29 407
Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

nr. 54
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2006

Wanneer Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 toetreden tot de Europese Unie, geldt voor het werknemersverkeer met deze landen eenzelfde overgangsregiem als in 2004 voor de acht nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost-Europa. Dit houdt in dat de eerste twee jaar er communautair geen vrij verkeer van werknemers is, maar dat lidstaten op basis van een individuele beslissing een liberaler regiem mogen invoeren. Na twee jaar treedt communautair wel het vrij verkeer van werknemers in werking, maar kunnen individuele lidstaten beslissen om gedurende maximaal drie jaar de overgangsmaatregel te handhaven. Na vijf jaar treedt de derde fase van het overgangsregiem in werking en mogen individuele lidstaten de overgangsmaatregel nog voor maximaal twee jaar voortzetten indien zij kunnen aantonen dat de arbeidsmigratie uit Bulgarije en Roemenië de arbeidsmarkt ernstig dreigt te verstoren. Uiterlijk op 1 januari 2014 zal in heel de EU een vrij verkeer van werknemers gelden.

Voor de omvang van de migratie vanuit beide landen naar Nederland, is van wezenlijk belang of andere EU-lidstaten hun grenzen al dan niet openen. Ook verschillen in welvaart en werkgelegenheid spelen een rol. De werkloosheid in Bulgarije en Roemenië wijkt niet sterk af van het EU-gemiddelde, maar de welvaartsverschillen zijn daarentegen aanzienlijk. Het bruto Nationaal Produkt van beide landen bedraagt per hoofd van de bevolking ongeveer 33% van dat van de «oude» EU-15 lidstaten. Van deze «oude» lidstaten hebben alleen Finland en Zweden aangegeven een volledig vrij verkeer te willen invoeren. De andere EU-15 lidstaten hanteren een overgangsbeleid dat – afhankelijk van de nationale invulling ervan – een meer of minder restrictief karakter heeft. Het is niet wenselijk dat Nederland een afwijkend beleid voert ten opzichte van de omringende landen die voor handhaving van de overgangstermijn kiezen.

Het kabinet is daarom voornemens om voor Bulgarije en Roemenië – evenals in 2004 voor de acht nieuwe EU-lidstaten uit Middenen Oost-Europa – het communautaire overgangsregiem te volgen en de eerstetwee jaar geen vrij verkeer van werknemers in te voeren. Tussen 2004 en 2006 is voor werkgevers in zogenoemde tekort-sectoren de mogelijkheid geboden van een tijdelijke ontheffing van de individuele arbeidsmarkttoets ten behoeve van werknemers uit de acht nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost-Europa. Mocht de situatie op de Nederlandse arbeidsmarkt daartoe aanleiding geven, dan kan deze tijdelijke ontheffing – die verschilt van het sectorale vrijstellingenbeleid vanaf 1 mei 2006 – ook worden gegeven ten behoeve van Bulgaarse en Roemeense werknemers. Evenals bij de uitbreiding van 2004 zal na één jaar een evaluatie worden gehouden van de gevolgen van de toetreding van Bulgarije en Roemenië voor de arbeidsmigratie. Dan zal ook de mogelijkheid van liberalisering van het beleid worden beoordeeld.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Naar boven