29 477 Geneesmiddelenbeleid

Nr. 210 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2012

Hierbij stuur ik u mijn standpunt op het rapport «Adviesraden farmaceutische industrie getoetst aan reclameregels» van de Inspectie voor de Gezondheidszorg1.

Een adviesraad is, volgens een definitie van de inspectie, een samenkomst van beroepsbeoefenaren en andere deskundigen op kosten en uitnodiging van de farmaceutische industrie waarbij deze beroepsbeoefenaren en deskundigen de farmaceutische industrie van advies voorzien. De door de inspectie bezochte adviesraden behandelden verschillende onderwerpen, maar de onderwerpen waren in alle gevallen gerelateerd aan geneesmiddelen. Het ging dan bijvoorbeeld om een nieuw geneesmiddel of therapie, bepaalde ziektebeelden of bepaalde studieresultaten. De inspectie heeft zich in haar onderzoek uitsluitend gericht op de juiste toepassing van de beleidsregels gunstbetoon en heeft zich geen oordeel gevormd over de inhoud van de adviesraden. Het samenvattende rapport van de inspectie stuur ik u hierbij toe.

Onderzoek inspectie

In het onderzoek naar adviesraden ging het de inspectie niet om de vraag of relaties bestonden, maar om de vraag of farmaceutische bedrijven die relaties invulden conform de reclameregels uit de Geneesmiddelenwet en de daarop gebaseerde Beleidsregels gunstbetoon2. Die regels stellen dat farmaceutische bedrijven dienstverlening door beroepsbeoefenaren mogen vergoeden zolang die vergoeding redelijk is, partijen de diensten helder vastleggen in een schriftelijke overeenkomst en de diensten van voldoende belang voor de beroepsuitoefening zijn. Ook de beroepsbeoefenaar moet zich houden aan de regels voor gunstbetoon.

De inspectie bracht in de maanden oktober 2011 tot en met maart 2012 onaangekondigde bezoeken aan adviesraadbijeenkomsten van veertien bedrijven. Daarnaast onderzocht de inspectie tussen december 2011 en juni 2012 van negentien bedrijven documenten van een adviesraad nadat die bijeen kwam (retrospectief onderzoek). De inspectie toetste de in totaal 33 adviesraden aan de regels voor dienstverlening die te vinden zijn in artikel 94, onder a van de Geneesmiddelenwet en onderdeel 2.1 A van de Beleidsregels gunstbetoon.

De inspectie concludeert dat farmaceutische bedrijven de helderheid van dienstverleningsovereenkomsten kunnen verbeteren. De inspectie kon in 21 van de 33 gevallen niet of niet voldoende uit de betrokken overeenkomst afleiden voor hoeveel uren of voor welke taken de farmaceutische bedrijven de beroepsbeoefenaren bij een specifieke adviesraad betaalden. De inspectie concludeert daarnaast dat nadere invulling van het kader voor vergoeding van dienstverlening en onkosten noodzakelijk is. Uit de regelgeving blijkt namelijk onvoldoende waaruit deze vergoeding bestaat, wat redelijke uurtarieven zijn, en op welke gronden afwijking van het uurtarief mogelijk is.

Standpunt

Ik vind het een goede zaak dat de inspectie zich bij het toezicht op de regels voor geneesmiddelenreclame niet alleen beperkt tot het toezicht op reclame-uitingen maar ook probeert om zicht te krijgen op andere beïnvloedingsmechanismen. Het is voor het eerst dat de inspectie het onderwerp adviesraden heeft onderzocht. De inspectie heeft zich daarom eerst uitgebreid op het onderwerp georiënteerd en heeft op grond van die oriëntatie een toetsingskader ontwikkeld. De inspectie heeft vervolgens 14 adviesraden bezocht en 19 adviesraden retrospectief beoordeeld.

Op één bedrijf na maakten alle onderzochte bedrijven gebruik van schriftelijke dienstverleningsovereenkomsten om de prestatie en de tegenprestatie in vast te leggen. Het onderzoek wijst uit dat de dienstverleningsovereenkomsten niet altijd de benodigde helderheid geven over de uitvoering van de specifieke adviesraad. Ik ben het dan ook eens met de aanbeveling van de inspectie om te gaan werken aan het verduidelijken van de dienstverleningsovereenkomsten. Ik heb begrepen dat de stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR) het voortouw zal nemen om tot die verduidelijking te komen.

Er is discussie ontstaan over de te hanteren uurtarieven in dienstverleningsovereenkomsten. Het uitgangspunt van de Beleidsregels gunstbetoon is dat de beloning voor beroepsbeoefenaren in redelijke verhouding moet staan tot de geleverde tegenprestatie en dat een beroepsbeoefenaar recht heeft op een redelijke vergoeding van gemaakte onkosten. De interpretatie van het woord «redelijk» is divers, zo heeft dit onderzoek uitgewezen. De inspectie vraagt mij om voor 2014 te komen met een duidelijker uitleg in of duiding van de Beleidsregels gunstbetoon. Ik zal dit verzoek inwilligen en dit samen met de inspectie en de CGR ter hand nemen. Ik vind het namelijk van belang dat er geen onduidelijkheid blijft bestaan over de interpretatie van de Beleidsregels gunstbetoon. De praktijk is gebaat bij een helder normenkader dat vooraf voor partijen kenbaar is. Partijen hebben in dit onderzoek laten zien dat, voor zover normen bij hen bekend en duidelijk zijn, zij deze naleven. Ik vertrouw erop dat het vaststellen van nadere uitleg of het geven van duiding over de beleidsregels de naleving in de toekomst ten goede zal komen.

Ik ga er dan ook vanuit dat een volgend onderzoek van de inspectie naar adviesraden op de nu geconstateerde verbeterpunten een beter resultaat zal laten zien.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Stcrt. 29 juni 2007, nr. 123. Met ingang van 1 februari 2012 zijn deze beleidsregels vervangen door de Beleidsregels inzake gunstbetoon als bedoeld in art. 94 Geneesmiddelenwet (Beleidsregels gunstbetoon Geneesmiddelenwet, Stcrt. 18 januari 2012, nr. 854). Dit heeft geen gevolgen gehad voor de beoordeling van dienstverlening binnen dit onderzoek.

Naar boven