29 427 ILO-verdragen

Nr. 108 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2016

De 105e Internationale Arbeidsconferentie (IAC) vindt van 30 mei t/m 11 juni 2016 plaats in Genève. Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, op hoofdlijnen over de inzet van de Koninkrijksdelegatie tijdens de IAC 2016.1 Nederland heeft deze IAC een bijzondere rol. Als voorzitter van de EU is Nederland verantwoordelijk voor het coördineren en uitdragen van de standpunten van de EU.

De agenda van de 105e IAC is als volgt:

Vaste onderwerpen:

  • 1. Rapporten van de voorzitter van de Beheersraad en van de Directeur-Generaal (DG);

  • 2. Programma en budget en andere financiële en administratieve vraagstukken;

  • 3. Informatie en rapporten inzake de toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen.

Onderwerpen die op de agenda zijn geplaatst tijdens een eerdere Conferentie of door de Beheersraad van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO):

  • 4. Fatsoenlijk werk in wereldwijde toeleveringsketens;

  • 5. De herziening van de Werkgelegenheid (Overgang van Oorlog naar Vrede) Aanbeveling, 1944 (Nr. 71);

  • 6. Een evaluatie van de impact van de ILO Verklaring uit 2008 over Sociale Rechtvaardigheid voor een eerlijke globalisering.

  • 7. Maritieme aangelegenheden.

De onderwerpen 3 t/m 6 worden behandeld in afzonderlijke comités (van 30 mei t/m 8 juni). De rapporten van deze comités worden tijdens het plenaire gedeelte van de conferentie aangenomen (van 6 t/m 10 juni). De agendapunten 1, 2 en 7 worden alleen tijdens het plenaire gedeelte behandeld.

Ad 1. Rapporten van de voorzitter van de Beheersraad en de Directeur-Generaal

Directeur-Generaal Ryder zal in zijn rapport, dat vlak voor de IAC gepubliceerd zal worden, nader ingaan op één van de zeven centenary initiatives. Bij zijn aantreden in 2012 heeft hij deze zeven initiatieven gelanceerd om een meer inhoudelijke en strategische discussie te starten over hedendaagse vraagstukken op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid. Waar vorig jaar gesproken werd over «The Future of Work» haakt DG Ryder dit jaar aan bij de aandacht voor de Sustainable Development Goals (SDGs). Hiervan luidt het eerste doel: «End poverty in all its forms everywhere». Dit thema sluit aan bij recente discussies binnen de IAO over de bijdrage die de organisatie kan leveren aan de uitvoering van de SDG-agenda. In de discussie zal bovendien het belang van fatsoenlijk werk voor duurzame economische groei (doel 8) benadrukt worden. Hierbij zal naar verwachting specifiek aandacht uitgaan naar de rol van IAO-leden en de IAO zelf op het gebied van werkgelegenheidsbevordering, sociale bescherming, sociale dialoog en de bevordering van de fundamentele arbeidsnormen. Tijdens de IAC zal ik het belang van fatsoenlijk werk voor duurzame groei benadrukken. Werk is immers een effectieve manier om armoede te bestrijden of te voorkomen. Essentieel is daarbij wel dat dit ook fatsoenlijk werk is.

Ad 2. Programma en budget en andere financiële en administratieve vraagstukken

De IAC zal gevraagd worden in te stemmen met de hoogte van de lidmaatschapscontributie van de Cook Islands en van Tonga. Deze twee landen zijn respectievelijk in juni 2015 en februari 2016 lid geworden van de IAO. Hiermee bedraagt het aantal lidstaten van de IAO nu 187. Door de toetreding van beide landen dient ook de algemene contributieverdeling (scale of assessments) rekenkundig licht te worden herzien. In de Beheersraad, dat hierin als voorportaal fungeert voor de bespreking in de IAC, heeft Nederland al ingestemd met de voorstellen. Overigens betreft het hierbij een formaliteit: de IAO baseert de relatieve hoogte van de contributie namelijk op de contributieschalen die door de Vijfde Commissie van de Verenigde Naties in New York zijn vastgesteld, aangepast naar het kleine verschil in lidmaatschap tussen VN en IAO. Aangezien zowel de Cook Islands als Tonga op basis van hun beperkte BBP de minimale bijdrage aan de VN-begroting en daarmee ook aan de ILO-begroting leveren (samen 0,002%) heeft de wijziging geen gevolgen voor de Nederlandse bijdrage. De aanpassing van de contributieschalen door de VN leidt de komende jaren tot een relatief lagere Nederlandse bijdrage aan de IAO.

Onder «andere vraagstukken» zal onder meer het stemrecht van lidstaten die fors achterlopen met de betaling van de lidmaatschapscontributie aan de orde komen. Nederland is van mening dat het lidmaatschap van de IAO rechten en plichten met zich meebrengt. In principe dient het stemrecht van lidstaten die al geruime tijd niet aan hun financiële verplichtingen voldoen daarom te worden opgeschort.

Ad 3. Informatie en rapporten inzake de toepassing en naleving van verdragen en aanbevelingen

Het Conferentiecomité inzake de toepassing en naleving van arbeidsnormen (CAS) bespreekt elk jaar een aantal landen, die hun verplichtingen tot naleving van door hen bekrachtigde verdragen niet nakomen. De bespreking van de landen verliep tijdens de Conferentie van 2015 soepel, nadat een slepend verschil van mening was bijgelegd tussen werkgevers en werknemers over de interpretatie die het onafhankelijke IAO-Comité van Deskundigen had gegeven aan IAO-verdrag 87 (vrijheid van vereniging) en het stakingsrecht. Dit comité schrijft het rapport dat aan de basis ligt van de discussies in het conferentiecomité. Het akkoord dat werkgevers en werknemers toen sloten, geldt nog altijd. De hoop en verwachting is daarom dat ook dit jaar het conferentiecomité goed verloopt.

De selectie van de op de conferentie te bespreken landen wordt gezamenlijk gemaakt door werkgevers en werknemers. Op dit moment is de selectie nog niet bekend. In het rapport van het Comité van Deskundigen is een aantal zaken benoemd als extra zorgwekkend. De verwachting is dat in elk geval deze zaken besproken zullen worden. Het gaat dan om: Wit-Rusland, Madagaskar, Nigeria, Filippijnen en Turkmenistan. Deze zaken betreffen vermeende schendingen van de fundamentele IAO-verdragen over het verbod op gedwongen arbeid en kinderarbeid respectievelijk de vrijheid van vakvereniging. Uiteindelijk worden ongeveer 25 landenzaken besproken in het CAS. In deze zaken zal Nederland zich sterk maken voor de effectieve implementatie van IAO-verdragsverplichtingen, in het bijzonder waar het de fundamentele verdragen betreft.

Het CAS bespreekt daarnaast jaarlijks een rapport (zie http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_norm/---relconf/documents/meetingdocument/wcms_453898.pdf) waarin verslag wordt gedaan over de voortgang in de bekrachtiging van specifieke verdragen en de knelpunten die daarbij optreden. Dit jaar gaat het rapport over IAO-verdragen 97 (Verdrag betreffende migrerende arbeiders) en 143 (Verdrag betreffende misstanden bij migratie alsmede de bevordering van de gelijkheid in kansen en behandeling van migrerende werknemers) en de gerelateerde aanbevelingen 86 en 151. Nederland heeft verdrag 97 geratificeerd, 143 niet. Reden daarvoor is dat dit laatste verdrag op verschillende punten niet strookt met het Nederlandse beleid, onder meer ten aanzien van illegale werknemers en hun gezinnen en het inburgeringsbeleid (zie Kamerstuk 29 427, nr.3 van 15 juni 2004).

Een van de conclusies van het voorliggende rapport is dat de twee genoemde verdragen, die in vergelijking met andere IAO-verdragen relatief weinig geratificeerd zijn, niet aan relevantie hebben verloren in de huidige tijd. Ook wordt voorgesteld dat de IAO een campagne moet voeren voor bredere ratificatie en implementatie. Verder suggereert het rapport dat het secretariaat van de IAO een studie doet naar welke elementen in de verdragen mogelijk bezien kunnen worden binnen het Standards Review Mechanism (SRM). Dit betreft de werkgroep van de IAO die momenteel bezig is alle instrumenten te bezien op relevantie en mogelijkheden tot herziening, consolidatie en waar mogelijk afschaffing.

De Nederlandse positie is dat arbeidsmigratie een heel belangrijk onderwerp is en dat het goed is dat dit onderwerp nu besproken wordt. De Nederlandse inbreng in de discussie zal verlopen langs de lijnen zoals geschetst in de kabinetsreactie op het SER-advies over arbeidsmigratie uit 2014 (zie Kamerstuk 29 861, nr. 38). Het kabinet onderkent hierin de bijdrage die werknemers uit EU-landen en kenniswerkers uit derde landen hebben geleverd aan onze open economie met zijn sterke internationale oriëntatie. Daarbij moeten echter niet de schaduwkanten van arbeidsmobiliteit, zoals maatschappelijke fricties en oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt, uit het oog worden verloren. Het is van belang om discussies over arbeidsmigratie te baseren op feiten en cijfers en dit rapport biedt daartoe de mogelijkheid. Nederland vindt dat een eventuele campagne voor bredere ratificatie van deze twee IAO-verdragen pas zinvol is nadat de voorgestelde analyse in het kader van het SRM is gemaakt.

Ad 4. Fatsoenlijk werk in wereldwijde toeleveringsketens

Tijdens de IAC vindt er een algemene discussie plaats over het bevorderen van fatsoenlijk werk in wereldwijde toeleveringsketens. Hieraan ligt een rapport van de IAO ten grondslag (zie: http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_norm/---relconf/documents/meetingdocument/wcms_468097.pdf), waarin uiteengezet wordt wat de effecten van wereldwijde toeleveringsketens zijn op werk en welke mogelijkheden er zijn om fatsoenlijk werk in dergelijke ketens te bevorderen.

Uit het rapport blijkt dat grensoverschrijdende productie kansen creëert voor werk. Zo ontstaan er nieuwe mogelijkheden op werkgelegenheid door bijvoorbeeld de opkomst van nieuwe industrieën en sectoren in landen. Deelname aan wereldwijde toeleveringsketens leidt er echter niet vanzelfsprekend toe dat dit werk fatsoenlijk is.

Tegen die achtergrond wordt in het rapport beschreven op welke manieren kan worden bijgedragen aan het bevorderen van fatsoenlijk werk in wereldwijde toeleveringsketens, waaronder door:

  • Meer interactie tussen overheden, werkgevers en werknemers en andere stakeholders in toeleveringsketens, waar nodig ondersteund door de IAO;

  • Het bevorderen van sociale dialoog, ook grensoverschrijdend. Juist in het licht van grensoverschrijdende toeleveringsketens is het belangrijk dat alle betrokkenen om tafel zitten, dus naast de lokale partijen ook inkopende bedrijven en internationale vakbonden;

  • Het beoordelen van de bijdrage van IAO-standaarden aan het bevorderen van fatsoenlijk werk in de toeleveringsketen en bezien of nieuwe IAO-instrumenten wenselijk zijn; en

  • De inzet van de IAO om haar kennis en informatie op een toegankelijke manier beschikbaar te stellen voor bedrijven.

Nederland wil binnen de IAO de discussie verdiepen over de vraag hoe kan worden voorkomen dat deelname aan een toeleveringsketen ten koste gaat van fatsoenlijk werk. Deelname zou juist een impuls moeten geven aan fatsoenlijk werk wereldwijd. Daarmee kan het draagvlak voor globalisering versterkt worden. Nederland heeft als handelsland en voorloper bij Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) belang bij deze discussie.

De discussie moet wat Nederland betreft resulteren in een agenda die richting geeft aan de manier waarop de IAO in de toekomst verder gaat met haar inzet om fatsoenlijk werk in de toeleveringsketen te bevorderen. Dit kan ondermeer door het plannen van vervolgdiscussies over specifieke thema’s of het doen van onderzoek. Bovengenoemde vier onderwerpen horen volgens Nederland zeker thuis op die agenda. Ook dient samenwerking en beleidscoherentie met andere internationale organisaties aan de orde te komen.

Nederland vindt het tevens van belang dat tijdens de IAC discussie wordt erkend dat alle bij de IAO betrokken partijen (overheden, werkgeversorganisaties, bedrijven, werknemersorganisaties en de IAO) aan beide kanten van de toeleveringsketen een verantwoordelijkheid hebben om fatsoenlijk werk in de keten te bevorderen. Dit uitgangspunt ligt ook ten grondslag aan de multistakeholderbenadering van het kabinet in het kader van de IMVO-convenanten. Het is ook in lijn met de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. In deze principes wordt een duidelijk kader neergezet, waarbij de rol van overheden (duty to protect) en de rol van bedrijven (responsibility to respect) is uitgewerkt. In deze Guiding Principles is bovendien het concept due diligence (proces om als bedrijf inzicht te krijgen in eventuele misstanden in de keten en die misstanden vervolgens aan te pakken) geïntroduceerd.

Ad 5. Herziening van de Werkgelegenheid (Overgang van Oorlog naar Vrede) Aanbeveling, 1944 (Nr. 71)

In maart 2014 besloot de Beheersraad van de IAO om de ruim 70 jaar oude aanbeveling 71 «Employment (Transition from War to Peace)» te herzien. Tijdens deze 105e ILC worden conclusies besproken (zie http://www.ilo.org/ilc/ILCSessions/105/reports/reports-to-the-conference/WCMS_449893/lang--en/index.htm) die de basis zullen vormen voor de herziene aanbeveling, waarover tijdens de IAC in juni 2017 overeenstemming bereikt dient te worden. In de conclusies die nu aan de IAC voorliggen, wordt in het bijzonder aandacht besteed aan preventie van conflict en rampen door het vergroten van werk- en inkomensmogelijkheden, aan wederopbouw na rampen of conflicten en tenslotte aan het verhogen van de veerkracht van landen om zich aan te passen aan en te herstellen van crises. Voorafgaand aan de IAC heeft onder meer Nederland, in afstemming met werkgevers- en werknemersorganisaties, input geleverd voor de conclusies op basis van een door de IAO gestuurde vragenlijst.

De voorliggende conclusies spelen in op de problematiek van conflict en (langdurige) crises en op de vraag hoe overheden, werkgevers en werknemers hun rol hierin kunnen en moeten pakken. Preventie, wederopbouw na een crisis of ramp en bevorderen van vrede in conflictsituaties vraagt niet in alle situaties om dezelfde benadering. Tijdens de IAC zal NL aandacht vragen voor fasering zodat de uitvoerbaarheid van de uiteindelijke aanbeveling wordt bevorderd. Daarnaast zal de Nederlandse inzet zich richten op de volgende onderwerpen:

  • Gender sensitiviteit en inkomensmogelijkheden voor vrouwen en versterking van hun positie in besluitvormingsprocessen.

  • Specifieke aandacht voor het belang van jeugdwerkgelegenheid. Hier gaat een preventieve werking vanuit ter voorkoming van betrokkenheid van jongeren bij criminaliteit en radicalisering.

  • Aandacht voor de vaak bepalende rol van informele actoren in fragiele situaties.

  • Aandacht voor de positie van vluchtelingen en internally displaced persons.

  • Het belang van een inclusieve arbeidsmarkt met fatsoenlijk werk voor een duurzame ontwikkeling.

Ad 6. Evaluatie van de impact van de IAO Verklaring uit 2008 over Sociale Rechtvaardigheid voor een eerlijke globalisering

In 2008 nam de IAO de Declaration on Social Justice for a Fair Globalization aan (hierna: de Verklaring). In de Verklaring wordt de Decent Work Agenda, met haar vier strategische pijlers (werkgelegenheid, sociale bescherming, sociale dialoog en fundamentele arbeidsnormen) als overkoepelende strategie voor het werk van de IAO beschouwd. In de Verklaring is voorzien in een follow-up, onder meer door een jaarlijkse discussie in de IAC over één van de pijlers van de Decent Work Agenda en in de vorm van onderzoek, ondersteuning van lidstaten en partnerschappen met internationale organisaties.

In 2008 is voorts besloten tot een evaluatie van de impact die de Verklaring heeft gehad op het beleid van lidstaten, de IAO en andere relevante internationale organisaties. De komende IAC zal deze evaluatie uitvoeren en op basis daarvan enkele aanbevelingen doen.

Het rapport (zie http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_norm/---relconf/documents/meetingdocument/wcms_465464.pdf) schetst in een inleidend hoofdstuk de ontwikkelingen sinds 2008, het jaar waarin de Verklaring is aangenomen. Vervolgens gaat het rapport in op de activiteiten van lidstaten om opvolging te geven aan de Verklaring. De beperkte voortgang qua ratificaties van IAO-verdragen en de toename van de financiële steun voor OS-taken van de IAO valt hierbij op. Het rapport concludeert dat de focus van lidstaten vooral op de strategische doelen werkgelegenheid en sociale bescherming ligt en in mindere mate op sociale dialoog en fundamentele arbeidsnormen. Het rapport gaat daarna in op activiteiten van het IAO-Secretariaat om opvolging te geven aan de Verklaring. Hierbij wordt verwezen naar lopende processen om de IAO «fit for purpose» te maken, zoals de hervormingen van de IAC en versterking van de onderzoekstaak van de organisatie. Vervolgens meldt de IAO dat de afgelopen jaren een groeiende samenwerking op gang is gekomen tussen de IAO en andere VN-organisaties en met andere multilaterale organisaties.

In de discussie over de Verklaring zal Nederland de volgende zaken over het voetlicht brengen:

  • Nederland is gecommitteerd aan de Decent Work Agenda, die onverminderd relevant is voor duurzame groei en sociale rechtvaardigheid. Een herziening van de Verklaring is op dit moment dan ook niet nodig. Nederland is voorstander van een Conferentieresolutie met aanbevelingen om de impact van de 2008 Verklaring te vergroten.

  • Nederland ondersteunt de integrale benadering voorzien in de 2008 Verklaring. Op landenniveau moet ingespeeld worden op specifieke behoeften binnen een nationale context. Daarbij wijst Nederland op het belang van sociale dialoog voor een effectieve bevordering van fatsoenlijk werk en bepleit het de ratificatie van de fundamentele IAO-Verdragen.

  • Nederland steunt het voorstel om de discussiecyclus onder de Verklaring tijdens de IAC verder te institutionaliseren, met name de suggestie om terugkerende discussies over werkgelegenheid, sociale bescherming, sociale dialoog en fundamentele arbeidsnormen vooraf te doen gaan door een discussie waaraan ook vertegenwoordigers van relevante andere internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld kunnen deelnemen. Dat kan een goed kader schetsen voor de aansluitende, tripartiete besluitvorming.

  • Nederland staat open voor een herbezinning op de duur van de discussiecyclus (op dit moment zeven jaar). Met een kortere cyclus kan mogelijk sneller worden ingespeeld op ontwikkelingen.

  • Partnerschappen om meer effect te genereren zijn van cruciaal belang, niet in de laatste plaats in ontwikkelingslanden. De IAO dient in ieder geval de samenwerking met andere internationale organisaties te verbeteren. Ook is in dit kader betere samenwerking met bedrijven en maatschappelijk middenveld relevant.

Ad 7. Maritieme aangelegenheden

– Goedkeuring van amendementen betreffende de Code bij het Maritieme Arbeidsverdrag (MAV), 2006

In februari 2016 kwam in Genève het speciale tripartiete Comité (STC) bijeen, dat op grond van het MAV de bevoegdheid heeft tot amendering van de Maritieme Arbeidscode. De uitkomst van de bijeenkomst is dat twee amendementen van het MAV ter goedkeuring voorliggen aan de IAC. Het eerste amendement betreft de mogelijkheid tot tijdelijke verlenging van Maritieme Arbeidscertificaten. Deze certificaten tonen aan dat de voorwaarden aan boord van het schip conform het MAV zijn. Het gaat om een mogelijkheid tot verlenging conform de procedures voor tijdelijke verlenging (max. 5 maanden) van certificaten van International Maritime Organisation (IMO)-verdragen.

Het tweede amendement gaat over het tegengaan van pesten en ongewenst gedrag (bullying and harassment) aan boord van zeeschepen. De uitkomst van het STC op dit punt is dat de niet verbindende richtlijnen in het MAV worden aangepast door daarin te verwijzen naar preventie en tegengaan van pesten en ongewenst gedrag aan boord van schepen. Zo wordt recht gedaan aan het onder de aandacht brengen van de noodzaak van preventie en het tegengaan van pesten en ongewenst gedrag aan boord van schepen. Relevant hierbij is dat preventie van pesten en ongewenst gedrag al vervat is in de bestaande verplichting van werkgevers om zorg te dragen voor goede arbeidsomstandigheden aan boord van schepen.

Nederland kan de hierboven voorgestelde amendementen goedkeuren.

– Aanname van amendementen bij de annexen van de Seafarers’ Identity Documents Convention (Revised), 2003 (No. 185)

Dit Verdrag is goedgekeurd door 31 lidstaten van de IAO, maar niet door Nederland. Reden daarvoor is dat het voor zeevarenden aan boord van Nederlandse schepen doorgaans geen probleem is om op basis van hun paspoort aan wal te gaan in vreemde havens. Bovendien vereist het Verdrag dat voor het vervaardigen van identiteitsdocumenten van zeevarenden een standaard wordt gebruikt, die verschilt van de thans gangbare standaarden voor identiteitsdocumenten. In de amendementen wordt voorgesteld om als verplichte standaard voor het vervaardigen van identiteitsdocumenten van zeevarenden dezelfde standaard te gebruiken als in de burgerluchtvaart (ICAO). Daarnaast wordt voorzien in een overgangsperiode voor landen die het Verdrag hebben geratificeerd en hebben geïnvesteerd in apparatuur voor het lezen van de standaard waarop het Verdrag zich nu nog baseert.

Nederland zal na aanpassing van het Verdrag en na overleg met sociale partners overwegen of Nederland het aangepaste Verdrag zal ratificeren. Nederland kan tijdens de IAC de voorgestelde amendementen goedkeuren.

Tot slot

Tot slot treft u, conform een eerdere toezegging aan u naar aanleiding van de motie van het lid Van Middelkoop (Kamerstuk 23 900 SV, nr. 44), aan de lijst van verdragen van de IAO waarvan de mogelijkheid tot opzegging door Nederland zich de komende drie jaar voordoet.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

IAO-verdragen waarvan de mogelijkheid tot opzegging door Nederland zich de komende drie jaar voordoet

Hieronder worden de verdragen vermeld waarvan de opzegtermijn vervalt in 2016, 2017 en 2018. De opzegtermijn begint altijd een jaar voorafgaand aan de vervaldatum te lopen. Alleen gedurende deze opzegtermijn kan een verdrag worden opgezegd. Ten aanzien van de meeste IAO-verdragen doet die mogelijkheid zich eens in de tien jaar voor.

De opzegtermijn vervalt in 2016 ten aanzien van de volgende verdragen:

  • Verdrag 73 betreffende het geneeskundig onderzoek van zeelieden

  • Verdrag 102 betreffende minimumnormen van sociale zekerheid (deels)

  • Verdrag 159 betreffende de beroepsrevalidatie en werkgelegenheid van gehandicapten

De opzegtermijn vervalt in 2017 ten aanzien van de volgende verdragen:

  • Verdrag 138 betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces (fundamenteel verdrag)

  • Verdrag 122 betreffende de werkgelegenheidspolitiek

  • Verdrag 140 betreffende betaald scholings- en vormingsverlof

De opzegtermijn vervalt in 2018 ten aanzien van de volgende verdragen:

  • Verdrag 174 betreffende het voorkomen van zware industriële ongevallen

  • Verdrag 68 betreffende de voeding en de daarmee verband houdende verzorging van de bemanning aan boord van schepen

  • Verdrag 142 betreffende de rol van beroepskeuzevoorlichting en beroepsopleiding bij de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen

  • Verdrag 121 betreffende de prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten

  • Verdrag 141 betreffende organisaties van personen die in de landbouw werkzaam zijn en hun rol in de sociaaleconomische ontwikkeling

  • Verdrag 124 betreffende het medische onderzoek naar de geschiktheid van jeugdige personen voor tewerkstelling ondergronds in de mijnen


X Noot
1

Daar waar in de instructie wordt gesproken over «Nederland» of «Nederlandse inzet» betreft dit ook de overige landen van het Koninkrijk, tenzij anders aangegeven of wanneer het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals ratificaties.

Naar boven