29 478
Regionale Benadering Westelijke Balkan

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2005

Conform het verzoek van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van uw Kamer, bied ik u hierbij het verslag aan van mijn reis door de Westelijke Balkan inclusief mijn ontmoeting met nabestaanden van Srebrenica.

In de periode 14 oktober 2005 tot en met 21 oktober 2005 bezocht ik de Westelijke Balkan, waarbij de volgende landen en plaatsen werden bezocht:

Macedonië (Skopje en Ohrid), Servië-Montenegro (Tivat, Podgorica, Belgrado en Leskovac), Kosovo (Pristina), Bosnië-Herzegovina (Tuzla, Srebrenica en Sarajevo), Albanië (Tirana) en Kroatië (Vukovar).

De reis richtte zich vooral op de ontwikkeling van de private sector in de landen van de regio, en in het bijzonder in het kader van de follow-up van de Balkaninvesteringsconferentie van oktober 2004. Daarnaast stond deze reis in het teken van verzoening en gerechtigheid in de regio.

De periode van de reis viel nagenoeg samen met aantal, voor de toekomst van de Westelijke Balkan belangrijke, momenten. Op 9 november zal het avis van de Europese Commissie verschijnen over de aanvraag van het EU-lidmaatschap door Macedonië, het rapport van VN-gezant Eide is op 7 oktober jl. verschenen met aanbevelingen over het statusproces van Kosovo en met Servië en Montenegro zijn de onderhandelingen gestart over het afsluiten van de Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst (SAO). De WTO is afzonderlijk met Servië en met Montenegro onderhandelingen gestart over toetreding tot de WTO.

In alle landen heb ik gesprekken gevoerd met de ter zake verantwoordelijke bewindspersonen, alsmede met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en de private sector. In Srebrenica sprak ik met een groep vrouwen, nabestaanden van de slachtoffers uit Srebrenica en Potocari.

In deze brief ga ik eerst in op een aantal bevindingen, die tezamen de rode draad vormen, van alle gevoerde gesprekken. Vervolgens ga ik in op mijn bezoek aan Srebrenica en Vukovar. Daarna volgt nog een korte weergave van de bedrijfsbezoeken.

Bevindingen

Centraal in de gesprekken met de ministers in de regio was de vraag welke maatregelen getroffen zouden moeten worden om investeren in en zaken doen met de landen van de Westelijke Balkan aantrekkelijker te maken. De rode draad die uit al deze gesprekken naar voren kwam is dat de economische wetgeving in de landen van de regio weliswaar steeds meer aansluit bij de Europese en WTO-standaarden, maar dat implementatie en uitvoering van wetgeving in alle landen een punt van zorg blijkt. Gebrekkige institutionele capaciteit op overheidsniveau is hiervan een belangrijke oorzaak. Een ander probleem vormt de vaak gebrekkige rechtsgang. De gerechtelijke procedures bij civiele geschillen kunnen oplopen tot soms wel vijf jaar, hetgeen een belangrijke belemmering vormt voor potentiële investeerders. Met name dit probleem zal nu in de vorm van een regionaal project, door IFC uit te voeren met Nederlandse steun, worden aangepakt. Dit zal plaatsvinden door de introductie van de zgn. Alternative Dispute Resolution, een vorm van mediation die op maat gesneden wordt geïntroduceerd in de landen van de regio. Invoering vindt plaats in samenwerking met de civiele rechtbanken, en beoogt de procesgang te ontlasten door geschillen die daarvoor in aanmerking komen door een mediator te laten beslechten.

De gesignaleerde gebrekkige institutionele capaciteit bij centrale overheden lijkt voorzichtig te verbeteren. Institutionele ondersteuning van enige ministeries door UNDP, met Nederlandse steun, lijkt resultaat te hebben. Met name de Servische regering heeft gevraagd deze vorm van institutionele ondersteuning te continueren. In meer algemene termen heb ik toegezegd de capaciteitversterking van overheden te willen ondersteunen, onder meer door trainingen voor ambtenaren uit de regio, gericht op het WTO-lidmaatschap en het mogelijke EU-kandidaatlid- maatschap.

De Vrijhandelsakkoorden tussen nagenoeg alle landen van de Westelijke Balkan lijken in een behoefte te voorzien, al vormt de slecht functionerende douane nog een belangrijk struikelblok. De noodzaak om te komen tot één interne markt voor de landen van de regio, zoals ook werd geadviseerd door de Commissie Amato, wordt door alle landen onderkend. De bereidheid om de bilaterale vrijhandelsakkoorden om te vormen tot één multilateraal vrijhandelsakkoord voor de gehele regio is zeker aanwezig.

In het verlengde van de gesignaleerde probleem- en verbeterpunten blijkt ook het rapport «Doing business» van de Wereldbank een goed beeld te geven van de procedures die doorlopen moeten worden om een bedrijf te starten c.q. draaiende te houden. Alle gesprekspartners waren zich hiervan bewust. Zo wordt nu geleidelijk aan gewerkt met zg. «one-stop-shops», kantoren waar (startende) ondernemers alle vergunningen kunnen aanvragen die nodig zijn om een bedrijf te kunnen starten.

Montenegro lijkt zich op te maken voor een uitgebreide campagne waarbij de vraag centraal staat of Montenegro uit de Statenunie van Servië en Montenegro zal treden of niet. De regering in Podgorica lijkt heeft vooralsnog 26 april 2006 als geplande datum voor een eventueel referendum over de onafhankelijkheid.

In Kosovo heb ik uitvoerig gesproken met de de heer Søren Jessen-Petersen, speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN in Kosovo, tevens hoofd van UNMIK. Hierbij heb ik met name aandacht gevraagd voor het belang van betrokkenheid van de Kosovaarse autoriteiten zelf bij de ontwikkeling van Kosovo. Dit thema zal met de op handen zijnde statusdiscussie snel aan actualiteit winnen. Capaciteitsversterking van het Kosovaars bestuur (PISG) is daarbij onontbeerlijk.

In Sarajevo heb ik bij het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger gesproken over de toekomst van Bosnië-Herzegovina en de OHR. Benadrukt werd de noodzaak te komen tot overheveling van bevoegdheden van de entitieiten naar de centrale overheid, zodat deze effectiever kan gaan functioneren. Dit proces verloopt zeer geleidelijk, en bestuurscapaciteit op centraal niveau is nu nog beperkt. Hoopgevend is evenwel dat nu een akkoord is gesloten over de herstructurering van de politie en de invoering van de BTW, die door en ten behoeve van de centrale overheid geïnd zal worden. De OHR gaf aan dat zij reeds begonnen is met inkrimpen van de ambtelijke staf. Deze inkrimping gaat gepaard met het toekennen van meer bevoegdheden aan de Bosnische regering.

Srebrenica en Potocari

Tijdens het bezoek aan Bosnië-Herzegovina stonden met name Srebrenica en Potocari centraal. Na een bezoek aan het Potocari Memorial Centre en een kranslegging op de begraafplaats van de slachtoffers van de massamoorden van 1995, voerde ik gesprekken met burgemeester Malkic van Srebrenica, alsmede met een groep teruggekeerde vrouwen en nabestaanden. Ook sprak ik met UNDP en het lokale bedrijfsleven over de mogelijkheden voor ondernemen en investeren in de regio.

Burgemeester Malkic toonde zich erkentelijk voor alle tot op heden ontvangen Nederlandse hulp voor de wederopbouw van Srebrenica en omgeving. In zijn toelichting op de huidige stand van zaken ging hij uitgebreid in op de gevolgen van de gebeurtenissen van 1995, waarbij naast al het aangedane persoonlijke leed ook veel infrastructurele vernielingen zijn aangebracht.

Met behulp van UNDP en CARE is het gemeentebestuur van Srebrenica nu bezig met de opstelling van een ontwikkelingsplan voor de toekomst. Hiermee gaat Srebrenica een nieuwe fase in, waarmee de fase van de eerste wederopbouw kan worden afgesloten. Het nieuwe ontwikkelingsplan zal, aldus burgemeester Malkic, meer gericht zijn op de infrastructurele verbeteringen, die nodig zijn voor een goed leef- en ondernemingsklimaat. Hierbij wordt gedacht aan o.a. herstel van het wegennet, het elektriciteitsnet en de riolering.

Namens de regering heb ik blijvende Nederlandse betrokkenheid bij de toekomstige ontwikkeling van Srebrenica bevestigd.

De ontmoeting met een groep teruggekeerde vrouwen, nabestaanden van de slachtoffers van de massamoorden van 1995, verliep in een openhartige sfeer. Deze groep vrouwen heeft, van de door Nederland ondersteunde organisatie Snaga Zene, psychosociale begeleiding ontvangen bij het proces van rouw en verwerking na het verlies van vele familieleden. Zij beginnen nu weer voorzichtig naar de toekomst te kijken en plannen te maken, gericht op samen verder leven en op het kunnen voorzien in de kosten van levensonderhoud.

Tijdens deze ontmoeting is door de vrouwen op openhartige wijze inzicht gegeven in de wijze waarop zij bezig zijn geweest met het proces van rouw en verwerking, hoe zij elkaar tot steun zijn en hoe zij voor elkaar in de bres springen waar dat nodig is. Een gesprek met de nodige emoties, zowel bij de vrouwen als bij mijzelf en de leden van mijn delegatie. Maar bovenal een gesprek waarbij duidelijk is geworden dat de Nederlandse betrokkenheid bij de wederopbouw van Srebrenica wordt gewaardeerd, waarbij het wederzijdse begrip is gegroeid en waarin ik de blijvende betrokkenheid van Nederland heb bevestigd.

Na dit aangrijpende gesprek met deze groep vrouwen heb ik een bezoek gebracht aan de International Commission for Missing People (ICMP) te Tuzla. In dit instituut, waarvan de Nederland qua omvang de tweede donor is, wordt met behulp van DNA-technieken gewerkt aan de identificatie van de Srebrenica-slachtoffers. Tot op heden zijn iets meer dan 4000 DNA-profielen geëxtraheerd en zijn 2810 slachtoffers geïdentificeerd, waarbij restanten van sommige stoffelijke overschotten in meer dan drie massagraven zijn teruggevonden.

Het werk van dit instituut is van grote waarde voor de toekomst en van groot belang voor het verzoeningsen verwerkingsproces. Om deze reden heb ik bevestigd ook dit instituut te blijven steunen zolang dat nodig is.

Vukovar

Binnen het kader van de regionale benadering voor de Westelijke Balkan heb ik besloten de in 1995 opgeheven veerverbinding tussen Vukovar (Kroatië) en Bac (Servië) weer in bedrijf te laten komen. Hiertoe zal Nederland een veerboot ter beschikking stellen en zullen beide gemeentebesturen een gemeenschappelijke regeling treffen voor het beheer van de verbinding. De regeringen van zowel Kroatië als Servië hebben verklaard de grensovergang weer open te stellen.

Namens Servië was vice-premier Labus aanwezig en namens Kroatië was minister van Buitenlandse Zaken en Europese Integratie Grabar-Kitarovic aanwezig bij de ceremonie van de ondertekening van de declaratie waarin de samenwerking in een document werd vastgelegd.

Hoewel de bijeenkomst gericht was op regionale en economische samenwerking vroeg Labus aan het eind van zijn betoog de mogelijkheid om op persoonlijke titel verder te mogen spreken. Het was hoopvol van hem te vernemen dat naar zijn mening oorlogsmisdadigers voor de rechter moeten worden gebracht en dat de misdaden, verricht in Vukovar in 1991, niet onbestraft mogen blijven. Hij sprak zijn spijt uit over wat in de oorlog Kroatië was aangedaan, en riep iedereen op verder te willen werken aan verzoening en regionale economische ontwikkeling en samenwerking.

Bedrijfsbezoeken

Tijdens mijn reis heb ik ook een zestal bedrijven bezocht. Uit deze bezoeken is mij bijgebleven dat enthousiasme, doorzettingskracht en de wil om te slagen van essentieel belang zijn voor succes. Alle bezochte projecten, waarvan enkele nog maar net van start waren gegaan, gaven daar volop blijk van. Het is in dit licht dat ik heb kunnen constateren dat de bezochte projecten van het gezamenlijk EZ/OS instrument PSOM een interessante bijdrage zullen leveren aan de transitie in in de Westelijke Balkan Bedrijven die ik heb bezocht zijn werkzaam in de staalverwerkende industrie, in de toeristische branche, in de veehouderij, veevoederontwikkeling enproductie. Maar ook in de ondersteunende sfeer, waarbij met name moet worden gedacht aan HACCP en ISO-9001 certificering. Met deze mogelijkheid tot certificering kunnen bedrijven uit de agrarische sector direct exporteren naar de EU en andere markten.

De Westelijke Balkan is een regio met potentie. Een markt met 26 miljoen mensen, waar zakendoen nog een uitdaging is, maar waar dat ook lonend kan zijn. Investeren in de Westelijke Balkan, resulteert niet alleen in banen daar, maar kan ook resulteren in banen in Nederland, zoals ook bleek bij één van de bedrijfsbezoeken. Aldaar bleek dat meer zgn.«high-tech» banen in Nederland zullen ontstaan, zodra de bedrijven in de regio tot wasdom komen. De naderende door de ministeries van Economische en Buitenlandse Zaken georganiseerde conferentie «Doing Business in the Western Balkans» van 10 november, is eveneens een follow-up van de vorig jaar gehouden Balkaninvesteringsconferentie, met als doel vertegenwoordigers van bedrijfsleven uit beide landen met elkaar in contact te brengen, is een waardevolle stap in de bestendiging van de handelsrelaties van Nederland met de landen van de Westelijke Balkan.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven

Naar boven