29 468
Uitvoering van Verordening (EG) nr. [...] van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van [...] betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (Havenbeveiligingswet)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is uitvoering te geven aan Verordening (EG) nr. [...] van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van [...] betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PbEU [...]), alsmede dat het gewenst is een wettelijke basis vast te stellen voor de uitvoering van verdragen of van besluiten van een of meer instellingen van de Europese Unie, al dan niet gezamenlijk, voorzover die uitvoering betrekking heeft op onderwerpen, geregeld in deze wet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Verordening: Verordening (EG) nr. [...] van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van [...] betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PbEU [...]);

b. havenfaciliteit: havenfaciliteit als bedoeld in artikel 2, elfde lid, van de Verordening;

c. beheerder van een havenfaciliteit: natuurlijke persoon of rechtspersoon die een havenfaciliteit in beheer heeft;

d. havenbeveiligingscertificaat: certificaat als bedoeld in artikel 7, eerste lid;

e. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

§ 2 Bevoegde autoriteiten voor de maritieme beveiliging

Artikel 2

1. Als bevoegde autoriteiten voor de maritieme beveiliging, bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de Verordening worden aangewezen:

a. de burgemeester voor de taken, bedoeld in de artikelen 4 tot en met 10 en 17, tweede lid;

b. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de taak, genoemd in artikel 12, en

c. Onze Minister voor de overige taken.

2. De bevoegde autoriteiten, bedoeld in het eerste lid, dragen zorg voor de uitvoering van de taken, onderscheidenlijk de nakoming van de verplichtingen die ingevolge de Verordening op Nederland rusten, ieder voor zoveel deze hem zijn opgedragen.

Artikel 3

1. Goederen worden alleen overgeslagen van een schip in een ankerplaats of een redegebied in de territoriale zee, voorzover dit meer dan één kilometer zeewaarts van de basislijn, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet grenzen territoriale zee plaatsvindt, met vergunning van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

2. Het eerste lid is van overenkomstige toepassing op het aan of van boord doen gaan van passagiers.

3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt aangemerkt als een instemming met een gelijkwaardige regeling als bedoeld in voorschrift 12, tweede lid, van Bijlage I van de Verordening.

Artikel 4

1. In de gemeenten met een of meer havenfaciliteiten is de burgemeester het bevoegd gezag voor de uitvoering, respectievelijk de toepassing van voorschrift 10, tweede en derde lid, van Bijlage I, de artikelen 15 en 16 van Bijlage II en de onderdelen 1.16, 4.1, 4.2, 4.14, 4.15, 4.16, 4.18, 15.3, 15.4, 15.6, 16.3, 16.8, 17.1, 18.5 en 18.6 van Bijlage III van de Verordening, voorzover deze betrekking hebben op havenfaciliteiten.

2. Ingeval een havenfaciliteit op het grondgebied van meer dan één gemeente is gelegen, wordt de functie van bevoegde autoriteit voor de havenbeveiliging vervuld door de burgemeester van de gemeente waarin het grootste deel van de oppervlakte van die havenfaciliteit is gelegen.

Artikel 5

1. Bij de vervulling van zijn taken ingevolge deze wet neemt de burgemeester de algemene en bijzondere aanwijzingen van Onze Minister in acht.

2. De burgemeester en Onze Minister verschaffen elkaar de inlichtingen die ieder van hen nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taken ingevolge deze wet.

§ 3 Havenbeveiligingscertificaten

Artikel 6

1. Op aanvraag van de beheerder van een havenfaciliteit beslist de burgemeester omtrent het verlenen van instemming, bedoeld in voorschrift 10, tweede lid, onderdeel 2 van Bijlage I van de Verordening, met het beveiligingsplan van die havenfaciliteit.

2. Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een veiligheidsbeoordeling van de havenfaciliteit overgelegd.

Artikel 7

1. Als bewijs van instemming, bedoeld in artikel 6, eerste lid, geeft de burgemeester een havenbeveiligingscertificaat af.

2. Een havenbeveiligingscertificaat is ten hoogste vijf jaar geldig.

3. Van elk door hem afgegeven havenbeveiligingscertificaat doet de burgemeester onverwijld schriftelijk mededeling aan Onze Minister.

Artikel 8

1. De artikelen 6 en 7, derde lid, zijn mede van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op een wijziging van de inhoud van een veiligheidsbeoordeling, onderscheidenlijk van de inhoud van een beveiligingsplan van een havenfaciliteit.

2. Ingeval met de wijziging van een beveiligingsplan wordt ingestemd en het certificaat, afgegeven ingevolge artikel 7, eerste lid, nog geldig is, wordt de instemming verleend voor de resterende looptijd van het certificaat en als bewijs hiervan een aanhangsel bij dat certificaat afgegeven.

Artikel 9

1. De burgemeester trekt een door hem gegeven instemming en het bijbehorende havenbeveiligingscertificaat in, indien hem is gebleken dat de beheerder van de havenfaciliteit bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op diens aanvraag zou hebben geleid.

2. De burgemeester kan een door hem gegeven instemming en het bijbehorende havenbeveiligingscertificaat intrekken, indien de beheerder van de havenfaciliteit heeft gehandeld in strijd met het beveiligingsplan of heeft nagelaten te handelen in overeenstemming met dit plan.

3. Artikel 7, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

1. De burgemeester kan de beheerder van een havenfaciliteit ontheffing verlenen van de eis om in het bezit te zijn van een beveiligingsplan waarmee hij heeft ingestemd, mits de beheerder beschikt over een gelijkwaardige beveiligingsregeling als bedoeld in voorschrift 12, tweede lid, van Bijlage I van de Verordening, waarmee de burgemeester heeft ingestemd.

2. Goederen worden alleen overgeslagen van een schip in een ankerplaats of een redegebied, gelegen binnen het gebied van een gemeente, met vergunning van de burgemeester. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het aan of van boord doen gaan van passagiers.

4. Een vergunning als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt als een instemming met een gelijkwaardige regeling als bedoeld in voorschrift 12, tweede lid, van Bijlage I van de Verordening.

Artikel 11

Het is de beheerder van een havenfaciliteit niet toegestaan een activiteit als bedoeld in artikel 2, twaalfde lid, van de Verordening in zijn havenfaciliteit te verrichten of toe te laten dat deze wordt verricht, indien de beheerder niet in het bezit is van een geldig havenbeveiligingscertificaat of een ontheffing als bedoeld in artikel 10.

§ 4 Veiligheidsniveaus

Artikel 12

De verhoging, onderscheidenlijk in voorkomend geval de verlaging van de veiligheidsniveaus, bedoeld in artikel 14 van Bijlage II van de Verordening, geschiedt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met Onze Ministers van Algemene Zaken en Justitie.

§ 5 Overige bepalingen

Artikel 13

1. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld ter uitvoering van voorschrift 10, derde lid, van Bijlage I van de Verordening.

2. Bij regeling van Onze Minister kunnen, voorzover nodig voor een goede toepassing van de Verordening, nadere regels worden gesteld omtrent de onderwerpen, genoemd in artikel 3, derde lid, van de Verordening, alsmede in de artikelen 3.2, 14.3, 15.3, 15.6, 16.6, 16.7 en 17 van Bijlage II van de Verordening, voorzover deze betrekking hebben op havenfaciliteiten.

Artikel 14

1. Personen die bij havenfaciliteiten beveiligingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus verrichten, zijn in het bezit van een certificaat ten bewijze dat zij met goed gevolg een door Onze Minister erkende cursus voor de beveiliging van havenfaciliteiten hebben gevolgd.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de beveiligingsfunctionaris, bedoeld in artikel 17.1 van Bijlage II van de Verordening.

3. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot:

a. de aanvraag voor de in het eerste, onderscheidenlijk tweede lid bedoelde erkenning, en

b. de intrekking van de erkenning.

4. Onze Minister stelt bij de regeling, bedoeld in het derde lid, de criteria vast op grond waarvan een aanvraag voor de erkenning, bedoeld in het derde lid, onder a, wordt beoordeeld, alsmede de gronden voor een intrekking als bedoeld in dat lid, onder b.

Artikel 15

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, ter uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties, regels worden gesteld omtrent de in deze wet geregelde onderwerpen, voorzover deze regels noodzakelijk zijn voor een toereikende uitvoering van die verdragen of besluiten.

Artikel 16

De verplichtingen ingevolge de Verordening en deze wet zijn met ingang van 1 juli 2005 mede van toepassing op de voor binnenlandse reizen gebruikte passagiersschepen die behoren tot Klasse A als bedoeld in artikel 4 van richtlijn nr. 98/18/EG van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en normen voor passagiersschepen (PbEG L 144).

§ 6 Toezicht op de naleving en bestuursdwang

Artikel 17

1. Met het toezicht op de naleving van de Verordening en het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

2. Met het toezicht op de naleving van de Verordening, voorzover het de bepalingen betreft die zijn genoemd in artikel 4, tweede lid, en het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn eveneens belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen, voorzover het havenfaciliteiten binnen de gemeente betreft.

3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 18

1. Onze Minister is, als bevoegd gezag ingevolge artikel 3, eerste lid, bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens dat artikel gestelde verplichtingen.

2. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang, bedoeld in het eerste lid, komt mede toe aan de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 19

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat indien de datum van uitgifte op 29 juni 2004 of een eerder tijdstip is gelegen, artikel 11 met ingang van 1 juli 2004 in werking treedt.

Artikel 20

Deze wet wordt aangehaald als: Havenbeveiligingswet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven