nr. 46
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2008
Op 21 februari 2007 (29 427, nr. 35) heeft mijn ambtsvoorganger
in een brief aan u toegezegd u in de loop van 2007 een definitief kabinetsstandpunt
te doen toekomen ten aanzien van de bekrachtiging van het in het kader van
de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag
(Trb. 2006, 93, hierna te noemen MLC).
Met deze brief geef ik gaarne gevolg aan die toezegging en ik kan u dan
ook mededelen dat de Rijksministerraad op 18 januari 2008 heeft ingestemd
met het voornemen tot bekrachtiging van het MLC. Het kabinet streeft ernaar
om eind 2008 een besluit te nemen over het starten van de goedkeuringsprocedure.
Een wetsvoorstel houdende de goedkeuring van het voornemen tot bekrachtiging
en de wijziging van de relevante wetgeving zult u dan voor uitdrukkelijke
goedkeuring worden aangeboden. Nederland zou dan met ingang van 1 januari
2010 partij kunnen worden bij het MLC. De regering van de Nederlandse Antillen
en van Aruba hebben te kennen gegeven medegelding van het verdrag voor de
Nederlandse Antillen en Aruba te wensen.
Belang van partij worden bij het MLC
Het kabinet acht het van groot belang partij te worden bij het MLC, omdat
het wereldwijd de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden voor alle zeevarenden
verbetert. Door partij te worden bij het MLC levert Nederland een daadwerkelijke
bijdrage aan het realiseren van de Decent Work Agenda van de ILO in de maritieme sector.
Het mondiale level playing field wordt bevorderd,
mede door het tegengaan van substandard shipping.
Hierbij ontstaat oneerlijke concurrentie doordat bepaalde goedkope vlaglanden
niet in staat en bereid zijn de internationale regelgeving na te leven. Voorts
is bekrachtiging van het MLC van belang voor de Nederlandse concurrentiepositie,
de economische belangen voor de Nederlandse handelsvaart en de bevordering
van een veilige zeevaart. Bovendien zal Nederland via de zogenaamde no more favourable treatment clausule in het
MLC te maken krijgen met de voorschriften van het verdrag. Deze clausule houdt
in dat indien Nederland niet zou bekrachtigen, Nederlandse zeeschepen op den
duur het risico lopen niet meer te worden toegelaten in havens van landen
die wél bekrachtigd hebben. Van belang is voorts dat in het MLC een
geheel nieuw toezicht- en handhavingskader voor de vlaggenstaat en een havenstaatcontrole
zijn opgenomen, waardoor de naleving van de verdragsverplichtingen geen vrijblijvend
karakter zal hebben.
Het MLC consolideert en moderniseert bijna zeventig bestaande verdragen
en aanbevelingen van de ILO in de maritieme sector. Bekrachtiging van het
MLC past daarmee in het algemene streven van de Nederlandse regering om te
komen tot een modernisering van de normstelling van de ILO die leidt tot een
hogere ratificatiegraad van verdragen. Dit komt een wereldwijde bescherming
van werknemers én een level playing field
voor de werkgevers ten goede. Bovendien past consolidatie en modernisering
van verdragen in het streven om te komen tot deregulering.
De verwachting is dat in principe alle EU-lidstaten het MLC zullen gaan
bekrachtigen. Alleen Oostenrijk heeft te kennen gegeven dit waarschijnlijk
niet te zullen doen. Ook belangrijke maritieme naties buiten de EU zijn voornemens
te gaan bekrachtigen. Het betreft Noorwegen, Japan, Panama en de Bahama’s.
Liberia en de Marshall Eilanden hebben het MLC inmiddels al bekrachtigd.
Implementatie van het MLC
Het besluit om pas eind 2008 een besluit te nemen over het starten van
de goedkeuringsprocedure en de te treffen wetgeving ter implementatie van
het MLC, heeft de volgende redenen. In de eerste plaats worden binnen de EU
voorbereidingen getroffen om delen van het MLC om te zetten in Gemeenschapsrecht.
Zo hebben Europese sociale partners ECSA en ETF op 12 november 2007 een
sociaal akkoord gesloten, waarvan de Commissie reeds heeft aangekondigd dit
om te willen zetten in Gemeenschapsrecht. Bezien zal moeten worden of, en
zo ja in hoeverre dit van invloed is op te maken keuzes inzake te treffen
implementatiewetgeving.
In de tweede plaats is uit technisch overleg met de ILO gebleken dat met
betrekking tot de verplichtingen in het MLC inzake arbeidsomstandigheden,
sociale partners in de maritieme sector via zogenaamde ARBO-catalogi delen
van het MLC kunnen implementeren. Deze wijze van implementeren voldoet dan
aan het MLC. Dit sluit ook goed aan op het Nederlandse beleid terzake. De
totstandkoming van de genoemde ARBO-catalogi in de komende tijd is dan ook
relevant bij de implementatie van het MLC.
Tot slot behelst de implementatie van het MLC het treffen van wet- en
regelgeving op veel terreinen. Een overzicht hiervan gaat als bijlage1 bij deze brief. Gezien de complexiteit van de materie
en de beperkt beschikbare capaciteit van de betrokken ministeries, is meer
tijd nodig om te komen tot een wetsvoorstel voor de te treffen implementatiemaatregelen.
Sociale partners
Sociale partners in de maritieme sector worden intensief betrokken en
geconsulteerd in het gehele proces ter voorbereiding op bekrachtiging en implementatie
van het MLC. Zij hechten gezamenlijk zeer aan een spoedige bekrachtiging van
het MLC door Nederland.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner