29 453 Woningcorporaties

Nr. 335 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2013

Hierbij doe ik uw Kamer, mede namens de Minister van BZK, een reactie toekomen op de vraag van het lid Van Toorenburg van 30 oktober 2013 (Handelingen II 2013/14, nr. 17) over de implicaties van de uitspraak van de rechtbank op 30 oktober 2013 met betrekking tot de regeling voor topinkomens van woningcorporaties (verder: de regeling).

In de uitspraak heeft de rechtbank de Wet normering Topinkomens (WNT) in stand gehouden. Ook de keuze om de woningcorporaties te rekenen tot de semi-publieke sector en in te delen in het eerste regime van de WNT is daarbij overeind gebleven. De rechtbank heeft de regeling zelf onrechtmatig verklaard. Hiermee is de regeling niet meer van toepassing. De keuze om te komen tot een klassenindeling voor woningcorporaties, zoals de regeling doet, en het feit dat de Beloningscode van de sector niet als uitgangspunt is genomen voor de regeling acht de rechtbank op zich gerechtvaardigd.

Bij het oordeel van de rechtbank dat de regeling onrechtmatig is, heeft de rechtbank de vaststelling van de klassenindeling (artikel 2.7 lid 1 van de WNT) en de normbedragen (artikel 2.9 lid 2 van de WNT) in onderlinge samenhang bezien.

Naar het oordeel van de rechtbank kan de klassenindeling zonder nadere motivering niet alleen worden opgehangen aan het aantal woongelegenheden. De rechtbank noemt een aantal aanknopingspunten die in ogenschouw zouden moeten worden genomen door de Minister. Wat betreft de normbedragen oordeelt de rechtbank dat uit de (toelichting van de) regeling niet blijkt dat een afweging heeft plaatsgevonden van de factoren van artikel 2.9 lid 2 van de WNT in het licht van de taken en verantwoordelijkheden van topfunctionarissen van woningcorporaties. Gelet op de vergaande uitkomsten is die afweging naar de mening van de rechtbank wel noodzakelijk. De factoren uit artikel 2.9 van de WNT betreffen kort gezegd: de hoogte van de bezoldiging voor vergelijkbare functies bij lichamen als provincies en gemeenten, de bezoldiging in relevante andere sectoren van de arbeidsmarkt, de verhouding met het interne loongebouw bij woningcorporaties en de maatschappelijke opvattingen over de hoogte van de bezoldigingen. De in de regeling aangegeven motivering en afweging van factoren zijn volgens de rechtbank onvoldoende, daarom concludeert de rechtbank dat met de regeling verder is ingegrepen dan nodig, althans dat topfunctionarissen van woningcorporaties onevenredig door de regeling worden getroffen.

De implicatie van de uitspraak van de rechtbank is dat alle woningcorporaties voor 2013 gebonden zijn aan het bezoldigingsmaximum van € 228.559 van de WNT, dit zonder de indeling daaronder in klassen. Ik heb wel de gerede verwachting dat de corporatiesector haar zelf eerder afgekondigde matiging in bezoldigingen, zoals vastgelegd in de eigen beloningscode, ook nog voor het jaar 2013 zal handhaven en daar ook op zal willen toezien.

Voor 2014 stel ik zo snel mogelijk een nieuwe regeling op, die in november 2013 wordt gepubliceerd. Bij het opstellen van de regeling wordt het voorstel betrokken dat de sector op basis van de WNT in september 2013 heeft gedaan. Tevens worden de overwegingen van de rechtbank betrokken. Voor de concrete invulling van de regeling betekent dit dat de hiervoor genoemde factoren uit de WNT, zoals de vergelijkbaarheid met vergelijkbare functies bij gemeenten en de maatschappelijke opvattingen over de hoogte van de bezoldigingen, worden meegewogen. Uitgangspunt blijft dat met de regeling wordt gekomen tot beloningsplafonds die passen bij de aard van de woningcorporaties en de zwaarte van de functie, namelijk semipublieke instellingen die omgaan met omvangrijke maatschappelijk bestemde middelen in een door de publieke context gedomineerde werkomgeving.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven