29 412
Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met wijziging omzetmoment eerste 12 maanden prestatiebeurs en afschaffing 1 februari-regel

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 15 maart 2004

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben begrip voor het voorstel om de omzetting van de prestatiebeurs niet meer na het eerste jaar te laten plaatsvinden, maar pas na het behalen van het bachelordiploma. De leden van deze fractie vernemen wel graag wat de effecten van de voorgestelde wijzigingen zullen zijn. Zij betwijfelen ten zeerste of een student die binnen tien jaar een diploma haalt, niets van deze wijziging zal merken. Daarnaast plaatsen de leden een aantal kritische kanttekeningen bij de 1 februari-regeling. De combinatie van de 1 februari-regeling met de afschaffing van de eerstejaarsomzetting roept bij deze leden de vraag op of deze maatregelen worden gezien als een voorloper van het afschaffen van het prestatiebeursregime of als een voorloper van een studiefinancieringssysteem dat enkel nog wordt gebaseerd op een lening en niet meer op een gift.

De leden van de PvdA-fractie hebben met weinig enthousiasme kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij willen allereerst weten of de regering nog steeds van plan is om het studiefinancieringsstelsel ingrijpend te wijzigen. Vervolgens vragen zij welke reden is er om aan de vooravond van een dergelijke wijziging nog kleine veranderingen in het studiefinancieringsstelsel aan te brengen. Zij vernemen graag of deze wetswijziging geen extra belemmering vormt voor de herziening van het studiefinancieringsstelsel, aangezien de effecten nog tien jaar merkbaar blijven. Voorts vragen de leden van deze fractie welk effect de invoering van de prestatiebeurs heeft gehad op de studieprestaties. Daarnaast willen de leden weten waarop de aanname is gebaseerd dat deze wetswijziging een positief effect zal hebben op de studieprestaties. Kan van eerstejaarsstudenten verwacht worden dat zij in één keer een goede studiekeuze maken, zo vragen zij. Tot slot willen de aan het woord zijnde leden weten wat de regering gaat doen om, in ruil voor deze maatregel, de studiekeuze van studenten te ondersteunen.

De leden van de LPF-fractie hebben geen principiële bezwaren tegen dit wijzigingsvoorstel, waarmee de prestatienorm voor de studiefinanciering wordt aangescherpt. Het voorstel past in de zienswijze van deze leden, namelijk dat aankomende studenten een doelgerichte en gemotiveerde keuze moeten maken voor de studie die zij wensen te volgen. Bovendien sluit het voorstel aan bij hun zienswijze dat er van aankomende studenten gevraagd mag worden dat ze serieus en ijverig werken om hun vakken en uiteindelijk het afsluitend diploma te behalen. Ook onderschrijven voornoemde leden de in het wijzigingsvoorstel genoemde vergroting van de ruimte voor instellingen om «aan de poort» te selecteren. Niet alleen voor de student, maar ook voor de instellingen en dus voor de maatschappij in het algemeen, is het «weggegooid geld» als een student vóór het behalen van een diploma moet afhaken om redenen die wellicht te voorkomen waren geweest, menen de leden. Het volgen van een universitaire of HBO-studie moet niet een te vrijblijvende beslissing zijn, maar een weloverwogen keuze van de aankomende student, gemaakt in het besef dat je een aantal jaren gaat investeren in jezelf. Dit gezegd hebbende, plaatsen de leden nog wel een paar kanttekeningen en hebben zij een aantal vragen betreffende het wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij willen graag op enkele punten verduidelijking vragen. Zo vernemen de leden graag of deze wijziging ook gevolgen zal hebben voor de bekostigingssystematiek van opleidingen. Opleidingen krijgen nu extra geld als studenten voor het einde van hun eerste jaar stoppen. Zal deze maatregel nu ook komen te vervallen, vragen de leden van deze fractie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wijzigingsvoorstel. Hoewel zij het nut inzien van prestatieprikkels voor studenten constateren de leden dat er inmiddels al veel aanscherpingen hebben plaatsgevonden. Studeren is duur, stellen deze leden. Daarom is voor studenten onder andere een leenfaciliteit geregeld bij de IB-Groep. Daarbij speelt op de achtergrond de overweging dat met een (universitaire) titel de toekomstige betaalcapaciteit voldoende zal zijn om de opgebouwde schuld in een redelijke termijn te kunnen afbetalen. Studeren is duur, maar het stoppen met studeren wordt steeds duurder. Dat zou studenten ervan moeten weerhouden lichtvaardig keuzes te maken, stellen voornoemde leden. Voor die mensen die desondanks toch (gedwongen zijn te) kiezen om te stoppen met hun studie resteert steeds vaker een grote schuld, terwijl de verwachte betaalcapaciteit van deze mensen minder is. Voornoemde leden voorzien daar een toenemend probleem in en vernemen graag een reactie van de regering daarop. Daarbij vragen de regering zij om in de beantwoording rekening te houden met het feit dat de afgelopen jaren zowel de prestatienormen zijn aangescherpt, als de leencondities bij de IB-Groep zijn verslechterd.

2. Afschaffing eerstejaarsomzetting

De leden van de CDA-fractie vragen of door de afschaffing van de eerstejaarsomzetting het doel van de prestatiebeurs nog overeind blijft. Voor veel studenten fungeerde de eerstejaarsomzetting als een extra stimulans om in het eerste jaar voldoende studiepunten te halen. Nu de student enkel ervoor moet zorgen binnen tien jaar zijn bachelordiploma te halen, is deze prestatiedruk weggevallen. Deze leden zouden daarom eerder van een verzwakking dan van een aanscherping van de prestatienorm willen spreken. Past het verzwakken van de prestatiedruk binnen de beleidsprioriteiten van de regering? De leden van voornoemde fractie vragen vervolgens hoe zal worden gewaarborgd dat de propedeuse haar oriënterende, selecterende en verwijzende functie zal behouden. Deze leden verwachten dat door het vervallen van de eerstejaarsomzetting de behoefte aan het invoeren van een bindend studieadvies zal toenemen. Studenten die via een bindend studieadvies van de opleiding worden verwijderd en besluiten niet meer verder te studeren, bouwen een studieschuld op. Dat kan studenten ervan weerhouden om te gaan studeren, waardoor het aantal hoogopgeleiden in ons land mogelijkerwijs eerder afneemt dan toeneemt. Hoe reëel acht de regering een dergelijke ontwikkeling en hoe wil ze daarop inspelen, zo vragen deze leden.

De leden van de LPF-fractie lezen dat – in één korte zin – de essentie wordt vastgesteld waarmee dit voorstel staat of valt: «De functie van de propedeuse verandert niet. De propedeuse blijft haar oriënterende, selecterende en verwijzende functie behouden.» Dit punt blijkt voor studenten grote twijfel op te roepen, zoals verwoord door het Interuniversitair Studenten Overleg (ISO), stellen de leden vast. Daarnaast vernemen de leden graag welke vangnetten worden ingebouwd om te voorkomen dat studenten die in het propedeusejaar getroffen worden door één of andere vorm van overmacht, zoals langdurige ziekte, sterfgeval in de familie en dergelijke, niet óók de dupe worden van het verlies van de omzetting.

3. Afschaffing februari-regel

De leden van de CDA-fractie constateren dat het afschaffen van de 1 februari-regel niet was voorzien tijdens de begrotingsbehandeling. Zij hebben grote moeite met het argument dat deze regel kan worden afgeschaft omdat instellingen meer ruimte krijgen om te selecteren. De leden van deze fractie zijn wel voorstanders van een bindend studieadvies, maar niet voor selectie door instellingen aan de poort. De 1 februari-regeling zorgde er voor dat studenten snel een beslissing namen om van studie te wijzigen. Deze 1 februari-regeling wordt des te belangrijker nu de eerstejaarsomzetting vervalt. De leden verzoeken de regering een meerjarig overzicht te geven van het aantal studenten dat voor 1 februari met de opleiding stopt, het aantal studenten dat na 1 februari in hetzelfde studiejaar met een andere opleiding begint, het aantal studenten dat in een volgend jaar met een nieuwe opleiding begint en het aantal studenten dat definitief met een opleiding in het hoger onderwijs stopt. Tevens willen zij graag weten bij welke studies de meeste studenten afhaken. Ook willen deze leden weten of en op welke wijze de 1 februari-regel verband houdt met het bekostigingssysteem van de instellingen. Tenslotte vragen de aan het woord zijnde leden in welke toekomstvisie de afschaffing van de 1 februari-regel is ingebed.

De leden van de LPF-fractie verwijzen naar een brief van 28 september 2003 waarin het ISO en het Platform voor aangewezen en erkend Particulier Onderwijs in Nederland (PAEPON) de vrees uitspreken dat veel studenten een defensieve studiekeuze zullen gaan maken. Welk specifiek beleid zal worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de mensen een offensieve, oftewel een gemotiveerde en positieve studiekeuze zullen gaan maken, vragen de leden. Wat wordt in dit verband bedoeld met «een grotere nadruk op zelfselectie»? Kan dit nader worden toegelicht, zo vragen de leden. Daarnaast willen de leden weten welke extra inspanningen zullen worden geleverd op het gebied van voorlichting over studiekeuze in de laatste fase van het voortgezet onderwijs, oriëntatie van aankomende studenten tussen eindexamen en de start aan de universiteit en begeleiding van eerstejaars studenten, om ervoor te zorgen dat het overgrote merendeel van de studenten een weloverwogen en succesvolle keuze maakt?

De leden van de D66-fractie merken op dat de regering stelt dat de keuze van de student steeds bewuster wordt bij het afschaffen van de 1 februari-regel. De leden van deze fractie menen echter dat deze bewustwording vanzelfsprekend zeer wenselijk is, maar wel afhankelijk van goede en onafhankelijke informatie over de verschillende opleidingen en hun niveau's. Zij vragen dan ook of de regering bereid is te voorzien in een onafhankelijke website die studenten voldoende informatie biedt om zo'n keuze te kunnen maken. Pas als die onafhankelijke informatie gegarandeerd is, kan, wat deze leden betreft, besloten worden tot het afschaffen van een «spijtoptantenmoment».

4. Financiën

De leden van de PvdA-fractie vragen of kan worden aangegeven waarom de staatssecretaris tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting nog weigerde te spreken van een bezuiniging, terwijl nu wordt erkend dat sprake is van een structurele besparing?

De leden van de LPF-fractie stellen vast dat uitvoering van deze wijziging een structurele besparing oplevert van € 17 miljoen. De leden van deze fractie zijn benieuwd naar de bestemming van deze middelen. Zij willen graag een garantie dat deze € 17 miljoen volledig ten goede zullen komen aan het hoger onderwijs, meer specifiek aan de studiefinanciering. De leden willen de regering graag in overweging geven een deel van de € 17 miljoen aan te wenden voor het verder verbeteren van voorlichting, oriëntatie en begeleiding van studiekeuze van (aankomende) studenten. Bijvoorbeeld door het verder optimaliseren van informatieve websites alswww.studiekeuze.nl, het produceren van oriëntatiemateriaal of het organiseren van oriëntatiedagen. Ook willen zij de regering in overweging geven een deel van de € 17 miljoen aan te wenden voor het oprichten van een noodfonds, waarmee studenten die getroffen worden door één of andere calamiteit tijdens de studie, en die daardoor dreigen uit te vallen, ondersteund kunnen worden. De leden vernemen graag of de regering van mening is dat een dergelijk fonds succesvol zou kunnen werken, en zo ja, onder welke randvoorwaarden.

5. Uitvoering

De leden van de LPF-fractie stellen vast dat de uitvoeringskosten van deze aanpassing «gering» zijn. Dat is prettig, vinden de leden. Toch horen zij graag welke waarborgen de regering inbouwt om te zorgen dat het nieuwe voorlichtingsmateriaal en de systeemaanpassing bij de IB-Groep tijdig en foutloos worden doorgevoerd en de informatie de studenten op tijd bereikt. Vooral voor wat betreft de systeemaanpassing bij de IB-Groep zijn deze leden benieuwd naar de procedures die zullen worden gehanteerd om te voorkomen dat de systeemaanpassing leidt tot mogelijke fouten in informatievoorziening of -verwerking. Verder voorspelt de regering dat de aanpassing zal leiden tot een reductie van de administratieve lasten van de instellingen en de IB-Groep. De leden van voornoemde fractie willen de regering verzoeken, om daar te zijner tijd een overzicht van te geven, dat wil zeggen: een evaluatie en concretisering van de gerealiseerde reductie.

De leden van de D66-fractie vragen of het waar is dat de IB-Groep aan studenten al communiceert dat de 1 februari-maatregel wordt afgeschaft, nog voordat de Kamer zich daarover uitgesproken heeft.

De voorzitter van de commissie

Cornielje

Adjunct-griffier van de commissie

Boeve


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), Voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam, MFA (PvdA), Ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD) en Azough (GL).

Plv. Leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van der Laan (D66), Boelhouwer (PvdA), Vacature (algemeen), Tonkens (GL), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA), De Grave (VVD) en Halsema (GL).

Naar boven