29 437
Goedkeuring van het op 29 april 2003 te Berlijn totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitoefening van de Luchtverkeersleiding door de Bondsrepubliek Duitsland boven Nederlands grondgebied alsmede de gevolgen van burgergebruik van de luchthaven Niederrhein op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden

nr. 8
NADER VERSLAG

Vastgesteld 8 november 2004

In de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 hebben de leden van de fracties van PvdA en GroenLinks in de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel aanleiding gevonden tot het maken van nadere opmerkingen en het stellen van nadere vragen. Onder het voorbehoud dat de regering hierop afdoende antwoordt, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie maken gebruiken van het nader verslag om enkele aanvullende vragen te stellen. Zij geven te kennen het debat met de regering aan te willen gaan over de fundamentele keuzes die zijn gemaakt in het concept-staatsverdrag.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben na het ontvangen van de nota naar aanleiding van het verslag nog een aantal vragen die opgehelderd dienen te worden voordat er een correcte afweging gemaakt kan worden over goedkeuring van het onderhavige verdrag.

De leden van de fractie van de PvdA vragen in welke mate de toegestane geluidsbelasting (tijdens het militair gebruik van de luchthaven) werd benut. Deze leden vragen de regering voorts om een uiteenzetting van de gevolgen van het ontbreken van een regeling in het verdrag met betrekking tot vliegverkeer in de weekenden (29 437, nr. 7, pagina 4).

De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering om een toelichting op het toezicht van Nederlandse zijde op de naleving van het verdrag. Uit de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat het districtsbestuur Düsseldorf toezicht houdt op de naleving van het verdrag en vergunning en dat de Nederlandse overheid alleen kan beoordelen of er over alle bepalingen wordt gerapporteerd. Deze leden vragen daarom om een toezegging van de zijde van de regering dat er eigen, Nederlandse gegevens beschikbaar komen, waarmee de inhoudelijke juistheid van de Duitse gegevens in meer of mindere mate kan worden getoetst.

De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering om een reactie op de handelwijze van het districtsbestuur Düsseldorf ten aanzien van de ingediende bezwaarschriften door inwoners van Nederland. Deze bezwaarmakers dienen 75 euro te betalen, naar aanleiding van het indienen van een bezwaar in 2001, zonder dat daar vroegtijdig melding van is gemaakt. De leden van de PvdA-fractie vragen naar de mogelijkheden van de Nederlandse regering om formeel of informeel bezwaar te maken tegen deze gang van zaken.

De leden van de fractie van de PvdA informeren naar de gevolgen indien wordt ingestemd met de passage in de verdragstekst met betrekking tot de mogelijke verruiming van het nachtvluchtenregime twee jaar na het sluiten van het verdrag.

De leden van de fractie van de PvdA informeren naar de bevindingen van de Air Traffic Incident Commission met betrekking tot de incidenten in de omgeving van Niederrhein (antwoorden op vragen van het lid Verdaas, ontvangen 30 september 2004) en de algemene stand van zaken met betrekking tot deze problematiek.

Tot slot vragen deze leden om een uiteenzetting van de gevolgen en vervolgstappen bij eventuele afwijzing van het voorliggende verdrag door de Tweede Kamer.

De leden van de fractie van GroenLinks zijn van mening dat in de nota naar aanleiding van het verslag onvoldoende wordt ingegaan op vragen van de kant van de Kamer over de daadwerkelijke geluidshinder rond vliegveld Niederrhein. De regering gaat niet in op de vraag waarom enerzijds wordt gesteld dat het burgergebruik een aanzienlijke afname van de geluidsoverlast betekent in vergelijking met het vroegere militaire gebruik. De leden van de fractie van GroenLinks hebben aangegeven dat geen rekening is gehouden met de miscalculatie die destijds bij de vergunningverlening door de Bezirksregierung is gemaakt betreffende het jaarlijkse aantal vluchten. Tevens geeft de regering aan dat er inderdaad tijdens het militaire gebruik over het algemeen slechts tussen 9.00 uur en 17.00 uur op werkdagen werd gevlogen. Duidelijk is dat hierdoor de feitelijke geluidsoverlast van de luchthaven groter wordt. Hoe is dan de stelling houdbaar dat de overlast afneemt? Waarom gaat de regering uit van een geluidszone, terwijl deze is vastgesteld op basis van onjuiste calculaties? En waarom wordt er niet meegewogen wat de daadwerkelijke overlast is, gezien het grote verschil tussen militair en burgergebruik? De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering opnieuw te bepalen wat de geluidsoverlast was tijdens het militaire gebruik en dat af te zetten tegen de maximale geluidsoverlast zoals vastgelegd in het verdrag.

Volgens de leden van de fractie van GroenLinks is de regering van mening dat de afweging tussen economische effecten en geluidsoverlast primair een taak is van de Duitse overheid, die uitgeoefend is in het proces van vergunningverlening. Zij gaat daarbij echter voorbij aan de bijzondere situatie dat de (vermeende) positieve economische effecten grotendeels toekomen aan de Duitse regio, terwijl een groot deel van de overlast voor rekening komt voor omwonenden op Nederlands grondgebied. De leden van de fractie van GroenLinks menen dan ook dat een afweging tussen vermeende economische effecten en overlast niet alleen genomen kan worden door één van de betrokken landen maar een taak is van beide. Ook de Nederlandse regering zou zich een oordeel moeten vormen over de uitkomst van de genoemde afweging, en zou daarom juist ook bij de wettelijke procedure ten aanzien van goedkeuring van het verdrag hierop in moeten gaan. De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering dan ook alsnog met een onafhankelijke en wetenschappelijk onderbouwd cijfermatig overzicht van de economische effecten, in Nederland en in Duitsland, te komen. Tevens vragen zij een analyse te geven van de maatschappelijke kosten en baten. Er wordt weliswaar aangegeven dat er verlies aan werkgelegenheid is door het beëindigen van het militair gebruik, niet wordt aangegeven wat de positieve effecten op de werkgelegenheid zijn van het burgergebruik. De leden van de fractie van GroenLinks menen dat het essentieel is voor besluitvorming over het verdrag dat er duidelijkheid is over de economische effecten.

De voorzitter van de commissie,

Atsma

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA) , Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GL), Timmermans (PvdA), van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Bruls (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD) en Van Hijum (CDA).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Vos (GL), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Slob (CU), Aptroot (VVD), Szabó (VVD), Van Dijken (PvdA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Can Winsen (CDA), Halsema (GL), Jager (CDA), Vergeer (SP), Ten Hoopen (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD) en Buijs (CDA).

Naar boven