nr. 103
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2009
Op 7 april aanstaande is er een Algemeen Overleg met uw Kamer alwaar
onder andere wordt gesproken over de stand van zaken bij de corporaties Rochdale
en SGBB. Voorafgaand aan dat Algemeen Overleg zal ik u schriftelijk informeren
over de laatste ontwikkelingen bij deze corporaties, maar reeds nu zou ik
u op hoofdlijnen willen informeren over mijn voornemens op het terrein van
corporaties en integriteit. Mede naar aanleiding van de constateringen bij
genoemde corporaties maak ik mij namelijk zorgen over de integriteit binnen
de corporatiesector en ik acht het dan ook van belang dat snel passende maatregelen
worden genomen. Deze brief beperkt zich tot de hoofdlijnen van het voorgenomen
beleid, maar voor het Algemeen Overleg van 7 april aanstaande zal ik
u meer in detail informeren over mijn plannen.
Voor de goede orde kondig ik ook reeds aan dat ik voor het Algemeen Overleg
van 7 april 2009 apart een brief aan uw Kamer toe zal doen komen waarin
wordt ingegaan op de laatste ontwikkelingen bij Woonbron. Ik kies er bewust
voor om dat in een aparte brief te doen, omdat integriteit niet aan de orde
is in de casus Woonbron en ik onderscheid wil maken in de aard van de problematiek
en de bijbehorende behandeling.
De beleidsvoornemens die in deze brief op hoofdlijnen worden gepresenteerd
maken onderdeel uit van het toezicht op corporaties in brede zin dat reeds
een volkshuisvestelijk, financieel en rechtmatigheidskarakter heeft en dat
het sluitstuk vormt van het huidige en toekomstige arrangement tussen rijk
en corporaties. Als het gaat om integriteitsproblemen binnen de corporatiesector
kan over een periode van de laatste tien jaar gesteld worden dat er jaarlijks
sprake is van ca. een à twee gevallen die leiden tot vervolging. Voor
mij is dat aanleiding om het toezichtbeleid als het gaat om integriteit te
verscherpen, ook omdat niet met zekerheid gesteld kan worden dat alle onregelmatigheden
altijd naar boven komen. De essentie van mijn voornemens komt erop neer dat
ik op een meer actieve wijze ga onderzoeken in de corporatiesector of er sprake
is van integriteitsproblemen. Het integriteitsbeleid heeft thans met name
een reactief karakter, hetgeen betekent dat wordt gereageerd op
signalen van derden. Uiteraard blijft dat een belangrijke pijler die nog zal
worden versterkt, maar meer dan voorheen zal actief worden nagegaan waar sprake
is van risico’s bij corporaties, om daar ook vervolgacties op te baseren
als onregelmatigheden worden geconstateerd.
Op hoofdlijnen heb ik de volgende stappen voor ogen als het gaat om integriteit
bij corporaties.
Themaonderzoeken en risicoanalyse
Ik zal een interventieteam inrichten dat zich actief bezig houdt met het
zoeken naar schendingen van integriteit bij corporaties. Elementen van deze
aanpak zijn:
– onderzoek naar nevenfuncties van de bestuurders;
– onderzoek naar belangenverstrengeling;
– onderzoek naar het functioneren van raden van toezicht;
– onderzoek naar mandaten van directeuren voor aan- en verkoop van
grond en onroerend goed.
Het maken van risicoanalyses maakt onderdeel uit van deze actieve aanpak.
Dat betekent dat op basis van gegevens uit openbare bronnen methodisch wordt
bepaald waar bij corporaties het meeste risico wordt gelopen als het gaat
om integriteit. Aan de hand van objectieve indicatoren worden de corporaties
bepaald waar extra aandacht aan zal worden besteed. Hier zullen ook de uitkomsten
bij worden betrokken die voortkomen uit de eerder aan u toegezegde nulmeting,
alsmede de resultaten van de lessen die getrokken zullen worden uit een analyse
van actuele en eerdere probleemgevallen. Het verscherpte bestuurlijke toezicht
op de corporaties kan civielrechtelijke schadevergoedingsacties en/of opsporingsactiviteiten
tot gevolg hebben bij corporaties. Daarbij kan het accent liggen op vastgoed-
en grondtransacties.
Meldpunt integriteit
Eerder heb ik in antwoord op een kamervraag van het lid Depla (PvdA) aangegeven
dat er reeds een onafhankelijk meldpunt -in de vorm van het ministerie van
VROM- bestaat waar misstanden bij corporaties kunnen worden gemeld. Als versterking
van de reactieve pijler van het bestuurlijk toezicht zal ik dit meldpunt nadrukkelijker
positioneren en actiever inrichten. Het meldpunt zal breed onder de aandacht
worden gebracht van het publiek, alsmede bij corporaties, Aedes en huurders-
en bewonersorganisaties. Op deze wijze wil ik er zorg voor dragen dat er geen
enkele barrière is om contact op te nemen met het meldpunt in termen
van naamsbekendheid, zichtbaarheid en vindbaarheid.
Ik hoop u hiermee voor het moment voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. E. van der Laan