nr. 251
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2009
Hierbij bied ik u de werkwijzer «Maatschappelijke kosten-batenanalyse
(MKBA) van Integrale Gebiedsontwikkelingen» aan.1 De werkwijzer is aan uw Kamer toegezegd in het Algemeen Overleg van
29 september 2009 (Kamerstuk 29 435, nr. 248).
De werkwijzer mkba van integrale gebiedsontwikkelingen gaat in op specifieke
lastige thema’s die spelen bij integrale gebiedsontwikkelingsprojecten.
Dat zijn:
– de keuze van het project- en nulalternatief, met name ook in gevallen
waarin reeds eerder kaderstellende besluiten zijn genomen;
– de verhouding tussen de mkba en de Grondexploitatie;
– de wijze waarop kan worden bepaald of extra effecten of kostenvoordelen
optreden door «synergie» tussen de onderdelen van een integraal
gebiedsontwikkelingsproject;
– de wijze waarop moeilijk te meten en te monetariseren effecten
kunnen worden meegenomen in een MKBA.
De werkwijzer MKBA van integrale gebiedsontwikkeling is een eerste, belangrijke
stap. De werkwijzer schept duidelijkheid over het «hoe» van de
maatschappelijke kosten-batenanalyses van integrale gebiedsontwikkelingsprojecten.
Belangrijke methodologische vraagstukken zijn hiermee tot een oplossing gebracht.
Dat neemt niet weg dat nog enkele meer fundamentele vragen blijven bestaan.
De mkba is vooral een geschikt instrument voor het evalueren van projecten
die op de korte of middellange termijn tot uitvoering zullen komen. Dat zijn
projecten binnen vaste kaders waarbij de onzekerheden klein zijn. De toepassing
van mkba bij projecten die van strategisch belang zijn voor de ruimtelijke
en economische ontwikkeling van een regio op de lange termijn is echter complexer.
In het AO van 29 september jl. heb ik met u geconstateerd dat het instrument
van de MKBA nog onvoldoende is toegesneden op de integraliteit en de lange
termijn die bij dit soort projecten aan de orde is. Zaken als de regionale
inkadering en toekomstvastheid komen onvoldoende tot uitdrukking
in de MKBA. De MKBA ontneemt daardoor te vaak het zicht op de bredere afweging
die noodzakelijk is.
In het AO heb ik toegezegd de planbureaus te vragen om een stevige reflectie
op deze onderwerpen. Deze reflectie is met name van belang omdat in 2010 richtlijnen
moeten worden ontwikkeld voor de toepassing van maatschappelijke kosten-batenanalyse
in de nieuwe, gebiedsgerichte aanpak van het Meerjarenprogramma Infrastructuur,
Ruimte en Transport (MIRT). De reflectie zal daarom vóór het
zomerreces tot resultaten moeten leiden. De reflectie zal mede zijn gebaseerd
op een evaluatie van de maatschappelijke kosten-batenanalyses van de projecten
van het Nota Ruimtebudget. Over de resultaten van die evaluatie zal ik u tegelijkertijd
informeren.
De werkwijzer MKBA van integrale gebiedsontwikkelingen gaat vergezeld
van een tweetal studies van het Planbureau voor de Leefomgeving en een memorandum
van het Centraal Planbureau.1 Het gaat om:
– Sijtsma, F.J., A, van Hinsberg en S. Kruitwagen en F.J. Dietz
(2009), Natuureffecten in de MKBA’s van integrale gebiedsontwikkelingsprojecten;
– Dammers, E. en A. Weterings (2009) Effecten van omgevingskenmerken
op kantoorprijzen.
– Ossokina, I. en C. Eijgenraam (2009), Probleemanalyse en daaruit
volgende project- en nulalternatieven in kba’s. In het eerstgenoemde
rapport constateert het Planbureau voor de Leefomgeving dat er nog geen goede
methode voorhanden is om de waardering voor veranderingen in het landschap
te bepalen. Het PBL is daarom gevraagd een vervolgonderzoek uit te voeren.
Ook de Vrije Universiteit Amsterdam en Alterra in Wageningen hebben zich bereid
verklaard daaraan een bijdrage te leveren.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer