29 415
Beveiliging militaire objecten

29 200 X
Nota over de toestand van 's Rijks Financiën

nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 juni 2004

De vaste commissie voor Defensie1 en de commissie voor de Rijksuitgaven2 hebben op 2 juni 2004 overleg gevoerd met minister Kamp van Defensie over:

– het rapport van de Algemene Rekenkamer «Beveiliging militaire objecten» (29 415, nr. 2);

– de brief van de minister van Defensie d.d. 16 maart 2004 houdende een lijst van vragen en antwoorden op bovenvermeld rapport (29 415, nr. 3).

De vaste commissie voor Defensie heeft tevens overleg gevoerd met de staatssecretaris van Defensie over de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 21 mei 2004 houdende de infrastructurele consequenties «Nieuw Evenwicht» voor de Koninklijke landmacht (29 200 X, nr. 79).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Beveiliging militaire objecten

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Blom (PvdA) complimenteert de minister met zijn slagvaardig optreden naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer (ARK).

Zeker in deze tijd is het erg belangrijk dat er goede risicoanalyses worden gemaakt en in dat verband baren de conclusies van de ARK hem zorgen, vooral ook omdat het kennelijk geen incidenten betreft en het om structurele problemen gaat. Welke structurele maatregelen zijn inmiddels genomen op het gebied van opleiding, voorlichting en toezicht teneinde het beveiligingsbewustzijn bij het personeel te verbeteren? Het verbaast de heer Blom dat de minister slechts «onaangenaam verrast» en niet geschrokken is van de conclusies van de ARK. Er is inderdaad een beperkt aantal objecten bezocht, maar het feit dat bij zes daarvan iets aan de beveiliging mankeert, zegt toch wel iets. Kan de minister garanderen dat ook objecten die op de nominatie staan binnen afzienbare tijd te worden gesloten voldoen aan het minimale beveiligingsniveau?

Volgens een voorlopige schatting is 6% tot 10% van de beveiligingsfuncties niet vervuld. Is het desondanks toch mogelijk om de minimaal vereiste beveiligingsniveaus te realiseren? Ten slotte vraag de heer Blom of het mogelijk is om door het inschakelen van overtollig personeel in andere defensiesectoren de beveiliging op het vereiste niveau te brengen.

Mevrouw Veenendaal (VVD) vindt het van het grootste belang dat de functie van beveiligingsautoriteit op zo kort mogelijke termijn handen en voeten krijgt zodat de bevoegdheid en verantwoordelijkheid eenduidig en voor elk defensieonderdeel gelijk zijn. Met het oog daarop pleit zij ervoor die bevoegdheid te delegeren aan de opperbevelhebber en niet aan de secretaris-generaal. Het antwoord van de minister op de desbetreffende schriftelijke vraag maakt niet duidelijk hoe hij dit adequaat denkt te regelen. Deze kwestie moet in ieder geval geregeld zijn voordat met de reorganisatie wordt begonnen. Zij spreekt de hoop uit dat de minister een toezegging kan doen op dit punt. Veel conclusies van de ARK vloeien immers voort uit dit probleem. Het moet volstrekt duidelijk zijn wie waarvoor verantwoordelijk is. Wat bedoelt de minister met zijn antwoord dat «binnenkort» wordt besloten waar deze positie wordt gepositioneerd? De ARK schrijft dat de verantwoordelijkheid en de aansturing in directe lijn zijn met de bevelhebber. De secretaris-generaal verkeert niet in die positie. Kan de minister aangeven of er sprake is van meetbare doelen om te voorkomen dat de ARK volgend jaar weer met een negatief rapport op dit punt moet komen? Ten slotte vraagt mevrouw Veenendaal of voortaan op de begroting kan worden aangegeven welk bedrag met de beveiliging is gemoeid.

De heer Mastwijk (CDA) is evenals de heer Blom geschrokken van de conclusies van de ARK. Er zijn kennelijk nog steeds objecten niet afdoende beveiligd. Toch verdient de minister waardering voor het feit dat hij direct na het uitkomen van het rapport van de ARK een aantal maatregelen heeft genomen. Het is overigens te gek voor woorden dat het denkbaar is dat er lieden in het land rondlopen met wapens die het leger officieel niet kwijt is.

Wat moet heden ten dage worden verstaan onder «aanvaardbaar risico» en hoe tijdelijk is de tijdelijkheid van onvolkomenheden?

De heer Mastwijk kan zich niet aan de indruk onttrekken dat door de vrij ingewikkelde hiërarchische lijnen de positie van de beveiligingsautoriteit onvoldoende tot uitdrukking komt. De betreffende persoon moet natuurlijk de spin zijn in het web en de nodige sterren op de kraag hebben, want hij moet ervoor zorgen dat de gemaakte afspraken worden nagekomen.

Het oordeel over de betrouwbaarheid van personeel wordt eens in de vijf jaar herzien. Verdient het geen aanbeveling om die termijn te bekorten? Wordt op het moment dat jongeren worden geworven voor het leger al rekening gehouden met screening?

Het antwoord van de minister

De minister merkt allereerst op dat de bevindingen van de ARK bij 19 objecten niet kunnen worden doorgetrokken naar alle defensielocaties. De ARK heeft hoogstwaarschijnlijk die objecten geselecteerd waarvan vermoed kon worden dat er zekere tekortkomingen waren. Uit het onderzoek blijkt ondertussen wel dat er iets gedaan moet worden en daarom zijn ondertussen al de nodige maatregelen genomen om het noodzakelijke niveau van beveiliging te kunnen garanderen. Daarnaast is besloten tot een inventarisatie van de beveiligingsaspecten van alle defensieobjecten. Medio 2004 zal die inventarisatie zijn afgerond op grond waarvan de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen zullen worden genomen. De benodigde organisatorische maatregelen zullen voor het overgrote deel al dit jaar kunnen worden genomen. Maatregelen op infrastructureel gebied, waarvoor allerlei vergunningen nodig zijn, zullen zo spoedig mogelijk daarna worden genomen.

De beveiliging zal zo snel mogelijk opnieuw onder de reguliere bedrijfsvoering worden gebracht en er zal extra toezicht komen op de uitvoering van de diverse verbeteringsplannen. De financieel-economische afdeling van het departement en de beveiligingsautoriteit – een kolonel – houden toezicht op het wegwerken van de achterstanden. Naar aanleiding van het rapport van de ARK gaat de auditdienst van Defensie dat proces nog eens extra controleren. Deze dienst komt in oktober 2004 met een tussenrapportage en zo snel mogelijk daarna met een eindrapportage. Het is de bedoeling dat de beveiligingsautoriteit door de gehele defensieorganisatie zijn bevoegdheden kan operationaliseren. Het relateren van deze functie aan de bevelhebbers stuit op organisatorische problemen omdat het de bedoeling is dat uiteindelijk uitsluitend de chef defensiestaf de zaak aanstuurt. Net als bij elk ander ministerie is de secretaris-generaal de hoogste ambtenaar, ook al zal hij zich niet rechtstreeks bemoeien met militaire zaken. Het is van belang de beveiligingsautoriteit te koppelen aan de hoogste in rang. Als het nodig is, zal de secretaris-generaal, die over de benodigde competenties beschikt, handelend kunnen optreden. De nieuwe beveiligingsorganisatie is onderdeel van het Samsomproject.

Het is uiteraard de bedoeling dat al deze maatregelen ertoe leiden dat de ARK geen aanleiding meer ziet met een dergelijk kritisch rapport te komen. De secretaris-generaal zal op zeer korte termijn de beveiligingsautoriteit verzoeken om een plan van aanpak voor duurzame verbetering van de beveiliging op te stellen. Er zal een antwoord moeten worden geformuleerd op in ieder geval de volgende vragen. Zijn er extra investeringen nodig ten behoeve van de beveiliging? Zo ja, hoeveel? Kan de beveiliging nog beter in de defensieorganisatie worden verankerd? Zo ja, hoe? Zijn er aanvullende richtlijnen nodig met betrekking tot defensiebrede inspecties en rapportages? Hoe kan het beveiligingsbewustzijn van het defensiepersoneel op peil worden gehouden? Wat betreft het laatste is ondertussen al het nodige gebeurd. Er is gesproken met sleutelfunctionarissen; er zijn briefings georganiseerd voor het zittende personeel; nieuw personeel wordt uitdrukkelijk geïnformeerd over de ontwikkelingen ter zake; er wordt gewerkt aan een communicatieplan en het proces van beveiligingsbewustwording wordt centraal gecoördineerd. Uiteraard is aan de beveiliging ook aandacht besteed in diverse publicaties. Aan het einde van dit jaar zal de Kamer worden geïnformeerd over het plan van aanpak, waarin wordt aangegeven hoe Defensie denkt duurzame beveiliging en de duurzaamheid van de beveiliging te verbeteren. Desgevraagd verklaart de bewindsman dat in dat plan van aanpak ook aandacht zal worden besteed aan de noodzaak van oefeningen. 100% van het defensiepersoneel en 80% van het burgerpersoneel moet volgens wettelijk voorschrift eens in de 5 jaar – of een veelvoud daarvan – worden gescreend. De minister is voornemens aan de periode van 5 jaar vast te houden. Bij de NATO gaat een termijn van 10 jaar gelden. Iedereen die aangesteld wordt bij Defensie, een internationale plaatsing krijgt of wordt uitgezonden, wordt gescreend. Er wordt hard aan gewerkt om de door de ARK gesignaleerde achterstanden weg te werken.

Ook de nog af te stoten lokaties voldoen aan de minimale beveiligingsvereisten, al zal natuurlijk niet substantieel worden geïnvesteerd in nieuwe maatregelen als tijdelijke voorzieningen volstaan.

In genoemd plan van aanpak zal ook aandacht worden besteed aan de vraag hoe de Kamer meer inzicht kan worden geboden in de beveiligingsdoelstellingen en de realisatie daarvan. Het is niet wel doenlijk om percentages te noemen, maar uiteraard wordt gestreefd naar een beveiliging die over de hele linie op niveau is.

De kosten van beveiliging vormen geen aparte post op de begroting; ze zijn een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering op de diverse defensielocaties. De minister zegt desgevraagd toe de Kamer hierover nader te informeren.

Het inschakelen van overtollig personeel voor beveiligingstaken lijkt de bewindsman niet opportuun. De beveiliging wordt immers een integraal onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering. Bovendien zitten hieraan de nodige rechtspositionele aspecten vast. Wellicht dat in de overgangsperiode een bepaalde match is te maken voor mensen die nog niet te horen hebben gekregen dat zij overtollig zijn. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd.

Infrastructurele consequenties «Nieuw evenwicht»

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Veenendaal (VVD) stelt vast dat de staatssecretaris rekening houdt met de noodzaak van spreiding van eenheden over het land, maar toch de nadruk legt op de randstad. Slechts 33% van nieuw aangesteld personeel komt uit de drie noordelijke provincies. Wat zijn de percentages voor de andere provincies?

Het werkgelegenheidsargument – dat de minister gebruikt voor Ermelo – moet naar de mening van mevrouw Veenendaal ook worden meegewogen bij andere lokaties. Vooral De Kooy en de regio Den Helder liggen haar na aan het hart. Is het voornemen om de helikopters te verplaatsen van de baan?

De heer Kortenhorst (CDA) stelt vast dat de verwachtingen van de noordelijke verwachtingen hoog waren voordat de prinsjesdagbrief werd uitgebracht. De noordelijke regio zag grote kansen; men heeft de infrastructuur en de regionale ruimte om eenheden te huisvesten en te laten oefenen, de regionale overheden zijn zeer gemotiveerd, de arbeidsmarkt sluit goed aan op het profiel van de mensen die Defensie nodig heeft en 33% van het nieuw aangesteld personeel bij de 43ste gemechaniseerde brigade komt al uit het noorden. Nu blijkt echter dat Havelte wordt onderbedeeld; bovendien wordt de Johan Willem Friso-kapel opgeheven. Tegelijkertijd moet er in de locatie voor 21 mln worden geïnvesteerd. Het belangrijkste argument van de staatssecretaris is dat de werving vanuit Ermelo beter te realiseren is dan vanuit Havelte.

De heer Kortenhorst benadrukt dat Defensie middenin de samenleving moet staan en voor haar beleid niet alleen argumenten met een militair karakter moet laten meespelen. Defensie moet bijvoorbeeld bij haar investeringsbeleid nadrukkelijk kijken naar de Nederlandse industrie. Het zal duidelijk zijn dat het laten meewegen van niet-militaire belangen de directe militaire belangen niet mag aantasten. Die brede verantwoordelijkheid houdt ook in dat de slechte werkgelegenheidssituatie in Noord-Nederland in ogenschouw wordt genomen. In dit verband verwijst hij naar de gedetailleerde brief van VNO/NCW van 4 november 2003 over de arbeidsmarkt in Noord-Nederland en de uitspraak van de directeur van het CWI Noord-Nederland dat er in het geheel geen wervingsproblemen zijn als voor Havelte wordt gekozen. Bovendien zal de arbeidsmarkt in het noorden niet dichtslibben als de conjunctuur weer aantrekt en de vergrijzingsproblematiek zich zal doen gelden. Welke investeringen zijn nodig in Havelte als de tweede pantserinfanteriebrigade daar wordt gehuisvest? De heer Kortenhorst hoopt al met al dat er een voor Havelte gunstiger beslissing uit de bus komt.

De heer Blom (PvdA) vindt dat op goede gronden moet worden gekozen voor een vestigingsplaats van Defensie. Het lijkt hem dat wervingsproblemen – zowel Ermelo als Havelte zijn goed bereikbaar – geen goed argument kunnen zijn om voor Ermelo te kiezen. Kan de staatssecretaris aangeven wat de werkelijke argumenten zijn om voor Ermelo te kiezen zodat ook de PvdA-fractie een goede afweging kan maken?

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris stelt voorop dat ook Defensie er een efficiënte bedrijfsvoering op na moet houden en dat de ingeboekte bezuinigingen op zo kort mogelijke termijn moeten worden gerealiseerd. De locatie Seedorf wordt niet voor niets eerder gesloten dan de bedoeling was. Er is lang gewikt en gewogen tussen Ermelo en Havelte. Hij wijst erop dat ook in Havelte een bedrag van ongeveer 21 mln euro zou moeten worden geïnvesteerd. Op beide locaties zijn oefenfaciliteiten aanwezig en uit organisatorisch oogpunt maakte het geen verschil uit voor welke locatie wordt gekozen. De compensatie van verlies aan werkgelegenheid was ook een factor van betekenis, maar de belangrijkste en doorslaggevende reden waarom is gekozen voor Ermelo – onder andere op advies van de Koninklijke landmacht – is gelegen in de wervingsproblematiek. Indertijd is er erg veel moeite gedaan om de vacatures in Havelte op te vullen, want het was erg moeilijk om bepaalde eenheden op het vereiste peil te krijgen. De lokale markt in het noorden van het land kon daarin niet voorzien. Het overgrote deel van het potentieel aan nieuw defensiepersoneel zit in de randstad.

Voor het pantserinfanteriebataljon in Ermelo moeten 650 mensen geworven worden, waarvan het merendeel BBT'ers. Momenteel is er al een tekort van 1000 BBT'ers en volgend jaar moet worden getracht er 4000 binnen de krijgsmacht te krijgen. Er zal daarbij zoveel rekening worden gehouden met wensen van jonge mensen. Aan de ene kant kiezen zij voor het avontuur – uitzending naar het buitenland – maar aan de andere kant willen zij zo dicht mogelijk bij de hun vertrouwde omgeving wonen. De staatssecretaris merkt nog op dat de BBT'ers in kazernes worden gehuisvest. Het lijkt hem overigens voor het beroepspersoneel geen straf om in Ermelo en omgeving te wonen.

Dat er wel degelijk wordt geluisterd naar geluiden uit het noorden van het land blijkt wel uit het feit dat het harmonieorkest, dat de JWF-kapel gaat vervangen, gesitueerd zal worden in Assen.

De uitkomsten van de studie naar De Kooy en de regio Den Helder zullen uiteraard de Kamer worden aangeboden. Er zal ongetwijfeld nog een algemeen overleg plaatsvinden naar aanleiding van die studie. Duidelijk is wel dat concentratie van activiteiten geld oplevert dat vervolgens weer kan worden gebruikt voor andere defensietaken.

Ten slotte benadrukt de staatssecretaris dat de Koninklijke landmacht er alle baat bij heeft dat zo snel mogelijk actie wordt ondernomen. Hij spreekt daarom de hoop uit dat de Kamer het groene licht zal willen geven voor de plannen.

De voorzitter stelt vast dat geen van de commissieleden behoefte heeft aan een plenaire behandeling van het verslag van dit algemeen overleg.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Albayrak

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

B. M. de Vries

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Defensie,

Kok


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Klaas de Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Duyvendak (GroenLinks), Albayrak (PvdA), voorzitter, Wilders (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA) en Brinkel (CDA).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Lambrechts (D66), Waalkens (PvdA), Cornielje (VVD), Halsema (GroenLinks), Fierens (PvdA), De Ruiter (SP), Vendrik (GroenLinks), Adelmund (PvdA), Veenendaal (VVD), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Nawijn (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Bruls (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), Jan de Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA) en Van Dijk (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), ondervoorzitter, Crone (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Bibi de Vries (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Atsma (CDA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Balemans (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Schippers (VVD).

Plv. leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Fierens (PvdA), Van der Vlies (SGP), Van Egerschot (VVD), Mosterd (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Gent (GroenLinks), Duyvendak (GroenLinks), De Ruiter (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Hofstra (VVD), Ferrier (CDA), Eerdmans (LPF), Vergeer (SP), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), Smeets (PvdA), Van Heemst (PvdA), Smits (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Kalsbeek (PvdA) en Van Beek (VVD).

Naar boven