Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 29407 nr. 30 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 29407 nr. 30 |
Vastgesteld 21 december 2005
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 10 november 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
– de brief van 26 november 2004 over belemmering van vrij verkeer van diensten door Nederland (29 407, nr. 20);
– de brief van 28 september 2005 over een systeem van notificatie bij grensoverschrijdende dienstverlening (29 407, nr. 24);
– de brief van 4 november 2005 over de invoering van notificatie voor grensoverschrijdende dienstverlening (29 407, nr. 26);
– de brief van 2 november 2005 houdende een tijdpad voor besluitvorming over werknemersverkeer (29 407, nr. 25);
– de brief van 4 november 2005 over het advies van de Raad van State over het ontwerpbesluit notificatie voor grensoverschrijdende dienstverlening en de kabinetsreactie daarop (29 407, nr. 26.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Gerkens (SP) is van mening dat de staatssecretaris met zijn voorstel voor wijziging van de regelgeving voor grensoverschrijdende dienstverlening zwicht voor een aantal ondernemers uit de nieuwe EU-landen. Waarom heeft de staatssecretaris niet gewacht met het opstellen van een nieuw systeem en de desbetreffende Poolse ondernemers eerst een procedure laten aanspannen bij het Europese Hof van Justitie? Dan was er nog de kans geweest dat de Nederlandse regering niet met een systeem had hoeven komen.
Dat nieuwe systeem kent bovendien een aantal bezwaren. Het ontneemt de regering de mogelijkheid om de instroom van buitenlandse werknemers te reguleren en om verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt te voorkomen. Het vergroot de kans op toename van het aantal illegale werknemers uit MOE-landen (landen uit Midden- en Oost-Europa). Het doet niets aan de ontwrichting van de Nederlandse arbeidsmarkt door de komst van Polen met een Duits paspoort. Het gaat de komst van zzp’ers (zelfstandige ondernemers zonder personeel) uit MOE-landen en de schijnconstructies die zij met Nederlandse werkgevers opzetten niet tegen. Het doet ook niets aan de praktijken van de Nederlandse uitzendbureaus die Polen in groten getale in België dumpen en verder is het de vraag of de Europese Commissie het voorgestelde notificatiesysteem zal accepteren.
Welke buitenlandse ondernemers hebben bij de Europese Commissie klachten ingediend? Welke diensten hebben zij in Nederland aangeboden of waren zij van plan aan te bieden? Welke Nederlandse bedrijven wilden van hun diensten gebruik maken? Pas als de Kamer de precieze namen van de afzonderlijke bedrijven kent, kan zij zich een oordeel vormen over de noodzaak van een nieuw systeem.
Het huidige systeem met een vergunningplicht voor tewerkstelling had naast het doel tot regulering ook tot doel preventie van uitbuiting en oneerlijke concurrentie te voorkomen. 10% van alle tewerkstellingsvergunningen ofwel 2800 vergunningen zijn in 2004 geweigerd. Die 2800 aanvragen waren dus niet terecht en dat betekent dat de vergunningplicht voor tewerkstelling preventief werkt. Echter, het notificatiesysteem kent alleen maar een controle achteraf. In 2004 werden door de inspectie 1150 illegale MOE-werknemers aangetroffen. Als vorig jaar een notificatiesysteem had gegolden, zouden dus 2800 mensen ten onrechte in Nederland werkzaam zijn geweest. Daarom zorgt het notificatiesysteem op zijn minst voor een verdrievoudiging van de illegale arbeid uit de MOE-landen. Wat vindt de regering hiervan?
De notificatieplicht zou kunnen gelden voor bedrijven die met eigen personeel diensten in ons land willen aanbieden, terwijl voor buitenlandse uitzendbureaus en Nederlandse bedrijven die MOE-werknemers in dienst willen nemen de verplichting voor het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning blijft bestaan. Is met zo’n systeem de kans niet levensgroot dat Nederlandse bedrijven minder tewerkstellingsvergunningen aanvragen om zelf mensen in dienst te nemen, maar juist ingaan op aanbiedingen van MOE-landen voor onderaanneming? Op die manier kan de plicht om in bedoelde gevallen een tewerkstellingsvergunning aan te vragen, worden omzeild.
De FNV pleit met haar brief van 3 november voor een eventuele notificatieplicht voor alle tewerkstellingen door bedrijven die hier diensten aanbieden, zodat toezicht gehouden kan worden op oneerlijke concurrentie uit alle EU-landen. De FNV geeft aan dat het voor werkgevers en werknemers een schier onmogelijke taak is om zelf te controleren of men zich aan de verplichtingen houdt. Wat is de reactie van de staatssecretaris op het FNV-voorstel om werkgevers en werknemers toegang te geven tot de informatie van het notificatieysteem?
De SP is er niet op tegen dat arbeiders uit andere landen hier komen werken, maar zij moeten dat wel doen onder de voorwaarden die ook voor Nederlanders gelden. Zij doet het volgende voorstel. De arbeidsinspectie en andere inspectiediensten controleren bij inspecties naar illegale arbeid ook de naleving van de cao’s. Als die niet worden nageleefd wordt ambtshalve namens de gedupeerde werknemers een vordering ingesteld voor achterstallig loon, vakantiedagen, overwerk en toeslagen. Daarmee snijdt het mes aan drie kanten. De aantrekkelijkheid voor de werkgever van de illegale tewerkstelling neemt af, zeker als de pakkans groot is. De werkgevers- en werknemersorganisaties worden ontlast bij het doen van een schier onmogelijke taak en de uitgebuite werknemer krijgt waar hij recht op heeft. Zo’n systeem voorkomt uitbuiting en oneerlijke concurrentie.
De heer Douma (PvdA) wijst erop dat ooit de beperking van het vrije verkeer van werknemers naar Nederland ongedaan zal moeten worden gemaakt en dat daaraan voorafgaand een aantal onderwerpen op het terrein van de arbeidsverhoudingen goed moeten zijn geregeld. Met de WAGA (Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid) zijn goede stappen gezet, maar nog niet alles is geregeld.
Hij is met de regering van mening dat het geen zin heeft om het huidige twv-systeem te handhaven totdat bij het Europese Hof van Justitie een klacht is ingediend. Er zijn namelijk genoeg signalen die erop duiden dat het huidige systeem niet houdbaar is. Een nieuw systeem was dus wel nodig, maar het ware logischer geweest de notificatieplicht voor alle Europese dienstverleners te laten gelden die in Nederland willen werken en om een dergelijke notificatieplicht niet tijdelijk, maar permanent te laten gelden. Daarmee zou de regering gehandeld hebben in lijn met het SER-advies en de te verwachten EU-dienstenrichtlijn. Verder zou zij op deze manier tegemoet zijn gekomen aan de wensen van de FNV en de kans hebben verkleind dat de Europese Commissie het voorgestelde systeem afkeurt. Met een dergelijk systeem worden namelijk alle Europese dienstverleners aan een notificatieplicht onderworpen en is er geen discriminatie tussen oude en nieuwe lidstaten.
De heer Bakker (D66) wijst erop dat de wens om te komen tot een vrij verkeer van goederen, diensten, arbeid en kapitaal in de EU berust op het idee dat daarmee schaarse middelen beter worden verdeeld en de welvaart wordt bevorderd. Nederland heeft als handelsland altijd enorm van open grenzen geprofiteerd. Het is dan ook van levensbelang dat er snel vrij verkeer van diensten komt. Wat dat betreft doet de regering nog te weinig. Weliswaar komt zij nu met een systeem dat een verruiming is ten opzichte van het vorige, maar het blijft een bureaucratisch systeem. In feite wordt een heel slecht systeem vervangen door een iets minder slecht systeem. Dat is jammer want het concept van vrije handel voor de ontwikkeling van een economie heeft gewerkt in alle oude landen van de Europese Unie. Het is dan ook te betreuren dat de angst voor verstoring van de Nederlandse arbeidsmarkt het vaak wint van de kansen die het vrije verkeer van werknemers voor de Europese economie oplevert.
De heer Bakker wijst er voorts op dat buitenlandse werknemers zich vaak kenmerken door een goede arbeidsmoraal. Zij nemen meestal genoegen met minder goede arbeidsvoorwaarden dan Nederlandse werknemers. Dit hoeft geen grote risico’s met zich te brengen. Buitenlandse werknemers genieten immers dezelfde wettelijke bescherming ten aanzien van arbeidsomstandigheden als Nederlandse werknemers. Alleen buitenlandse werknemers toelaten als in alle opzichten dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden, zou niet terecht zijn. Er is nu eenmaal een groot verschil in welvaart tussen landen.
Het punt van verdringing van Nederlandse werknemers op de arbeidsmarkt is in dit verband ook niet relevant. Ter illustratie mag de situatie in de Nederlandse landbouw gelden. Voor seizoensarbeid zijn er per jaar ongeveer 100 000 vacatures. Voor 80% worden deze vacatures opgevuld met Nederlands aanbod. Dit jaar is het gelukt om uit het bestand van bijstandsgerechtigden, enkele honderdduizenden groot, slechts 800 mensen te interesseren voor de resterende 20 000 arbeidsplaatsen. Het is dan ook niet terecht om te spreken van verdringing van Nederlandse werknemers op de arbeidsmarkt.
De heer Bakker plaatst tot slot nog een kanttekening bij het voorgestelde systeem. Er wordt daarmee een niet gemotiveerde uitzondering gemaakt voor uitzendwerk. Kennelijk beschouwt het kabinet dat werk als malafide. Daarnaast wijst de Algemene bond van uitzendbureaus erop dat met de notificatieregeling begrippen worden geïntroduceerd die de huidige Nederlandse bepalingen over de vraag wat uitzendwerk is, verder lijken uit te breiden. Wat is daarvan het doel? Is het uitzonderen van uitzendarbeid niet een prikkel om in plaats van bonafide vormen allerlei malafide vormen van arbeid en schijnconstructies te gebruiken?
De heer Van Hijum (CDA) zet vraagtekens bij de houdbaarheid, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van het notificatiesysteem. Dat geldt namelijk voor die landen waarmee Nederland nog geen vrij verkeer van werknemers kent en dat betekent weer een onderscheid tussen EU-landen. Daarbij komt dat de staatssecretaris zelf zegt niet te kunnen garanderen dat dit systeem door de Europese Commissie wordt geaccepteerd. Weliswaar heeft Frankrijk ook een notificatieysteem, maar dat geldt voor grensoverschrijdende dienstverlening, ongeacht uit welk land de medewerkers komen. Voldoet het voorgestelde systeem wel aan de criteria die de Europese Commissie stelt? Hoe groot zal de toename van grensoverschrijdende dienstverlening zijn bij het verdwijnen van de twv-plicht? Zal de Waga die toename teniet kunnen doen?
Volgens de brief van de staatssecretaris neemt de kans op misbruik en daarmee de kans op verdringing toe. Op welke manier kan de naleving van de arbeidsvoorwaarden worden gecontroleerd en misbruik worden aangepakt?
De heer Van der Sande (VVD) vindt ook dat er een contrast is tussen de arbeidsmoraal in de verschillende EU-landen. Er zijn Polen die naar Nederland willen komen om hier te werken, maar Nederlanders die niet van Den Haag naar het Westland willen. Wil de staatssecretaris dit aspect betrekken bij de onderzoeksopdracht aan Ecorys?
Om de eventuele toestroom van buitenlandse werknemers beheersbaar te houden, is een overgangsperiode afgesproken voor het volledig openstellen van de grenzen. De vraag is of genoeg wordt gedaan om te zijner tijd in te kunnen spelen op de nieuwe situatie. Engeland kent vrij verkeer van werknemers, terwijl zich daar geen verdringing op de arbeidsmarkt voordoet. Tegelijkertijd kent Engeland een opleving van de economie. Zijn er verschillen tussen de Nederlandse en de Engelse situatie? Zijn er ook overeenkomsten? Wil de staatssecretaris ook die aspecten betrekken bij de onderzoeksopdracht aan Ecorys?
Op 1 mei moet worden besloten of er voor Nederland al dan niet een geheel vrij verkeer van personen komt. Dan zal de VVD-fractie wederom een moeilijke afweging maken. Daarom verzoekt zij het kabinet om eerder dan op 1 april zijn beslissing kenbaar te maken, zodat voor de Kamer goede voorbereidingstijd mogelijk is bij het komen tot een reactie. Wil de staatssecretaris het onderzoeksrapport van Ecorys en dat van de Europese Commissie direct na verschijnen de Tweede Kamer doen toekomen?
Deelt de staatssecretaris de zorg omtrent de handhaving? Hoe moet het invoeren van deze beperkte notificatie beoordeeld worden in het licht van het beoogde vrije verkeer van diensten en in het licht van het advies van de SER? Welke nadelen kent volledige notificatie? Erkent de staatssecretaris dat die vergroting van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven met zich kan brengen? Waarom heeft hij de uitzendbranche uitgezonderd van de mogelijkheid om te notificeren?
De heer Van der Sande merkt tot slot op dat het voorstel van de staatssecretaris voor een notificatieplicht getuigt van lef. De staatssecretaris weet immers niet wat de Europese Commissie ervan vindt, terwijl de Raad van State een negatief advies heeft uitgebracht.
De heer Varela (LPF) gelooft niet dat een vrij verkeer van personen voor Nederland een hogere welvaart zal betekenen. Daarentegen kiest de LPF voor een sterk activeringsbeleid in Nederland. Een ongelimiteerde toelating van werknemers uit met name Polen zou een ernstige bedreiging voor de Nederlandse arbeidsmarkt zijn. Hardwerkende en goed gemotiveerde Oost-Europese werknemers drukken dan de slecht gemotiveerde Nederlandse werknemers uit de markt. Destijds voorspelde het CPB dat het wel mee zou vallen met de toestroom van werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten. Inmiddels blijkt het tegendeel het geval. De werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten konden naar Nederland komen via een vereenvoudigde procedure voor werkvergunning in sectoren die door het CWI waren aangewezen. Toch kwamen er klachten van ondernemers uit andere EU-lidstaten. Zij vonden ons systeem een te grote belemmering van het vrije verkeer van diensten.
De LPF kan zich vinden in het systeem van notificatie dat de staatssecretaris heeft ontworpen. De werkzaamheden moeten voor aanvang bij het CWI worden gemeld en dat zorgt ervoor dat voor gelukzoekers een behoorlijke barrière wordt opgeworpen.
De heer Varela wijst erop dat de staatssecretaris geen garantie geeft met betrekking tot de handhaafbaarheid en de uitvoerbaarheid van de voorgestelde regeling. Laat de staatssecretaris bij eventuele problemen het notificatiesysteem gelden voor alle Europese landen en niet alleen voor de nieuwe toetreders?
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris antwoordt dat de regering zich bij het opstellen van een regeling voor de toelating van buitenlandse dienstverleners met een dilemma geconfronteerd ziet. Enerzijds is Nederland een lidstaat van de EU en dus onderhevig aan de EU-regelgeving. Anderzijds heeft het te maken met het vraagstuk van verdringing van de eigen werknemers op de arbeidsmarkt. Met het voorgestelde systeem probeert het aan beide aspecten recht te doen. Het behelst een versoepeling van het huidige systeem. Voor die buitenlandse dienstverleners waarvoor het vrije verkeer van werknemers naar Nederland nog niet geldt, wordt het eenvoudiger in Nederland diensten te verrichten. Daarmee wordt het restrictieve beleid van Nederland ten aanzien van de toelating van buitenlandse werknemers iets verruimd. Een dienstverlener die buiten Nederland is gevestigd en woont in een land waarvoor het vrije verkeer van diensten geldt en die geen postbusonderneming is, wordt met het voorgestelde systeem vrijgesteld van de twv-plicht. De werkzaamheden die die dienstverlener verricht mogen niet bestaan uit uitzendarbeid en vooraf moet er zijn genotificeerd. Die notificatieplicht geldt voor alle buitenlandse dienstverleners die met werknemers uit bedoelde landen diensten aanbieden, ongeacht of de dienstverlening uitgaat van de vestiging van een Nederlandse onderneming of een niet-Nederlandse onderneming. In dat opzicht is het systeem dus niet discriminerend. Aangezien het hier gaat om alle buitenlandse dienstverleners, betreft het systeem dus meer landen dan de MOE-landen. Deze maatregel is dan ook, hoewel zij daaraan niet gelijk is, in lijn met de maatregel die de SER heeft voorgesteld.
Het verstrekken van de gevraagde informatie voor notificatie kan door middel van de zogenaamde E-101-verklaring of met een formulier van het CWI. Met deze procedure kunnen de administratieve lasten voor de dienstverlener sterk worden teruggebracht. Het systeem van notificatie betreft met name de dienstverleners uit de MOE-landen, hetgeen overeenkomt met het huidige beleid, waarmee voor bepaalde landen nog beperkingen gelden voor grensoverschrijdende dienstverlening.
De staatssecretaris wijst erop dat de voorgestelde wijziging niet voortkomt uit verandering van het beleid. Zij is het gevolg van de klachten die ondernemers bij de Europese Commissie hebben ingediend en het feit dat de Commissie die klachten lijkt te honoreren. Nederland zou het aan kunnen laten komen op een procedure bij het Hof van Justitie, maar er zijn signalen dat Nederland die procedure niet zal winnen. Bovendien kan het systeem van notificatie blijven gelden voor andere landen als op 1 mei wordt besloten tot het vrije verkeer van personen voor de nieuwe toetreders tot de EU. Verder geldt dat Nederland behoefte heeft aan een systeem dat de mogelijkheid van verificatie biedt, zodat aan de hand van meldingen handhaving mogelijk is. Doordat buitenlandse dienstverleners ergens geregistreerd zijn, kan de Arbeidsinspectie gericht controleren. Verder geldt dat het voorgestelde systeem erg veel lijkt op het Franse, waardoor de kans groot is dat het door de Europese Commissie wordt goedgekeurd.
De staatssecretaris zegt voorts geen rol voor de overheid te zien bij het controleren van de naleving van arbeidsovereenkomsten. De overheid ziet op publieke elementen en de private partners op de private. De Nederlandse arbeidsinspectie heeft dan ook geen rol bij het controleren van de naleving van arbeidsvoorwaarden voorzover die niet rechtstreeks uit wetgeving voortvloeien. Verder staat de wettelijke situatie niet toe dat werkgevers worden gefaciliteerd met het beschikbaar stellen van gegevens omtrent genotificeerde bedrijven.
De staatssecretaris zegt niet te weten hoe groot de toename van grensoverschrijdende dienstverlening zal zijn bij het verdwijnen van de twv-plicht. Het aantal E-101-verklaringen is een indicatie. De Sociale Verzekeringsbank heeft in de periode 2000–2004 150 000 E-101-verklaringen afgegeven. Meestal betroffen die detacheringen voor maximaal een jaar. Het aanvragen van een E-101-verklaring is echter niet verplicht.
Het onderzoek naar het vrije verkeer van personen is breed opgezet en beperkt zich niet tot het aantal tewerkstellingsvergunningen. Het kent ook aspecten als mogelijke verdringing van Nederlandse werknemers op de arbeidsmarkt en effecten op de economie.
De vrijstelling van een tewerkstellingsvergunningenplicht geldt niet voor dienstverlening die bestaat uit het beschikbaar stellen van arbeidskrachten. Dat is een algemene uitzondering en geldt voor alle ondernemingen, ongeacht welke benaming bij die terbeschikkingstelling wordt gebruikt en ook ongeacht de vraag of de terbeschikkingstelling door een Nederlandse of een buitenlandse onderneming wordt gedaan. Activiteiten die op uitzendwerk lijken, vallen eveneens onder de uitzondering. Vrijstelling van de twv-plicht voor de uitzendbranche zou de facto betekenen dat de Nederlandse arbeidsmarkt volledig wordt opengesteld voor werknemers die worden uitgezonden door een in Europa gevestigd bedrijf. Daarmee zou de mogelijkheid verdwijnen om de voorkeur uit te laten gaan naar Nederlands aanbod. In feite zou men dan een volledige vrij verkeer voor werknemers uit MOE-landen organiseren. In het licht van de keuzen die de Kamer heeft gemaakt, is het dan ook logisch op deze manier met de uitzendbranche om te gaan. Als bedrijven via onderaanneming worden ingeschakeld, geldt de notificatieplicht.
Mevrouw Gerkens (SP) is bang dat door verruiming van de mogelijkheden van toelating van buitenlandse werknemers de arbeidsomstandigheden in Nederland onder druk komen te staan. Daarom blijft zij pleiten voor controle op naleving van de Nederlandse regelgeving en het ambtshalve namens de gedupeerde opleggen van vorderingen in verband met achterstallig loon, vakantiedagen, overwerk et cetera. Weliswaar gaat het hierbij voor een deel om private rechtspleging, maar de overheid zou op dit punt creatief moeten zijn en moeten zoeken naar middelen om langs de weg van vorderingen de gedupeerde werknemer te beschermen.
Mevrouw Gerkens blijft het verder betreuren dat de staatssecretaris het oude systeem inruilt voor een systeem dat veel onzekerheden met zich brengt en vraagt opnieuw welke bedrijven hebben geklaagd over het Nederlandse systeem. Welk effect verwacht hij van het nieuwe systeem als het gaat om illegale arbeid? Zij herinnert in dit verband aan de cijfers die zij in eerste termijn heeft genoemd.
De heer Douma (PvdA) wijst erop dat het voorgestelde systeem onderscheid maakt tussen grensoverschrijdende dienstverlening vanuit de MOE-landen en grensoverschrijdende dienstverlening vanuit de niet-MOE-landen die lid zijn van de EU. Met dat onderscheid loopt Nederland opnieuw een groot risico dat het systeem wordt afgekeurd door de Europese Commissie. Daarom ware het beter om een notificatiesysteem in te voeren voor grensoverschrijdende dienstverlening door bedrijven in alle landen van de EU.
De heer Bakker (D66) wijst er nog eens op dat Nederland miljoenen banen en honderden miljarden aan welvaart te danken heeft aan deelneming aan de Europese markt. Als in de jaren veertig en vijftig de Nederlandse regering zich angstig had opgesteld en niet aan die markt had deelgenomen, zou Nederland lang niet zo welvarend zijn geweest als nu het geval is. Hij doet een beroep op de staatssecretaris om op 1 mei zijn beslissing conform zijn eigen liberale gedachtegoed te nemen en om in aanmerking te nemen dat het bij het aantal buitenlandse werknemers slechts om een promillage van het aantal werknemers op de Nederlandse arbeidsmarkt gaat. Bovendien zijn de mensen die hierheen komen hardwerkende, goed opgeleide en gemotiveerde werknemers en juist die mensen heeft Nederland hard nodig.
De heer Bakker steunt de staatssecretaris in zijn opvatting dat de overheid zich moet concentreren op publieke elementen en dat de private sector de private elementen moet controleren.
De heer Van Hijum (CDA) zegt te kunnen instemmen met invoering van het voorgestelde notificatiesysteem, maar plaatst nog wel een kanttekening. Het is mogelijk dat het systeem de arbeidsvoorwaarden onder druk zet. Wil de staatssecretaris een overzicht opstellen van de effecten die zijn geconstateerd in landen die reeds met een notificatiesyteem werken?
De heer Van der Sande (VVD) herhaalt dat hij alles afwegende het voorstel tot invoering van het omschreven notificatiesysteem kan steunen. Is het mogelijk de Kamer ruim voor 1 april het rapport van het onderzoek door Ecorys alsmede het rapport van Europese Commissie te doen toekomen?
De heer Varela (LPF) blijft erbij dat versoepeling van toelating van buitenlandse bedrijven gelukzoekers zal stimuleren om in Nederland opdrachten uit te voeren. Met een toename van de controle wil de regering voorkomen dat de regelgeving wordt overtreden, maar de vraag is of zij zich daarmee wel realistisch opstelt en het mogelijk is dat overtredingen in voldoende mate kunnen worden opgespoord. Wat gaat de staatssecretaris op 1 mei 2006 beslissen? Komt er dan een volledig vrij verkeer van werknemers of blijven de beperkingen gelden?
De staatssecretaris wijst erop dat de regering Nederlandse werknemers met een uitkering die aan de slag kunnen, wil activeren tot het aanvaarden van werk, maar dat het activeringsbeleid een onderwerp is dat losstaat van de noodzaak om het twv-systeem te vervangen door een notificatiesysteem.
Zodra de rapporten van de onderzoeken door Ecorys en de Europese Commissie beschikbaar zijn, zullen die de Kamer worden toegezonden. Verder zal, voorzover de gegevens daarover bekend zijn, de Kamer een overzicht krijgen van de effecten van een vergelijkbaar systeem in andere landen.
De staatssecretaris zegt niet te weten welke bedrijven bij de Europese Commissie hebben geklaagd. Die klachten worden wel weergegeven in stukken van de Europese Commissie, maar daarbij wordt geanonimiseerd. Overigens vormen niet zozeer de klachten aanleiding voor het veranderen van het systeem, maar het feit dat de Europese Commissie het Nederlandse systeem niet houdbaar acht. Bovendien heeft de Nederlandse regering signalen gekregen dat een procedure bij het Hof van Justitie zonder succes zou kunnen zijn. Zou Nederland een procedure bij het Hof toch riskeren en het proces verliezen, dan is de kans groot dat het geen enkele vorm van restrictie bij de toelating van grensoverschrijdende dienstverlening kan laten gelden.
Het feit dat voor buitenlandse dienstverleners voor wie nog geen vrij verkeer van werknemers met Nederland geldt voortaan slechts een formulier hoeft te worden ingevuld als zij in Nederland werkzaam zullen zijn, vergroot de kans dat men zich meldt. Daardoor weet men beter wie hier werkzaam is. Dat kan ertoe leiden dat minder illegalen in Nederland werkzaam zullen zijn. Een notificatiesysteem voor dienstverleners uit alle Europese lidstaten zou daarentegen een verzwaring van de het huidige beleid zijn en niet een versoepeling.
De staatssecretaris zegt niet vooruit te kunnen lopen op de beslissing van het kabinet op 1 mei.
Samenstelling:
Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van Hijum (CDA) en Van der Sande (VVD).
Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Hessels (CDA) en Van Egerschot (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29407-30.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.