29 424
Overeenkomst betreffende de deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte; Luxemburg, 14 oktober 2003

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2004

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 11 februari 2004. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 12 maart 2004.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 14 oktober 2003 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst betreffende de deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte (Trb. 2003, 174)1.

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid, j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

Op 2 mei 1992 kwam te Oporto tot stand de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna de «EER-overeenkomst»; Trb. 1992, 132). Dat verdrag werd ondertekend voor de toenmalige 12 lidstaten van de Europese Gemeenschap en de toenmalige zes lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), te weten Finland, Liechtenstein, Noorwegen, Oostenrijk, IJsland, Zweden en Zwitserland.

Na een afwijzend referendum in 1992 ratificeerde Zwitserland het verdrag echter niet. Naar aanleiding van die Zwitserse afwijzing kwam op 17 maart 1993 te Brussel tot stand het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de EER (Trb. 1993, 69).

De EER-overeenkomst voorziet in een vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en werknemers, op basis van overneming van het relevante geheel van EG-regelgeving, inclusief de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof, of communautair acquis. Het verdrag trad op 1 januari 1994 in werking voor zeventien aangesloten staten. Sindsdien zijn drie van de oorspronkelijke EVA-landen, namelijk Finland, Oostenrijk en Zweden volwaardig lid geworden van de Europese Unie en in 1995 trad Liechtenstein toe tot de EER (Trb. 1995, 150). Het verdrag geldt thans derhalve voor de vijftien EU-lidstaten en drie EVA-lidstaten. Zwitserland, alhoewel niet partij bij de EER, is wel lid van de EVA.

Op 16 april 2003 kwam te Athene tot stand het Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (hierna het «Toetredingsverdrag», Trb. 2003, 74). In verband met dat verdrag, dat ter goedkeuring bij het parlement is ingediend (Kamerstukken II, 2002/03, 28 972 (R1738)), kunnen Tsjechië, Estland, Cyprus, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije partij worden bij de EER-overeenkomst. Nadat zij hiertoe een verzoek hadden ingediend, heeft de Europese Commissie met het oog daarop namens de Europese Gemeenschap en haar lidstaten onderhandeld over een verdrag over de deelname van de nieuwe toetreders aan de EER.

Op 14 oktober 2003 kwam de Overeenkomst betreffende de deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte (hierna «de Overeenkomst») tot stand. Dat verdrag voorziet in een aanpassing van de EER-overeenkomst naar aanleiding van de deelname van de tien nieuwe EU-lidstaten aan de EER. Deze aanpassingen zijn voornamelijk technisch van aard. Daarbij geldt dat daar waar sprake is van enige inhoudelijke aanpassing, Nederland geen direct belanghebbende is en evenmin nieuwe verplichtingen behoeft aan te gaan.

Het streven is erop gericht om de inwerkingtreding van deze Overeenkomst tegelijk met de toetreding van de tien nieuwe lidstaten tot de EU te laten plaatsvinden. In dit kader heeft de Europese Commissie geconcludeerd dat de nieuwe lidstaten op hoofdlijnen gereed zijn voor toetreding tot de Unie en in dit verband ook voor de deelname aan de EER. De Commissie heeft bovendien diverse malen aangegeven passende maatregelen te nemen om het functioneren van de Unie op alle gebieden, in het bijzonder de interne markt, wanneer nodig te beschermen.

Op 14 oktober 2003 werd ook een Slotakte ondertekend. Die akte bevat een opsomming van de gemeenschappelijke verklaringen ten aanzien van:

1. de gelijktijdige uitbreiding van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte;

2. de toepassing van de oorsprongsregels na de inwerkingtreding van de Overeenkomst;

3. de geografische reikwijdte van de EER.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Artikel 1 regelt de deelname van de tien nieuwe EU-lidstaten tot de EER.

Artikel 2

In artikel 2 wordt de aanpassing geregeld van de protocollen en bijlagen bij de EER-overeenkomst aan het acquis van de Gemeenschap dat door het Toetredingsverdrag gewijzigd wordt.

Ingevolge het tweede lid, onderdeel b, wordt een Protocol 38 bis aan de EER-overeenkomst toegevoegd. In dat nieuwe Protocol inzake het financieel mechanisme van de EER, wordt bepaald dat de EVA-staten door subsidies voor investerings- en ontwikkelingsprojecten een bijdrage leveren aan de vermindering van economische en sociale verschillen binnen de EER. In dat verband bevat artikel 3 van het Protocol een overzicht van de prioritaire sectoren.

In onderdeel c van het tweede lid wordt een Protocol 44 aan de EER-overeenkomst toegevoegd. Dit nieuwe Protocol verwijst naar de vrijwaringsmechanismen die opgenomen zijn in de op 16 april 2003 te Athene totstandgekomen Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (Trb. 2003, 74, blz. 6 e.v.). Het betreft algemene economische vrijwaringsclausules en speciale vrijwaringsclausules op het gebied van de interne markt.

Artikelen 3, 4 en 5

Artikel 3 bevat bepalingen met betrekking tot wijzigingen van besluiten die in de EER-overeenkomst zijn opgenomen. Die wijzigingen zijn noodzakelijk naar aanleiding van het toetreden van de nieuwe lidstaten tot de EU en hun deelname aan de EER. In het vierde lid wordt verwezen naar Bijlage I/A bij de Overeenkomst, met daarin een overzicht van te wijzigen besluiten op het gebied van bijvoorbeeld technische voorschriften, veterinaire aangelegenheden en levensmiddelen.

In artikel 4, eerste lid, wordt verwezen naar Bijlage II/B bij de Overeenkomst. Deze bijlage bevat een overzicht van de overgangsregelingen van de nieuwe verdragsluitende partijen voor implementatie van het interne markt acquis. Artikel 5 bepaalt dat partijen vraagstukken omtrent de interpretatie of toepassing van de Overeenkomst aan het Gemengd Comité van de EER kunnen voorleggen.

3. Koninkrijkspositie

Evenals de EER-overeenkomst van 1992 en het Protocol van 1994, zal de Overeenkomst van 2003, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven