, opgenomen in het tweede
lid, niet verder te verstoren, is gekozen voor het onherroepelijk worden van
een bestemmingsplan als hier bedoeld als startmoment voor de verjaringstermijn.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker