29 427 ILO-verdragen

Nr. 124 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2022

Van 27 mei t/m 11 juni 2022 vond de 110e Internationale Arbeidsconferentie (IAC) plaats. In mijn brief van 25 mei 2022 (Kamerstuk 29 427, nr. 123) informeerde ik u over de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de IAC. U ontvangt hierbij het verslag van deze conferentie.

Zoals aangekondigd in mijn brief van 25 april 2022 (Kamerstuk 29 427, nr. 122) ontvangt u middels deze brief tevens nadere informatie over de besluitvorming omtrent de stappen die het kabinet voornemens is te nemen ten aanzien van de ratificatie van het Verdrag betreffende een promotioneel kader voor veiligheid en gezondheid op het werk, Genève, 15 juni 2006 (Trb. 2011, nr. 229) (hierna: C187).

Internationale Arbeidsconferentie 2022

Nadat de IAC in 2019 vanwege de Covid-19 pandemie geen doorgang vond en de conferentie vorig jaar alleen virtueel kon plaatsvinden, is de IAC dit jaar op grotendeels reguliere, weliswaar hybride, wijze georganiseerd.

Plenair

De IAC werd geopend met een toespraak van de scheidend Directeur-Generaal van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), Guy Ryder. In zijn toespraak ging hij in op het voortdurende effect dat de Covid-pandemie heeft op de arbeidsmarkt in veel landen. Het equivalent van 112 miljoen voltijdsbanen is door de pandemie verloren geraakt en in veel landen bevindt het inkomensniveau van werknemers zich onder dat van vóór de pandemie. De effecten op de economie worden wereldwijd verergerd door de Russische agressie ten opzichte van Oekraïne en andere grote onzekerheden voor de nabije toekomst. Ook wees Directeur-Generaal Ryder expliciet op het belang van het toezicht door de IAO op naleving van arbeidsnormen en naar pogingen, onder andere van sommige lidstaten, om het toezichtsmechanisme ter discussie te stellen of de effectiviteit ervan te ondergraven.

In mijn eigen videotoespraak tot de plenaire vergadering heb ik aandacht gevraagd voor de uitdagingen die bestaan om te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt, zoals de inzet op duurzame internationale waardeketens en de strijd tegen kinderarbeid. Ik heb inkomend Directeur-Generaal Houngbo gefeliciteerd met zijn uitverkiezing en de wens uitgesproken een goede samenwerking aan te gaan, onder meer ten aanzien van het versterken van het reeds genoemde toezichtsmechanisme van de IAO. Ook heb ik mijn zorg uitgesproken over de tragische gevolgen van de Russische invasie in Oekraïne voor de bevolking van dat land en voor Oekraïense werknemers en bedrijven. Dat laatste onderwerp kwam uiteraard ook in veel andere plenaire bijdragen terug.

Opname van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden in het IAO-kader van fundamentele arbeidsrechten.

De IAC heeft een resolutie aangenomen waarmee het principe van gezonde en veilige werkomstandigheden wordt bevestigd als een fundamenteel arbeidsrecht van de IAO, waarmee het wordt toegevoegd aan het kader van reeds bestaande fundamentele arbeidsrechten die zien op het afschaffen van kinderarbeid, het verbod op discriminatie, het verbod op dwangarbeid en op eerbiediging van het recht op vereniging en collectief onderhandelen. Dat impliceert dat lidstaten van de IAO worden geacht dit beginsel uit hoofde van hun lidmaatschap te respecteren. Ook bereikte de IAC overeenstemming over het aanwijzen van twee IAO-verdragen die de verdragsrechtelijke uitwerking van dit principe belichamen, het Verdrag betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu, Genève, 22 juni 1981 (Trb. 1981, nr. 243) (hierna: C155) en het reeds genoemde Verdrag betreffende een promotioneel kader voor veiligheid en gezondheid op het werk (C187).

Ik ben verheugd dat het de IAC gelukt is om consensus te bereiken over de bevestiging van dit nieuwe arbeidsrecht en over de aanwijzing van deze verdragen als fundamentele IAO-conventies. Ik heb u reeds geïnformeerd over het voornemen van het kabinet om C187 voor Nederland te gaan ratificeren en ik heb de voorbereidingen daartoe opgestart. Voor Europees Nederland ben ik tot de conclusie gekomen dat er geen implementatiewetgeving nodig is om over te gaan tot ratificatie. Voor Caribisch Nederland wordt dit momenteel nog onderzocht. Aan de Caribische landen zal binnenkort de vraag voor medegelding worden voorgelegd. Aangezien C187 voortbouwt op C155, en C155 tot op heden alleen voor Europees Nederland geratificeerd is, zal ik gelijktijdig de overweging tot ratificatie van C155 nogmaals voorleggen aan de Caribische landen.

Informatie en rapporten inzake de toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen

In het comité inzake de toepassing en naleving van arbeidsnormen (Committee on the application of standards, CAS), een belangrijk onderdeel van het toezichthoudend mechanisme op de naleving van arbeidsnormen van de IAO, zijn dit jaar casussen met betrekking tot 22 landen besproken1.

Dit jaar kregen met name zaken met betrekking tot de fundamentele IAO-verdragen die zien op de vakverenigingsvrijheid, het afschaffen van dwangarbeid, het verbod op discriminatie en op de ergste vormen van kinderarbeid, zoals werk dat waarschijnlijk schadelijk is voor de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van kinderen (IAO-conventies 87, 105, 111 en 182), aandacht.

In het CAS is een casus behandeld inzake de niet-naleving door China van IAO-conventie 111 inzake discriminatie in beroep en beroepsuitoefening (C111), met betrekking tot etnische en religieuze minderheden, de Oeigoeren in het bijzonder. Het CAS concludeerde dat China zich schuldig maakt aan ongeoorloofde discriminatie van onder andere Oeigoeren en wet- en regelgeving moet aanpassen en moet naleven. Het CAS heeft China aanbevolen een bezoek van een tripartiete missie te aanvaarden die tekortkomingen kan vaststellen en aanbevelingen kan doen om deze te verhelpen. China is verzocht voor 1 september nader te rapporteren over de wet- en regelgeving en over de toepassing van C111 in de praktijk. Bij onvoldoende voortgang of gebrek aan samenwerking om de tripartiete missie te ontvangen, zal het IAO-expertcomité aanbevelingen doen over het verdere vervolg, inclusief de mogelijkheid om een zogeheten «Commission of Inquiry» aan te stellen.

Ook Sint Maarten kwam aan de orde in het CAS in verband met een klacht van een Sint Maartense werkgeversorganisatie over schending van IAO-conventie 87 betreffende de vakverenigingsvrijheid. De klacht hield in dat de Sint Maartense overheid, via een overheidsorganisatie, getracht zou hebben een overkoepelende werkgeversorganisatie op te richten en vertegenwoordiging in de Sociaal Economische Raad van Sint Maarten hebben gegeven om zodoende een bestaande werkgeversorganisatie te marginaliseren. De overheid van Sint Maarten heeft in het CAS bestreden dat de in de klacht voorgestelde gang van zaken correct is en heeft zich bereid verklaard met de IAO samen te werken als onbedoeld stappen zijn gezet die niet conform IAO-conventie 87 zijn. Naast vertegenwoordigers van de overheid van Sint Maarten hebben ook werkgevers- en werknemersorganisaties in het CAS inbreng gegeven en hun positie toegelicht. Sint Maarten heeft inmiddels technische assistentie van de IAO aangeboden gekregen voor het adresseren van de geconstateerde situatie en is eveneens verzocht voor 1 september nader te rapporteren aan het IAO-expertcomité.

In het CAS heeft Nederland zijn inzet via het EU-voorzitterschap laten verlopen, waarbij is verzekerd dat in elke zaak met betrekking tot dwangarbeid en kinderarbeid vanuit de EU inbreng is geleverd. Door de desbetreffende landen (Ghana, Turkmenistan, Zimbabwe en Kiribati) is toegezegd nadere samenwerking aan te gaan met de IAO, bijvoorbeeld in de vorm van technische bijstand.

Discussie over normstelling op het gebied van apprenticeships en traineeships

Discussies over normstelling in IAO-verband vinden doorgaans in twee sessies plaats; in het eerste jaar worden de brede kaders voor normstelling bepaald, bijvoorbeeld ten aanzien van de keuze voor een verdrag of aanbeveling, en worden de inhoudelijke prioriteiten benoemd. In het tweede jaar vindt de onderhandeling over de daadwerkelijke tekst van het gekozen instrument plaats. Dit jaar vond de eerste sessie plaats over normstelling op het gebied van apprenticeships en traineeships.

Duidelijk was dat dwingende normstelling op dit terrein buitengewoon complex is, omdat de definities en de praktijk in verschillende landen sterk uiteenlopen. Mede om die reden is in deze eerste ronde van de discussie over normstelling besloten om in de volgende behandeling, op de IAC van 2023, te werken aan het opstellen van een aanbeveling, en geen verdrag, door de IAO. De aanbeveling zal zich beperken tot apprenticeships. Het tevens stellen van normen voor traineeships werd te hoog gegrepen geacht.

Discussie omtrent fatsoenlijk werk en de sociale en solidaire economie

Het belangrijkste doel van deze algemene discussie was het overeenkomen van een definitie van de term «sociale en solidaire economie» (SSE) en het opstellen van eerste handvatten voor overheden, sociale partners en de IAO. Op de IAC is niet eerder in comitéverband over dit onderwerp gesproken. Over het vaststellen van een definitie is lang gesproken, met verschillende inzichten omtrent de reikwijdte en breedte daarvan. Nederland pleit voor een definitie die niet te beperkt is, zodat voldoende ruimte blijft voor verschillen in aanpak tussen landen. De uiteindelijk bereikte conclusie komt daarmee overeen. In de overeengekomen definitie wordt een niet-uitputtende lijst van organisatiestructuren genoemd die, afhankelijk van de nationale omstandigheden, onder de SSE kunnen vallen. De belangrijkste elementen van de definitie zijn dat SSE-organisaties zich inzetten voor het collectieve belang en een aantal kernwaardes. Deze kernwaardes zijn zorg voor mens en planeet, gelijkwaardigheid en eerlijkheid, onderlinge afhankelijkheid, zelfbestuur, transparantie en aansprakelijkheid en de verwezenlijking van fatsoenlijk werk. Ook is gediscussieerd over de rol die overheden en sociale partners hebben in de sociale en solidaire economie. In de conclusies is bijvoorbeeld opgenomen dat het de taak van de overheden is om te zorgen dat SSE-organisaties worden behandeld volgens nationale wetgeving waardoor er geen oneerlijke concurrentie ontstaat tussen SSE-organisaties en andere bedrijven.

Discussie over de werkgelegenheidsdoelstellingen

Voor de derde keer vond op de IAC een discussie plaats over werkgelegenheidsdoelstellingen in lidstaten en in de IAO. Eén van de discussiepunten is het concept «living wage», waarbij duidelijk is dat er tussen en binnen de tripartiete geledingen van de IAO verschillende gedachten leven over de theoretische reikwijdte en de praktische betekenis van dit concept en over de verhouding ervan met IAO-conventies over bijvoorbeeld het minimumloon. De EU-lidstaten en de werknemersgeleding pleitten ervoor dat de IAO verder onderzoek zal doen naar dit concept, dat steeds vaker terugkeert in beleidsdiscussies rond de IAO, juist om onduidelijkheden in de IAO-context te kunnen adresseren. De discussie wordt afgerond met het aannemen van algemene aanbevelingen aan landen en aan het IAO-bureau ten aanzien van maatregelen die genomen kunnen worden om werkgelegenheidsbeleid te ondersteunen.

Amendementen Maritiem Arbeidsverdrag

De IAC heeft in overweldigende meerderheid acht wijzigingen van de Code van het Maritiem Arbeidsverdrag (MAV) goedgekeurd die door het Bijzonder Tripartiete Comité van de IAO in mei 2022 waren aangenomen. Een deel van de wijzigingen is gericht op het oplossen van problemen die tijdens de Covid-19 pandemie aan het licht zijn gekomen.

De wijzigingen zorgen ervoor dat zeevarenden toegang hebben tot alle noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen in passende maten en dat zeevarenden die zorg nodig hebben van boord worden gehaald en toegang krijgen tot medische zorg aan wal. Ook worden vlaggenstaten opgeroepen statistische gegevens omtrent overlijdensgevallen, waaronder zelfmoorden, te verzamelen en door te geven aan de IAO. Reders en havenstaten worden aangemoedigd om internettoegang voor zeevarenden uit te breiden om sociale isolatie tegen te gaan. Deze hoognodige wijzigingen versterken de bescherming die zeevarenden genieten en leiden tot betere werk- en leefomstandigheden. De verplichting voor reders om persoonlijke beschermingsmiddelen in passende maten beschikbaar te stellen draagt ook bij aan een inclusievere scheepvaartindustrie waarbij rekening wordt gehouden met vrouwelijke zeevarenden.

Hiernaast wordt geregeld dat aan zeevarenden voldoende drinkwater en een gebalanceerd dieet wordt aangeboden zonder dat daarvoor betaald hoeft te worden, dat zeevarenden gerepatrieerd kunnen worden wanneer zij op een schip worden achtergelaten door de reder en dat zeevarenden die te maken hebben met arbeidsbemiddelaars of wervingsbureaus beter geïnformeerd worden over hun rechten. Tenslotte is er een technische wijziging met betrekking tot verplichte verzekeringen goedgekeurd.

Lidstaten die het MAV hebben geratificeerd kunnen binnen twee jaar aangeven deze wijzigingen af te wijzen. Voor de lidstaten die deze wijzigingen niet afwijzen, treden zij in beginsel in werking zes maanden na afloop van deze periode. Het is derhalve mijn verwachting dat de wijzigingen op 23 december 2024 voor Nederland in werking zullen treden. Daarvoor is implementatiewetgeving noodzakelijk, waarover ik uw Kamer binnenkort nader zal informeren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven