29 478
Regionale Benadering Westelijke Balkan

23 987
Uitbreiding van de Europese Unie

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 maart 2006

Hierbij doe ik u verslag van mijn bezoek aan Servië en Montenegro en Kosovo alsmede Albanië, dat plaatsvond van 20 tot en met 22 februari jongstleden.

Inleiding

Het belangrijkste doel van mijn bezoek was het krijgen van inzicht in de ontwikkelingen rond de toekomstige status van Kosovo. Daarnaast werd tijdens het bezoek aandacht besteed aan de EU-ambities van Servië en Montenegro en Albanië. Ook kwam het komende referendum over onafhankelijkheid in Montenegro aan de orde. Het bezoek bood tevens gelegenheid de bilaterale contacten verder aan te halen.

In Belgrado sprak ik met de Servische president Boris Tadic, premier Vojislav Kostunica en vice-premier Miroljub Labus. Tevens had ik een ontmoeting met de minister van Buitenlandse Zaken van Servië en Montenegro, Vuk Draskovic. Met de minister voor Internationale Economische Betrekkingen van Servië, Milan Parivodic, tekende ik, namens het Ministerie voor Economische Zaken, een nieuw Memorandum of Understanding voor het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) met Servië. In Pristina voerde ik gesprekken met de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Sören Jessen-Petersen, alsmede met president Fatmir Sejdiu en premier Bajram Kosumi (die inmiddels is afgetreden). Ook sprak ik met Veton Surroj, leider van de oppositiepartij ORA. Daarnaast bracht ik in west-Kosovo een bezoek aan het Servisch-orthodoxe klooster van Decani, waar ik een ontmoeting had met de abt. In Tirana sprak ik met president Alfred Moisiu, premier Sali Berisha en minister van Buitenlandse Zaken Besnik Mustafaj. Daarnaast sprak ik ook met vertegenwoordigers van de parlementaire oppositie.

Voorafgaand aan mijn bezoek aan Belgrado had ik in Wenen een ontmoeting met de Speciale Gezant van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor de Kosovo-statusbesprekingen, Martti Ahtisaari. Deze gaf een korte toelichting op de besprekingen tussen Belgrado en Pristina die dezelfde dag in Wenen van start waren gegaan. Centraal in deze besprekingen stond de kwestie van decentralisatie van bevoegdheden van de centrale overheid in Pristina naar lokale overheden.

Kosovo

In Belgrado verklaarden zowel president Tadic als premier Kostunica vast te houden aan het motto «meer dan autonomie, minder dan onafhankelijkheid» als inzet voor de besprekingen over de toekomstige status van Kosovo. Beiden wezen tevens op het belang van vervulling van de zogenaamde «Kosovo-standaarden», met name waar deze de positie van de Kosovo-Servische minderheid betreffen. Ook onderstreepten zij het belang van voortgezette institutionele banden tussen Belgrado en de Kosovo-Servische gemeenschappen in Kosovo. Zonder dergelijke banden zouden de Kosovo-Serven niet bereid zijn te blijven in Kosovo, zo meenden president Tadic en premier Kostunica. Minister Draskovic gaf aan dat Kosovo in de toekomst mogelijk wél het lidmaatschap zou kunnen krijgen van technische internationale organisaties, zoals de financiële instellingen, maar dat Kosovo onder geen beding een eigen zetel in de Verenigde Naties zou kunnen bekleden.

Ik heb mijn gesprekpartners in Belgrado aangespoord zich constructief op te stellen in de besprekingen over de toekomstige status van Kosovo en gewezen op de grote verantwoordelijkheid die rust op de schouders van de politieke leiders in Belgrado én Pristina, nu de besprekingen over de toekomstige status van Kosovo waarschijnlijk nog in 2006 zullen worden afgerond. Ik heb hierbij tevens naar voren gebracht dat een vorm van onafhankelijkheid van Kosovo een mogelijke uitkomst van de besprekingen is.

Bij mijn gesprekspartners in Pristina heb ik uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor het belang van concrete en harde garanties ten aanzien van decentralisatie en de bescherming van minderheden als cruciale elementen van een regeling voor de toekomstige status van Kosovo. Het bezoek aan het Servisch-orthodoxe klooster van Decani, dat geheel is omringd door troepen van de vredesmacht KFOR, illustreerde nog eens het belang van een adequate regeling op dit terrein. In mijn gesprek met de abt toonde deze zich pessimistisch over de bereidheid aan Kosovo-Albanese kant om daadwerkelijk vorm te geven aan een toekomstig multi-etnisch Kosovo waar de rechten van de Kosovo-Servische minderheid afdoende worden gewaarborgd.

Desgevraagd spraken president Sejdiu en premier Kosumi hun bereidheid uit daadwerkelijk mee te werken aan concrete veiligheidsgaranties voor de Kosovo-Servische minderheid. Het was echter tegelijkertijd van belang dat de regering in Belgrado de Kosovo-Servische minderheid de ruimte bood om actief deel te nemen aan het politieke proces in Kosovo. In mijn gesprek met de heer Jessen-Petersen wees deze op enkele belangrijke positieve ontwikkelingen (organisatie en verloop van de algemene verkiezingen in oktober 2004, vrijwillige overgave van ICTY-aangeklaagde en voormalige premier Haradinaj, de probleemloze opvolging van de onlangs overleden president Rugova) die de veerkracht van de Kosovaarse samenleving illustreerden. Daarnaast beschikte Kosovo dankzij zijn bruinkoolvoorraden over een aanzienlijk economisch potentieel, zo meende de heer Jessen-Petersen.

EU-perspectieven

In mijn gesprekken in Belgrado en Tirana heb ik nog eens onderstreept dat Nederland gecommitteerd blijft aan het Europese perspectief van de landen in de Westelijke Balkan, zoals deze tijdens de EU Top van Thessaloniki in juni 2003 werd uitgesproken. Wel heb ik hierbij benadrukt dat Nederland zal toezien op een strikte toetsing van de hiertoe gestelde voorwaarden, waarbij de landen in de regio zullen worden afgerekend op daadwerkelijke uitvoering van de hervormingsagenda op cruciale onderwerpen waaronder versterking van de rechtsstaat, vrijheid van de pers en economische hervormingen.

Tegenover mijn gesprekspartners in Belgrado heb ik hierbij gewezen op het belang van volledige samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY), in het bijzonder voor wat betreft de arrestatie en uitlevering van generaal Ratko Mladic, Radovan Karadzic en de overige voortvluchtigen. Mijn gesprekspartners gaven hierbij aan zich bewust te zijn van de noodzaak tot volledige samenwerking met het Tribunaal, en van de negatieve consequenties die onvolledige samenwerking mogelijk zal hebben voor het verloop van de onderhandelingen met de EU over het afsluiten van een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (SAO). Ten aanzien van generaal Mladic gaven mijn gesprekspartners aan geen informatie te hebben over diens actuele verblijfplaats.

In Tirana heb ik het belang onderstreept van daadwerkelijke uitvoering van hervormingen. Ik heb premier Berisha gefeliciteerd met de recente parafering van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst, die een erkenning vormt van de belangrijke vooruitgang die Albanië de afgelopen jaren heeft gemaakt. Ik heb hier evenwel aan toegevoegd dat dit geenszins aanleiding kan zijn voor vertraging van het hervormingsproces. Het gaat nu om de effectieve implementatie van de hervormingen waar de EU de Albanese regering nauwgezet op zal blijven afrekenen. De vrijheid van de media is hierbij een belangrijk aandachtspunt. Premier Berisha noemde tegenover mij de strijd tegen georganiseerde misdaad en corruptie als de belangrijkste prioriteit van zijn regering. Hierbij waren belangrijke successen geboekt, aldus de premier. Enkele van de voornaamste uitdagingen waren nu de strijd tegen witwassen en de schending van intellectuele eigendomsrechten.

Montenegro

Geen van mijn gesprekspartners toonde zich bezorgd over de mogelijke effecten van het referendum over onafhankelijkheid dat op 21 mei aanstaande in Montenegro zal worden gehouden. Wel onderstreepten mijn gesprekpartners in Belgrado het belang van een transparante organisatie van het referendum.

Bilaterale onderwerpen

Veel van mijn gesprekspartners spraken hun erkentelijkheid uit voor de Nederlandse inspanningen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking in de regio. Tijdens de ondertekening in Belgrado van het Memorandum of Understanding voor het nieuwe PSOM-programma, waarbij ook vertegenwoordigers van de media aanwezig waren, wees ik op de groeiende belangstelling van het Nederlandse bedrijfsleven voor de regio. Ik refereerde hierbij tevens aan de recente bezoeken aan de regio door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Economische Zaken. Tegelijkertijd heb ik het belang benadrukt van een goed functionerende rechtspraak met een adequate bescherming van buitenlandse investeerders als belangrijke voorwaarde voor het verder aantrekken van buitenlandse investeringen in de regio.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Naar boven