29 480
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek alsmede van enige andere wetten in verband met de vaststelling van kinderalimentaties (Wet herziening kinderalimentatiestelsel)

nr. 10
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 november 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I, onderdeel G, wordt artikel 406ab als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. Indien de rechter of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen het bedrag tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van kinderen of stiefkinderen heeft vastgesteld en de onderhoudsplichtige nadien verplicht wordt onderhoud te verstrekken aan meer kinderen of stiefkinderen en daardoor minder dan 70% van het nettominimumloon overhoudt voor zijn levensonderhoud, kan het Bureau op aanvraag van de onderhoudsgerechtigde of de onderhoudsplichtige of op hun gezamenlijke aanvraag het eerder vastgestelde bedrag wijzigen, waarbij het beschikbare bedrag gelijkelijk over alle kinderen wordt verdeeld.

2. Na het vierde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

5. In afwijking van het eerste lid kan een door de rechter of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen vastgesteld bedrag vijf jaar na die vaststelling op aanvraag van de onderhoudsgerechtigde of de onderhoudsplichtige of op hun gezamenlijke aanvraag door het Bureau opnieuw worden vastgesteld.

6. In afwijking van het derde en vijfde lid wordt het verzoek aan de rechter gericht, indien de onderhoudsgerechtigde of de onderhoudsplichtige niet in Nederland woonplaats of gewone verblijfplaats hebben of bij hem een procedure aanhangig is betreffende de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed, de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of het over het kind uit te oefenen gezag.

TOELICHTING

Onderdeel 1

In het nieuwe stelsel is de vast te stellen kinderalimentatie afhankelijk van het inkomen van de alimentatieplichtige en het aantal kinderen dat in gezinsverband samenleeft. De in de tabel neergelegde bedragen zijn gebaseerd op CBS-onderzoek waaruit blijkt dat ouders bij een bepaald inkomen een bepaald bedrag aan hun kinderen besteden. Het betreft bedragen die besteed worden aan kinderen die in gezinsverband leven, waardoor bij meerdere kinderen schaalvoordelen optreden. Indien de alimentatieplichtige een kind uit een eerste relatie heeft, waarmee hij niet in gezinsverband leeft en uit een tweede relatie nog twee kinderen zijn geboren, dan is hij het bedrag op basis van één kind en het bedrag op basis van twee kinderen aan alimentatie verschuldigd. Indien de alimentatieplichtige overigens nog in gezinsverband leeft met laatstgenoemde twee kinderen wordt verondersteld dat het voor hen verschuldigde bedrag in natura wordt voldaan.

De voorgestelde wijzigingsclausule voorziet reeds in een wijzigingsmogelijkheid van al eerder vastgestelde bedragen, indien sprake is van zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat ongewijzigde handhaving naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Van ingrijpende wijziging van omstandigheden is in elk geval sprake indien een ouder of stiefouder door de verstrekking van levensonderhoud aan kinderen of stiefkinderen minder dan 70% van het nettominimumloon overhoudt voor zijn levensonderhoud. In het nieuwe derde lid is een specifieke bepaling opgenomen voor gevallen waarin de alimentatieplichtige uitsluitend doordat hij alimentatieplichtig wordt voor meer kinderen, minder dan 70% van het nettominimumloon dreigt over te houden. Anders dan bij andere wijzigingsverzoeken wordt voorgesteld om in deze gevallen niet de rechter maar het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) het eerder door de rechter of het LBIO vastgestelde bedrag op verzoek te laten wijzigen. In deze gevallen ligt wijziging door de rechter niet in de rede, omdat de wijziging uitsluitend te maken heeft met een wijziging van het aantal kinderen waarvoor men alimentatieplichtig is waardoor de alimentatieplichtige minder dan 70% van het nettominimumloon overhoudt. Een belangenafweging behoeft derhalve niet plaats te vinden. In deze gevallen dient het bedrag dat beschikbaar is voor kinderalimentatie (het inkomen minus 70% van het nettominimumloon) gelijkelijk verdeeld te worden over alle kinderen. In die gevallen kan de tabel immers geen uitkomst bieden.

Onderdeel 2

In artikel 406ab, vijfde lid, is overeenkomstig de wens van de Tweede Kamer de mogelijkheid opgenomen om periodiek een nieuwe vaststelling te laten plaatsvinden; elke vijf jaar kan aan het LBIO verzocht worden om een nieuwe vaststelling. Daarbij wordt overeenkomstig de bij amvb neer te leggen maatstaven gekeken naar het aantal kinderen en het actuele inkomen (t-2) van de alimentatieplichtige op het moment van de nieuwe vaststelling (dat wil zeggen dat bij vaststelling in 2004 gekeken wordt naar het inkomen in 2002). Met deze nieuwe wijzigingsmogelijkheid wordt beoogd in meer gevallen een eventuele inkomensstijging ofdaling aan de zijde van de onderhoudsplichtige ouder mee te nemen bij de opnieuw vast te stellen onderhoudsbijdrage.

Om uitvoeringstechnische redenen is gekozen voor de mogelijkheid om een nieuwe vaststelling te laten plaatsvinden vijf jaar na een eerdere vaststelling en niet voor een wijzigingsmogelijkheid afhankelijk van de leeftijd van de kinderen; hierdoor kan op hetzelfde moment voor alle kinderen op wie de eerdere vaststelling betrekking heeft een nieuwe vaststelling plaatsvinden. Aanknoping aan de leeftijd van de kinderen is ook niet nodig; de kosten stijgen weliswaar naarmate kinderen ouder worden, maar deze extra kosten worden gecompenseerd door een hogere bijdrage aan kinderbijslag. Het bedrag dat door ouders zelf aan hun kinderen besteed wordt, blijft derhalve nagenoeg gelijk ook als de kinderen ouder worden.

Niet in alle gevallen zal het LBIO de reeds vastgestelde bedragen wijzigen c.q. opnieuw vaststellen. Als de alimentatieplichtige en onderhoudsgerechtigde niet in Nederland woonplaats of werkelijke verblijf hebben of bij de rechter een procedure omtrent de scheiding of het over de kinderen uit te oefenen gezag aanhangig is, wijzigt de rechter op verzoek de reeds eerder vastgestelde bedragen of stelt hij deze opnieuw vast (vergelijk de voorgestelde artikelen 406 en 406aa van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek). Het verzoek kan alleen betrekking hebben op bedragen voor levensonderhoud met betrekking tot partijen of belanghebbenden die reeds in de procedure betrokken zijn.

Financiële consequenties

Aanpassing van het wetsvoorstel waarbij de kinderalimentatie na een periode van vijf jaar opnieuw wordt vastgesteld brengt kosten met zich mee. De kosten die hiermee gepaard gaan, betreffen uitvoeringskosten bij het LBIO, omdat naast de reguliere instroom ook het bestaande bestand opnieuw moet worden vastgesteld. De initiële kosten om de systemen die nu in ontwikkeling zijn aan te passen, kunnen vermoedelijk worden opgevangen binnen het beschikbare kader. De totale uitvoeringskosten bedragen circa € 0,1 miljoen in 2006 oplopend tot € 0,6 miljoen in 2011 en vanaf 2012 structureel € 0,4 miljoen op basis van 5600 zaken. Deze kosten worden verminderd met een eigen bijdrage van € 25,– die in rekening wordt gebracht bij de aanvrager van de nieuwe vaststelling. Daarmee komt de nettoreeks op € 0,1 miljoen in 2006 oplopend tot € 0,4 miljoen in 2011 en vanaf 2012 structureel € 0,3 miljoen.

Deze uitvoeringskosten komen ten laste van het ministerie van Justitie, dat daarvoor zal worden gecompenseerd. De dekking van deze kosten wordt bij voorjaarsnota nader vorm gegeven.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven