29 473
Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 februari 2005

Aanleiding voor deze brief: toezegging in wetgevingsoverleg bij wetsvoorstel 29 473 (Vereenvoudiging bekostiging VO)

In het wetgevingsoverleg van 14 juni 2004 over het wetsvoorstel dat onder meer vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen van de WVO regelt (Kamerstukken II 2003/04, 29 473, nr. 10, blz. 15, linkerkolom) heb ik toegezegd dat ik u tevoren zal informeren als ik gebruik wil gaan maken van artikel V van dat (toen nog) wetsvoorstel, dat inmiddels is aanvaard en als wet is gepubliceerd in Stb. 2005, 14. Dit artikel V maakt een regeling mogelijk voor onvoorziene gevallen bij de invoering van de wet. Ik wil het artikel inderdaad gebruiken.

Hierbij zend ik u ter kennisneming de concept-ministeriële regeling, mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Ik verwacht dat de regeling in maart 2005 in het Gele katern kan worden gepubliceerd.

Waarom een ministeriële regeling? Welk probleem moet worden opgelost?

Het was oorspronkelijk de bedoeling de wetswijzigingen over vereenvoudiging bekostiging VO in werking te laten treden op 1 januari 2005. In het wetgevingsoverleg heb ik u toegezegd dat ik de toepassing van de gewijzigde bekostigingsbepalingen zal uitstellen tot het bekostigingsjaar 2006, zodat de scholen meer tijd hebben zich op de invoering van de wijzigingen voor te bereiden.

Dit uitstel geeft invoerings- en overgangsproblemen. De ministeriële regeling lost deze op. Ik licht dit als volgt toe.

De wet vereenvoudiging bekostiging VO treedt voor alle artikelen op hetzelfde moment in werking: de wet kent niet de mogelijkheid om verschillende artikelen op verschillende tijdstippen in werking te laten treden. Het ontbreken van die mogelijkheid levert een probleem op nu de vereenvoudiging van de bekostiging een jaar later van kracht wordt dan eerst de bedoeling was, want de vereenvoudigingswet bevat ook wijzigingen van technische aard die niet met vereenvoudiging van de bekostiging te maken hebben en die eerder in werking zouden moeten treden dan 1 januari 2006. Maar treedt deze wet inderdaad vóór 1 januari 2006 in werking, dan worden «automatisch» ook de bekostigingswijzigingen in de WVO aangebracht. Gevolg daarvan is dat de oude bekostigingsbepalingen vervallen (door nieuwe worden«overschreven») middenin 2005. Voor de maanden augustus tot en met december 2005 kan de bekostiging dan niet meer worden vastgesteld volgens de «oude» regels, en de nieuwe bekostigingsbepalingen mogen nog niet worden toegepast, want dat mag pas vanaf het eerste volle kalenderjaar, dus vanaf 1 januari 2006.

De bijgevoegde concept-ministeriële regeling voorkomt zo'n «vacuum» bij de bekostiging tot 1 januari 2006, terwijl de technische wijzigingen toch eerder in werking kunnen treden dan pas per 1 januari 2006.

Kortheidshalve verwijs ik u verder naar (de toelichting op) de concept-regeling1.

Ik hoop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven