Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 29452 nr. 55 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 29452 nr. 55 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2006
De tijdelijke commissie onderzoek tbs (commissie-Visser) heeft op 16 mei 2006 een waardevol rapport uitgebracht over het tbs-stelsel. Hierin wordt aangegeven dat het tbs-stelsel als zodanig een meerwaarde heeft in het sanctiestelsel, maar dat verbeteringen nodig zijn om de maatschappelijke veiligheid ook in de toekomst te kunnen blijven garanderen. De aanbevelingen van de commissie worden door zowel de Tweede Kamer als de betrokken partijen in het veld breed gedragen. Het kabinet heeft in zijn reactie aangegeven (brief van 16 juni 2006, TK 2005–2006, 30 250, nr. 9) de aanbevelingen van de commissie grotendeels over te nemen en daarvoor de vereiste middelen ter beschikking te stellen. In het op basis van de kabinetsreactie opgestelde plan van aanpak wordt aangegeven op welke wijze dit zal gebeuren (TK 2006–2007, 29 452 en 30 250 nr. 48).
Tijdens het algemeen overleg van 26 oktober 2006 is gebleken dat uw Kamer het plan van aanpak steunt, maar op enkele onderdelen wijzigingen wenst. Met deze brief informeer ik u over de aanpassingen die ik naar aanleiding van het algemeen overleg heb aangebracht in het plan van aanpak. Daarnaast geef ik een toelichting op een aantal onderwerpen, te weten het onderzoek naar schadelijke gevolgen van een lange gevangenisstraf op een tbs-gestelde, de toepassing van libidoremmende middelen, de informatieverstrekking aan slachtoffers en gemeenten, het voorkomen van verslavingsproblematiek in de tbs-sector, en de leegstand van de longstay afdeling in de Pompe-kliniek.
Ik streef naar verdere professionalisering van de uitvoering van het verlof én de toetsing van het verlof. Uitgangspunt hierbij is dat de tbs een maatregel is ter bescherming van de veiligheid van de samenleving. Terugkeer van een tbs-gestelde is pas mogelijk indien het recidive-gevaar tot aanvaardbaar niveau is terug gebracht. Wanneer ondanks behandeling het recidive-gevaar onvoldoende afneemt kan de tbs-gestelde voor langere tijd uit de maatschappij kunnen worden gehouden door langdurige opname op een daartoe bestemde plaats. Onder meer de longstay-afdelingen zijn hiervoor bedoeld.
De doelstelling van de tbs, beveiliging van de samenleving door behandeling van de tbs-gestelde, komt in alle onderdelen van het stelsel terug. Verlof is een essentieel onderdeel van het tbs-systeem; zonder het toekennen van verlof is resocialisatie niet mogelijk. Tegelijkertijd dient juist bij verlof de veiligheid van de samenleving centraal te staan. Het veiligheidsaspect bij de tenuitvoerlegging van het verlofsysteem heeft daarom mijn voortdurende aandacht.
In paragraaf 1 ga ik in op de verdere professionalisering van de uitvoering van het verlof. De belangrijkste wijziging hierin is het uitbreiden van de mogelijkheden in het verlofbeleid en de daaraan verbonden geweldsinstructie om tot een veiliger tenuitvoerlegging van het verlof te komen. Er wordt een nieuwe fase in het begeleid verlof geïntroduceerd, te weten de beveiligde fase. Hierbij wordt het uitgangspunt van het tbs-systeem in acht genomen dat een zorgvuldige en geleidelijke resocialisatie bijdraagt aan de veiligheid van de samenleving.
In paragraaf 2 ga ik in op de professionalisering van de verloftoetsing. In de voorstellen omtrent de professionalisering van de verloftoetsing wordt gevolg gegeven aan de wens om iedere aanvraag voor een machtiging tot het verlenen van verlof, door onafhankelijke deskundigen te laten toetsen. Dit met behoud van de ministeriële verantwoordelijkheid.
In de paragrafen 3 tot en met 7 komt de in het algemeen overleg van 26 oktober 2006 gevraagde toelichting op een aantal onderwerpen aan de orde. Tot slot ga ik kort in op het onderzoek van de ISt en de IGZ naar aanleiding van de recente onttrekkingen bij De Kijvelanden.
1. Verbetering begeleiding bij verlof
In mijn brief van 21 november 2006 (TK 2006–2007, 29 452, nr. 51) heb ik aangegeven dat voor mij vaststaat dat de begeleiding bij verlof verbetering behoeft. De gebeurtenissen van de laatste weken hebben duidelijk gemaakt dat aan het veiligheidsaspect bij de tenuitvoerlegging van het verlofsysteem meer aandacht dient te worden besteed. Om dit te bereiken zal ik de volgende maatregelen treffen:
a. De professionaliteit van het personeel van tbs-instellingen moet verder worden verbeterd. Het personeel dient zowel voor vertrek uit de kliniek op de dag van verlof van de tbs-gestelde, als bij de begeleiding van het verlof, alerter te zijn op indicaties voor een eventuele onttrekking. Hiertoe heeft mijn ministerie een scholingsprogramma ontwikkeld waarmee de alertheid van de verlofbegeleiding in de dagelijkse uitvoering en begeleiding van de verloven kan worden verscherpt. Het scholingsprogramma voor socio-therapeuten en verlofbegeleiders kan reeds begin 2007 starten.
b. Het verlofbeleid wordt aangepast. Er wordt – als met extra waarborg omgeven tussenstop – een nieuwe fase in het begeleid verlof geïntroduceerd, te weten de beveiligde fase. In de verlofaanvraag zal door de kliniek moeten worden aangegeven op welke wijze aan de beveiliging van het verlof vorm zal worden gegeven. Daarbij is voorzien dat niet alleen socio-therapeuten verlof begeleiden, maar ook een daarvoor opgeleide beveiliger. De bestaande vorm van begeleid verlof zonder beveiliger zal aan de orde komen indien de beveiligde fase niet (meer) nodig is. Beveiligd verlof zal ook mogelijk moeten zijn, indien in een latere fase van de behandeling daartoe aanleiding bestaat.
c. De aanpassing van de Geweldsinstructie was reeds toegezegd. Het aanpassen van de Geweldsinstructie heeft helaas langer geduurd dan destijds was voorzien. Achtergrond daarvan is onder meer dat met het tbs-veld uitvoerig is gediscussieerd over de aard en betekenis van het verlof en beveiliging als onderdeel van de taak van therapeutisch medewerkers tijdens de begeleiding van dat verlof. De Geweldsinstructie dient met de invoering van een beveiligde fase aan te sluiten bij dit verlofbeleid.
De voorstellen voor de gewijzigde geweldsinstructie en het verlofbeleid zullen in de eerste helft van januari ter spoedadvisering worden voorgelegd aan de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Na dit advies zal de Tweede Kamer zo snel mogelijk door mij worden geïnformeerd over de definitieve vaststelling.
Tenslotte: uit de evaluatie van het elektronisch volgsysteem (brief Tweede Kamer 2005–2006, 29 452, nr. 44) is gebleken dat bij de huidige stand van zaken het systeem nog onvoldoende bruikbaar is, maar tevens dat in de naaste toekomst meer en beter gebruik kan worden gemaakt van moderne technieken. Binnenkort zal verder onderzoek worden gedaan naar deze nieuwe technieken. In de eerste maanden van 2007 zal ik inventariseren welke nieuwe elektronische technieken kunnen bijdragen aan een veiliger tenuitvoerlegging van verlof. Uitgaande van een positieve evaluatie kunnen deze moderne technieken worden geïntroduceerd.
2. Professionele verloftoetsing
Tijdens het algemeen overleg heeft uw Kamer aangegeven dat de plannen ten aanzien van de professionele verloftoetsing aanscherping behoeven. Hierbij dient met name aandacht te worden besteed aan een zodanige organisatorische scheiding tussen de verloftoetsing en de inkoopfunctie, dat de beslissingen omtrent verlof niet door belangen die spelen ten aanzien van de inkoop van zorg, kunnen worden beïnvloed. Er dient een «Chinese muur» tot stand te komen tussen deze twee taken. Voorts dient de beslissing over verlof met zoveel mogelijk professionele waarborgen te worden omgeven, met behoud van de ministeriële verantwoordelijkheid.
Naar aanleiding van opmerkingen vanuit uw Kamer, ben ik van plan de professionele verloftoetsing als volgt te verbeteren.
Er wordt een adviescollege verloftoetsing ingesteld dat alle verlofaanvragen beoordeelt. Na een procedurele toets van de verlofaanvraag namens de minister, brengt het college advies uit aan de minister. In geval het advies strekt tot afwijzing van de verlofaanvraag, zal daar niet meer door de minister van worden afgeweken; in geval het advies strekt tot verlening van de verlofmachtiging kan daar wel door de minister van worden afgeweken.
Het adviescollege bestaat uit negen forensische psychiaters en psychologen. Deze deskundigen worden in drie commissies van drie leden ingedeeld. Ze kunnen rouleren over deze commissies; de verlofaanvragen worden ad random ingedeeld. Iedere commissie kent een voorzitter, bij voorkeur een jurist. Voorts wordt aan de commissies een wetenschappelijk adviseur toegevoegd met kennis op het terrein van risicotaxatie; deze wetenschappelijk adviseur kan afkomstig zijn van het EFP. De commissies krijgen de mogelijkheid een second opinion te vragen.
Het adviescollege zal bij apart besluit worden ingesteld. Deze organisatie zal, zoals hierboven reeds is besproken, onafhankelijk van de inkoopfunctie worden gepositioneerd.
De definitieve organisatie van het adviescollege en het samenstellen van de commissies zal nog enige tijd vergen. Ik ben mij echter bewust van de urgentie om de verloftoetsing te professionaliseren en daarom streef ik ernaar de hierboven voorgestelde werkwijze, vooruitlopend op de formalisering daarvan, binnen enkele maanden van start te laten gaan. In de eerste voortgangsrapportage uitvoering plan van aanpak die is voorzien in juni 2007 wordt de Tweede Kamer over de uitvoering van dit punt nader geïnformeerd.
De werking van de verlofcommissie zal na één jaar worden geëvalueerd. Er zal worden bezien of het mogelijk is deze evaluatie te combineren met de evaluatie van de organisatie van de adviesfunctie die bij de reclassering is ondergebracht.
3. Onderzoek naar de schadelijke gevolgen van een lange gevangenisstraf
Het lid De Wit (SP) heeft aandacht gevraagd voor een onderzoek naar de mogelijk schadelijke gevolgen van een lange gevangenisstraf voor een tbs-gestelde. Ik heb mij inmiddels door het WODC laten adviseren over de uitvoerbaarheid van dit onderzoek. Dit advies houdt in dat een dergelijk onderzoek in principe uitvoerbaar is, indien het wordt toegespitst op de vraag: «verslechtert de psychische conditie van de desbetreffende personen gedurende de gevangenisstraf?» Dit onderzoek wordt in de programmering van het WODC in 2007 opgenomen.
Tijdens het algemeen overleg van 26 oktober jl. heb ik aangegeven dat het toedienen van libidoremmende middelen alleen op vrijwillige basis mogelijk is. Ik heb daar aangegeven dat ik de mogelijkheden voor het toepassen van deze medicatie op vrijwillige basis wil uitbreiden. Dit onderwerp vergt een zorgvuldige behandeling: het doel van de medicatie, de mogelijke neveneffecten en het recht op eerbiediging van de lichamelijke integriteit nopen daartoe.
Aan de hand van een expertmeeting zal ik informatie bij deskundigen inwinnen over het nut en de noodzaak voor bepaalde patiëntencategorieën het gebruik van libidoremmende medicatie als voorwaarde te stellen bij de verloftoekenning.
5. Informatieverstrekking aan slachtoffers en gemeenten
In het algemeen overleg van 26 oktober is de positie van slachtoffers en de informatieverstrekking aan de gemeenten aan de orde gesteld. Hierover het volgende:
Aan slachtoffers/nabestaanden:
Slachtoffers en nabestaanden worden, indien zij hebben aangegeven dit te willen, vooraf geïnformeerd over het afgeven van een verlofmachtiging (voor begeleid, onbegeleid, transmuraal of proefverlof) en over de beëindiging van de tbs-maatregel. Zij kunnen dus beschikken over informatie betreffende het type verlof waarvoor de tbs-gestelde in aanmerking komt en daarmee indirect over de fase van behandeling van de tbs-gestelde. Zij worden tevens op de hoogte gesteld van een ongeoorloofde afwezigheid uit de kliniek en de beëindiging daarvan.
Een andere belangrijke nieuwe ontwikkeling is de start van een experiment met specifieke voorzieningen voor nabestaanden. Een belangrijk onderdeel van die voorziening zal de introductie van een case-manager zijn die nabestaanden gedurende lange tijd kan begeleiden. Het experiment zal in januari 2007 van start gaan. Bij een positief verloop van dit experiment zal deze voorziening ook voor slachtoffers van ernstige misdrijven beschikbaar komen.
Aan gemeenten bij onttrekkingen:
De hoofdofficier van het Landelijk Parket informeert de burgemeester van de gemeente waar de tbs-gestelde wordt behandeld en van de gemeente waar de onttrekking heeft plaats gevonden over een ongeoorloofde afwezigheid. Dit gebeurt indien voor het opsporen van de tbs-gestelde tot opsporingsberichtgeving in de (landelijke) media wordt overgegaan. Het openbaar ministerie moet binnen 2 x 24 uur na de onttrekking van een tbs-gestelde een besluit nemen over de vraag of opsporingsberichtgeving is geïndiceerd. Het openbaar ministerie informeert de burgemeester daarover vóóraf, aangezien door het bekendmaken van de onttrekking van een tbs-gestelde maatschappelijke onrust kan ontstaan. De burgemeester kan dan, al dan niet in overleg met het lokale openbaar ministerie en de politie, zo nodig maatregelen nemen.
Het staat partijen echter vrij om in lokaal verband, bijvoorbeeld in het driehoeksoverleg, daarover verdergaande afspraken te maken zodat informatievoorziening in een eerder stadium tot stand komt.
Aan gemeenten en bewoners bij realisering van transmurale voorzieningen:
Ik heb bij de beantwoording van de vragen van het lid Joldersma (CDA) over de komst van een tbs-huis in Venlo (TK 2004–2005, Aanhangsel, 1640) toegezegd dat ik in overleg zou treden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over de vraag hoe de informatievoorziening aan bewoners bij de realisering van transmurale voorzieningen kan worden verbeterd en welke rol de verschillende organisaties daarbij kunnen vervullen. In mijn brief van 10 oktober 2006 (TK 2006–2007, 29 452 en 30 250, nr. 48) heb ik uw Kamer kort geïnformeerd over de uitkomst van dit overleg.
Ter toelichting daarop het volgende. Het is in praktijk gebruikelijk dat de gemeente wordt geïnformeerd over de realisering van een tbs-voorziening op haar grondgebied. De gemeente kan een bemiddelende rol spelen bij het informeren van en communiceren met de buurtbewoners. Door een zorgvuldige en open informatievoorziening over de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel en het toezicht dat op de tbs-gestelden wordt gehouden ontstaat meer draagvlak voor en acceptatie van een dergelijke tbs-voorziening. Met de VNG is overlegd of het mogelijk is te komen tot best practices inzake de informatievoorziening en communicatie met gemeenten en de buurtbewoners. Het overleg heeft niet geleid tot nieuwe inzichten. Daarom, en bovendien omdat het gaat om een beperkt aantal voorzieningen, is lokaal maatwerk de beste praktijk, waarbij de tbs-kliniek en de gemeente gezamenlijk bepalen op welke wijze een zorgvuldige informatievoorziening kan worden vormgegeven.
6. Verslavingsproblematiek in de tbs-sector
In het algemeen overleg van 26 oktober 2006 heb ik de Kamer geïnformeerd dat in de tbs-klinieken steeds meer programma’s worden ontwikkeld tegen verslaving. Ik zal opdracht geven om een onderzoek te doen naar het beleid op het gebied van middelengebruik en verslaving in de forensisch psychiatrische instellingen. Ik zal u nader over de stand van zaken van dit onderzoek berichten in de brief over het beleid voor verslaafde justitiabelen en de resultaten van de evaluatie Strafrechtelijke opvang verslaafden, die ik naar verwachting in april 2007 aan de Tweede Kamer zal sturen.
7. Aard en omvang van de longstay populatie; leegstand van de Pompekliniek.
De huidige capaciteit voor longstay tbs-gestelden bedraagt 158 plaatsen (waarvan 46 bij rijksinrichtingen en 112 bij particuliere instellingen).
In 2007 zullen er 32 plaatsen worden gerealiseerd voor de intensieve longstay-patiënten. Dergelijke voorzieningen zijn bedoeld voor patiënten met een primaire persoonlijkheidsproblematiek die zeer intensieve beveiliging behoeven en voor patiënten met een primaire psychische pathologie die zeer intensieve zorg behoeven. Het aantal basisplaatsen longstay wordt in 2007 en 2008 met ongeveer 20 plaatsen uitgebreid.
In de Pompe-kliniek en de daarbij behorende dependances zijn 102 longstayplaatsen beschikbaar. Op dit moment zijn daarvan 91 plaatsen bezet, dit is ongeveer 90%. Deze onderbezetting wordt veroorzaakt door vertraging bij de plaatsing van de longstay patiënten, onder meer als gevolg van een andere inrichting van de procedure, de rechtspraak op dit terrein en de personele bezetting van de afdeling ITZ. Naar verwachting zullen alle longstay plaatsen in de Pompe-kliniek eind januari 2007 zijn bezet.
Zoals ik u bij brief van 21 november 2006 (TK 2006–2007, 29 452, nr. 51) heb laten weten, wordt naar aanleiding van de recente onttrekkingen door de Inspectie voor de Sanctietoepassing en de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek gedaan naar deze cases en naar de algehele gang van zaken binnen de tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal. De resultaten van dit onderzoek worden naar verwachting eind januari 2007 aan mij aangeboden. Ik zal de Tweede Kamer, met inachtneming van de schriftelijke vragen die hierover zijn gesteld (nrs. 2060703140, 2060703160, 06-Just-B-93/94) zo spoedig mogelijk daarna berichten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29452-55.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.