29 420
Wijziging van de Invoeringswet Wet werk en bijstand in verband met het verlenen van de bevoegdheid aan gemeentebesturen om in het kader van de Wet werk en bijstand categoriale regelingen voor de kosten van chronische ziekte of handicap voort te zetten of nieuwe categoriale regelingen terzake tot stand te brengen

29 800 XV
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2005

nr. 19
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2004

In het kader van de uitvoering van de motie Bruls (TK 2003–2004, 29 420, nr. 15), bied ik u hierbij aan het «Rapport terugdringing niet-gebruik bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte»1. Zoals mijn ambtsvoorganger in de brief d.d. 14 juni 2004 (TK 2003–2004, 29 420 en 29 200 XV, nr. 18) heeft aangegeven, is in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een onderzoek uitgevoerd naar maatregelen die de gemeenten hebben getroffen om het niet-gebruik bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen tegen te gaan. Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg d.d. 28 oktober 2004 ga ik in dit verband ook in op de motie Weekers cs (TK 2003–2004, 29 200 XV, nr. 53).

Rapport terugdringing niet-gebruik bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte

Centraal in het onderzoek staat het gemeentelijke beleid inzake terugdringing van niet-gebruik van bijzondere bijstand door chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte.

In de omvang van het bereik of het niet-gebruik van de bijzondere bijstand door de doelgroep blijkt het overgrote deel van de gemeenten (op dit moment) geen inzicht te hebben. Dit heeft onder andere te maken met het ontbreken van een eenduidige definitie en registratie van de doelgroep. In de handreiking voor de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen is juist vanwege het ontbreken van deze eensluidende definitie van chronische ziekte en handicap, een aantal aspecten benoemd waarmee bij de bepaling van de doelgroep rekening kan worden gehouden.

In de oorzaken van het niet-gebruik geeft 55% van de gemeenten aan inzicht te hebben, terwijl 13% van plan is dit inzicht te verwerven. 32% van de gemeenten blijkt geen inzicht te hebben in de oorzaken van niet-gebruik. Volgens het rapport zijn de drie belangrijkste oorzaken van niet-gebruik van bijzondere bijstand door chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte:

• de mensen zijn onbekend met de voorzieningen;

• de mensen zijn wel bekend met de voorzieningen, maar willen hier geen beroep op doen;

• de voorzieningen zijn bekend, maar men vindt het aanvragen ervan te ingewikkeld.

Uit het onderzoek blijkt dat 39% van de gemeenten een beleid voert voor de terugdringing van het niet-gebruik van bijzondere bijstand door de doelgroep, en dat 35% van de gemeenten een dergelijk beleid aan het voorbereiden is. Om de bekendheid met de voorzieningen te vergroten, blijken de gemeenten een grote verscheidenheid aan instrumenten in te zetten om zoveel mogelijk mensen te informeren over de gemeentelijke inkomensondersteunende voorzieningen. De instrumenten die de gemeenten zoal inzetten betreffen publicatie in huis-aan-huisbladen, cliëntencontacten, informatiefolders, maar ook bestandskoppelingen met externe bestanden en het plaatsen van informatie op gemeentelijke website. Ook ten aanzien van de mate van ingewikkeldheid van de aanvraagprocedure hebben reeds veel gemeenten maatregelen genomen ter voorkoming van niet-gebruik. 27% van de gemeenten heeft aangegeven geen specifiek beleid te (willen gaan) voeren, gericht op terugdringing van niet-gebruik door de doelgroep. De belangrijkste reden voor het ontbreken van specifiek beleid is de opvatting dat het algemene beleid ook voldoet voor deze doelgroep.

Voorts blijkt in totaal 78% van de gemeenten in 2004 een extra budget voor de doelgroep chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte te hebben vastgesteld. Tevens blijkt dat 25% van de gemeenten een categoriale regeling voor de doelgroep heeft opgesteld en dat 43% daarmee bezig is. 32% van de gemeenten heeft aangegeven niet van plan te zijn om een categoriale regeling te maken. Ten aanzien van de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (CAV) blijkt 53 % van de gemeenten een CAV te hebben, 8% er een voor te bereiden en 20% een andere regeling voor de aanvullende ziektekostenverzekering te hebben getroffen. 19% van de gemeenten geeft aan op het terrein van de aanvullende ziektekostenverzekering niets geregeld te hebben.

Ik ben verheugd te constateren dat het overgrote deel van de gemeenten inmiddels is overgegaan tot beleidsintensiverende maatregelen op het terrein van de gemeentelijke inkomensondersteuning voor deze doelgroep en maatregelen hebben genomen, dan wel voornemens daartoe hebben, om het niet-gebruik daarvan tegen te gaan.

Er is ambtelijk met de VNG gesproken over het rapport, en zoals is toegezegd door mijn ambtsvoorganger zal ik de resultaten van het onderzoek betrekken in mijn bestuurlijk overleg met de VNG en de gemeenten over het terugdringen van het niet-gebruik van bijzondere bijstand onder doelgroep chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoeften.

Motie Weekers cs

Conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg van 28 oktober 2004 om bij bijgevoegd rapport de motie Weekers cs (TK 2003–2004, 29 200 XV, nr. 53) te betrekken, deel ik u het volgende mee.

Bij de begrotingsbehandeling 2004 is eenmalig een bedrag ad totaal € 111 miljoen aan het fictief budget bijzondere bijstand toegevoegd. Deze toevoeging bestaat uit:

• € 80 miljoen bestaande uit:

• € 50 miljoen uit zorg voor inkomenspositie van minima, conform de motie Verburg c.s (TK 2003–2004, 29 200 XV, nr. 29).

• € 30 miljoen met name voor chronisch zieken en gehandicapten die onevenredig werden getroffen door maatregelen in de zorg.

• € 20 miljoen die in het kader van het najaarsakkoord door de werkgevers eenmalig beschikbaar is gesteld voor doelgroep chronisch zieken en gehandicapten.

• € 11 miljoen ter compensatie voor het vervallen van de mogelijkheid van verrekening van bijzondere bijstand met een fiscale tegemoetkoming.

Vorengenoemde motie Weekers c.s. vraagt om het structureel maken van de in 2004 gerealiseerde toevoeging ad € 80 miljoen aan het budget bijzondere bijstand. Zoals mijn ambtsvoorganger op 26 april 2004 aan uw Kamer heeft gemeld (TK 2003–2004, 28 870, nr. 108), heeft het kabinet zich in samenhang met het totale inkomensbeleid voor 2005 beraden op het eventueel structureel maken van deze middelen en de eventuele wijze waarop dit dient te geschieden. Dit heeft tot het volgende geleid.

Vanaf 2005 heeft het kabinet € 25 miljoen structureel gereserveerd voor verzachtende maatregelen rond zittend ziekenvervoer en zelfzorgmiddelen. De verzachtende maatregel voor het zittend ziekenvervoer komt naast de € 26 miljoen die het kabinet vanaf 2004 reeds beschikbaar heeft gesteld voor dit doel. Tevens heeft het kabinet besloten in de SZW begroting 2005 te voorzien in een structurele toevoeging ad € 25 miljoen aan de middelen voor de bijzondere bijstand.

Voorts heeft het kabinet ten aanzien van het totale inkomensbeleid geoordeeld dat voor onder andere ouderen met een laag inkomen de negatieve inkomenseffecten beperkt zouden moeten blijven. Hieraan levert voor ouderen een toeslag op de AOW van € 60 per jaar een bijdrage.

Het kabinet is van mening dat de aan het gemeentefonds toegevoegde middelen, mede gelet op de verzachtende maatregelen, voldoende mogelijkheden bieden om op adequate wijze invulling te blijven geven aan het gemeentelijke inkomensondersteuningsbeleid ten behoeve van chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met een zorgbehoefte. De invulling van het gemeentelijke inkomensondersteuningsbeleid is een taak die financieel en beleidsmatig aan de gemeenten is gedecentraliseerd. Hiertoe ontvangen de gemeenten middelen in de vorm van het fictief budget bijzondere bijstand in de algemene uitkering van het gemeentefonds. Dit fictief budget betreft niet-geoormerkte middelen. Het staat de gemeenten dan ook vrij om – gelet op de lokale omstandigheden – in het kader van het gemeentelijke inkomensondersteuningsbeleid eigen beleidsmatige en financiële keuzes te maken.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven