29 435
Nota Ruimte

nr. 207
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2008

In mijn brief van 16 oktober jl.1 heb ik toegezegd binnen een half jaar te rapporteren over de voortgang en de stand van zaken van de diverse projecten die zijn geselecteerd voor het Nota Ruimtebudget. Met deze brief bericht ik u hierover, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister van Economische Zaken en de minister en staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.

Hieronder beschrijf ik eerst kort in welk kader het Nota Ruimtebudget en de geselecteerde projecten moeten worden geplaatst. Daarna zet ik uiteen over welke projecten reeds is besloten en voor welke projecten besluitvorming aanstaande is. Tenslotte geef ik aan hoe mijn antwoord op de vraag van Kamerlid Wiegman (CU)2 om duurzaamheid mee te laten wegen bij de uitwerking van de projecten, concreet vorm krijgt. Ik ga in deze brief dus niet op alle projecten afzonderlijk in. In het eerstvolgende Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) zal namelijk over alle projecten afzonderlijk worden gerapporteerd.

Kader Nota Ruimtebudget

Het Nota Ruimtebudget (beschikbaar gesteld bij de begrotingsbehandeling van 2007) is bedoeld voor gebiedsontwikkelingsopgaven die van nationaal belang zijn en welke een aanzienlijke mate van rijksverantwoordelijkheid vragen («centraal wat moet»). In dit kader zijn 23 projecten geselecteerd3. Deze projecten geven mede uitvoering aan de ruimtelijke prioriteiten van dit kabinet: klimaatbestendigheid, ruimte voor wonen en werken en behoud van aantrekkelijk landschap.

Het Nota Ruimtebudget versnelt de besluitvorming en uitvoering van projecten in diverse regio’s in Nederland. Bij de projecten in de Randstad is extra aandacht voor versterking van de bestuurlijke slagkracht. Daarom doorlopen veel van deze projecten ook de procedure van het programma Randstad Urgent, waarbij afspraken zijn gemaakt over het tempo van de besluitvorming. De geselecteerde projecten voor het Nota Ruimtebudget zijn ook opgenomen in het MIRT. In het MIRT wordt sterker dan voorheen de besluitvorming over infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar afgestemd. Dit sluit goed aan op de werkwijze die wordt gehanteerd bij het Nota Ruimtebudget, namelijk integrale gebiedsontwikkeling.

Terugblik: recente besluitvorming

Voor de eerste projecten heeft de Ministerraad 16 november 2007 besloten over de bijdrage uit het Nota Ruimtebudget en is de uitvoering van start gegaan. Er is 30 miljoen euro uit het Nota Ruimtebudget beschikbaar gesteld voor de Noordelijke IJ-oevers in Amsterdam en 27,1 miljoen euro voor de Greenports (zes tuinbouwlocaties).

Daarnaast is er eerder 35 miljoen euro uit Algemene Middelen vrijgemaakt voor de Westelijke Veenweiden en in november 2007 definitief toegekend aan drie concrete projecten in Laag Holland en het Groene Hart: Wormer- en Jisperveld, Krimpenerwaard, Zegveld/Portengen. Zoals aan de Kamer toegezegd1, is de definitieve besluitvorming over deze projecten gebaseerd op de procedure voor allocatie van de middelen uit het Nota Ruimtebudget.

Zelf ben ik verantwoordelijk voor het project Noordelijke IJ-oevers. Concreet houdt het project de omvorming van een verouderd industrie- en havengebied tot een aantrekkelijk gemengd woon- en werkgebied in. Voor de Greenports en de Westelijke Veenweiden is de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verantwoordelijk. De investeringen in de glastuinbouwlocaties zijn gericht op het behoud en versterken van de economische functie en gelijktijdige versterking van andere gebiedsfuncties zoals water, wonen, recreatie, landschap en natuur. De maatregelen in de Westelijke Veenweiden zijn gericht op het tegengaan van de bodemdaling, robuuster waterbeheer in combinatie met een duurzaam landgebruik.

Aanstaande besluitvorming

Het is de bedoeling dat de Ministerraad in 2008 na opstelling van de business cases de definitieve bijdragen vaststelt voor de volgende gebiedsprojecten: Bossche Spoorzone, Apeldoorn Kanaalzone, het deelproject Scheveningen Boulevard van Den Haag Internationale stad, Klavertje vier Venlo, greenport Aalsmeer/Primaviera, Eindhoven A2 zone en het alternatief voor de Hoeksche Waard.

Conform het Kabinetsstandpunt ten aanzien van de Hoeksche Waard, zal de voorlopige maximale reservering in het kader van het Nota Ruimte budget voor het project Hoeksche Waard worden omgezet naar een voorlopige maximale reservering voor de alternatieven Ridderster en Westelijke Dordtse Oever. De precieze bijdrage aan deze alternatieven wordt mede bepaald op basis van de businesscase en de onderhandelingen tussen Rijk en betrokken gemeenten daarover.

De besluitvorming over de definitieve bijdragen voor het merendeel van de overige geselecteerde projecten vindt volgens planning plaats vóór 2010 (voor Schaalsprong Almere, Brainport Eindhoven en Den Haag internationale stad Worldforumgebied moet het moment van besluitvorming nog nader worden bepaald). De opstelling van de maatschappelijke kosten-batenanalyses en de toetsing daarvan door de planbureaus (Centraal Planbureau in samenwerking met Planbureau voor de Leefomgeving) wordt voor deze projecten naar verwachting in 2008 afgerond.

De business case en de onderhandelingen hierover liggen ten grondslag aan de besluitvorming over de hoogte van een bijdrage uit het Nota Ruimtebudget. In de besluitvorming over de definitieve hoogte van de bijdrage voor een project, wordt daarbij bekeken wat de resterende ruimte binnen het Nota Ruimtebudget is, in relatie tot de overige geselecteerde projecten waarover definitieve besluitvorming nog moet plaatsvinden.

Duurzaamheid

In antwoord op de vraag van Kamerlid Wiegman (CU) heb ik in mijn brief van 16 oktober 20071 aangegeven duurzaamheid nadrukkelijk mee te laten wegen tijdens de verkennings- en uitwerkingsfase van alle Nota Ruimtebudget projecten. Mede naar aanleiding hiervan zijn de geselecteerde gebiedsprojecten geanalyseerd op hun duurzaamheidsaspecten. Een belangrijke constatering uit de analyse is dat vrijwel in alle projecten in meer of mindere mate duurzaamheidselementen een rol spelen, veelal in de vorm van aandacht voor bepaalde milieu-aspecten. Voor een aantal projecten geldt dat er kansen worden gezien om duurzaamheid sterker neer te zetten. Deels gaat het daarbij om procesmatige, deels om inhoudelijke doelen. Denk daarbij aan projecten als Klavertje 4 Venlo en Almere waarbij veel aandacht wordt gegeven aan het zgn. «cradle to cradle» concept. Voor andere projecten geldt dat ze óf in een te ver gevorderd stadium verkeren om nog extra aandacht voor duurzaamheid te vragen óf dat voor zover mogelijk de duurzaamheidaspecten reeds optimaal verankerd zijn in het project.

Ik stuur er met mijn collega-ministers nadrukkelijk op aan om de mogelijkheden die er zijn inzake duurzaamheid zo goed mogelijk te benutten (voor zover de uitwerking nog in een voldoende vroeg stadium van planvorming verkeert). Vanuit het thema klimaatbestendigheid wordt bv. actief meegedacht over de mogelijkheden om de projecten meer klimaatbestendig en daarmee ook duurzamer te maken. Randvoorwaarde voor de uitwerking van de mogelijkheden inzake duurzaamheid is dat het niet tot vertraging van of tot extra kosten voor de projecten en/of het Nota Ruimte budget mag leiden.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

TK nummer 29 435, volgnummer 201.

XNoot
2

Kamerstuk 29 435, nr. 200 (Algemeen Overleg Nota Ruimte van 5 september 2007) en Kamerstuk 29 435, nr. 201.

XNoot
3

TK, 29 435, volgnummer 192, vergaderjaar 2006–2007.

XNoot
1

Kamerstuk 30 800D, nr. 2.

XNoot
1

Kamerstuk 29 435, nr. 201.

Naar boven