29 454
Publieke moraal

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2006

Tijdens de regeling van werkzaamheden van de Tweede Kamer van 17 oktober jl. is gevraagd om verstrekking van een gedeelte van een notitie. In mijn brieven van 11 oktober (Kamerstuk 29 454, nr. 13) en 16 oktober jl. (Kamerstuk 29 454/28 362, nr. 14) is toegelicht waarom de notitie niet kan worden verstrekt.

Hetzelfde geldt ook voor delen van de notitie.

Voor de goede orde merk ik op dat de verwijzing naar het citaat in de brief van 16 oktober jl. betrekking heeft op de daarin genoemde argumenten van algemene aard. Hieruit kan niet worden afgeleid dat in dit geval daadwerkelijk sprake is geweest van onenigheid. De notitie heeft gediend ten behoeve van een interne bespreking van het thema als onderdeel van het kabinetsbeleid.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende

Naar boven