29 407 Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

Nr. 200 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 april 2015

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 11 maart 2015 overleg gevoerd met Vice-Minister-President, Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 1 april 2014 ter aanbieding van het WODC-rapport «Au pairs in Nederland» (Kamerstuk 29 407, nr. 192);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 1 oktober 2014 over afspraken met Aziatische horecaverenigingen (Kamerstuk 29 861, nr. 37);

  • de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 7 oktober 2014 over heroverweging van de voorgestelde maatregelen voor het au-pairbeleid (Kamerstuk 29 407, nr. 197);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 20 november 2014 over EU-arbeidsmigratie, voortgang en maatregelen (Kamerstuk 29 407, nr. 198);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 26 januari 2015 in reactie op het verzoek van de commissie op het bericht in de Volkskrant van 4 december 2014 dat uitzendbureaus de korting op zorgpremies opstrijken (Kamerstuk 29 689, nr. 576).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Burg

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Post

Voorzitter: Van Weyenberg

Griffier: Esmeijer

Aanwezig zijn [aantal] leden der Kamer, te weten: Heerma, Potters, Ulenbelt, Van Weyenberg en Yücel,

en Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 14.13 uur.

De voorzitter: Ik heet de Minister, zijn medewerkers en de mensen die dit debat volgen op de publieke tribune of via de televisie of de computer van harte welkom. Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten. Eventuele interrupties doen wij in tweeën, dus een vraag en een vervolgvraag.

De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Vorige week lazen wij in de Volkskrant een kritiek van de Eurocommissaris voor Werkgelegenheid, sociale zaken en arbeidsmobiliteit. Zij had kritiek op de Detacheringsrichtlijn: sociale dumping mag geen verdienmodel zijn. Er zijn geluiden dat de Detacheringsrichtlijn aangepast zou gaan worden. Nu ben ik heel erg benieuwd wat er volgens Onze Minister zou moeten gebeuren met de Detacheringsrichtlijn. Ik heb dat in ieder geval nergens gelezen. Is hij bijvoorbeeld van plan om het werklandbeginsel volledig in te voeren zodat wij af zijn van de A1-verklaringen en zodat het land waar je werkt bepalend is voor de arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid? De Commissaris heeft ook kritiek op de inspectie. Daarmee neemt ze eigenlijk de kritiek over die de SP al heel lang heeft. Bij iedere tegenbegroting doen wij een voorstel om de Arbeidsinspectie uit te breiden. De Eurocommissaris zegt nu dat de handhaving op nationaal niveau vele malen beter kan. Wat is de reactie van de Minister op deze kritiek? Wij hadden vorige week mevrouw Hamer van de SER op bezoek, die ons kwam vertellen over arbeidsmigratie. Zij had het ook over handhaving, handhaving, handhaving.

Dit jaar viert de Arbeidsinspectie haar 125ste verjaardag. Dat is mooi. Welk cadeau heeft de Minister de Arbeidsinspectie gegeven? Een jarige hoort immers een cadeau te krijgen. Wat vindt hij van het idee om haar 125 arbeidsinspecteurs cadeau te doen? Dat is ook een vraag aan mijn collega's in de Kamer. Dan nemen wij een hoop kritiek weg van alle kanten en is de Arbeidsinspectie blij. D66 en CDA hebben ook al gepleit voor extra inspecteurs. Zouden wij dat feestje op deze manier kunnen vieren?

In de transportsector is echt sprake van een verloedering van de verhoudingen en de omstandigheden. Iedereen die in het weekend op parkeerplaatsen in het zuiden of langs de grens rondrijdt, in kan dat zien. Belgen handhaven inmiddels het verbod om in weekenden over te blijven in je cabine. Het gevolg is dat buitenlandse chauffeurs die anders in Antwerpen zouden staan, nu in Zeeuws-Vlaanderen, Zeeland en Zuid-Holland staan. Dat geeft overlast en zorgt voor mensonterende omstandigheden. Die chauffeurs verdienen te weinig om normale huisvesting te betalen, zoals Nederlandse chauffeurs dat wel in het buitenland kunnen doen. Is de Nederlandse regering van plan om het parkeerverbod in de weekenden te gaan handhaven? Een deel van die 125 inspecteurs kan dan misschien ook naar de inspectie van … Nou nee, je moet dat cadeautje niet afpakken als je het net gegeven hebt.

De Duitse en Franse regering voeren het minimumloon in voor buitenlandse chauffeurs op het moment dat zij over hun grondgebied rijden. Die transporteurs en chauffeurs moeten aantonen dat ze dan het minimumloon van Duitsland of Frankrijk krijgen. Dat leidt tot nogal wat boze reacties van Poolse transporteurs. Dat kan ik mij wel voorstellen, want het scheelt nogal of een chauffeur voor € 3 of € 4 per uur rijdt of voor € 8,50, wat het minimumloon is. Is de Minister bereid om het voorbeeld van Frankrijk en Duitsland te volgen, zodat buitenlandse chauffeurs die door ons land rijden naar hun eindbestemming of die hier vertrekken, gedurende de tijd dat ze in Nederland zijn het minimumloon krijgen?

Dan kom ik op au pairs. Er ligt een heel kritisch rapport van Justitie. Ik maak mij daar wel zorgen over. Kortheidshalve is mijn vraag: is het systeem van au pairs eigenlijk nog wel van deze tijd? Het wordt gedaan voor culturele uitwisseling, maar het gaat om hulp in de huishouding. Het gaat om geld verdienen. Moeten wij daar eigenlijk niet helemaal van af? Moeten wij niet zeggen: culturele uitwisseling is mooi, maar doe dat via onderwijsinstellingen of via culturele instellingen? De Minister zou nog praten met de brancheorganisaties van au pairs. Ik ben benieuwd wat daar van komt.

Ik kom bij mijn allerlaatste vraag. Ik ben erg teleurgesteld over de brief over de zorgverzekeringen voor met name buitenlandse arme mensen. Wat gaat er nu nog komen op dit gebied?

De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Ulenbelt. Ik hoop dat uw collega's dit ook doen. 5 minuten en 0,0.008 seconden is echt buitengewoon. U hebt vandaag de hoofdprijs puntigheid gewonnen. De heer Heerma kan dit vast ook.

De heer Pieter Heerma (CDA): Voorzitter. Er staat een aantal onderwerpen op de agenda. Het is niet een heel gevulde agenda voor dit algemeen overleg over arbeidsmigratie. Dat is niet heel gek, want dit AO kan niet los worden gezien van de Wet aanpak schijnconstructies, die wij de afgelopen twee weken in de Kamer hebben behandeld en waarover wij gestemd hebben. Ik denk dat de ketenaansprakelijkheid als gevolg van die wet een reinigende werking zal hebben op de negatieve gevolgen van arbeidsmigratie. Tijdens dat debat is ook veelvuldig gesproken over de Detacheringsrichtlijn en de Europese discussie hierover. De heer Ulenbelt had het daar zojuist ook over. Over dat onderwerp heeft ook deze Minister veelvuldig gesproken. Hij heeft het in het verleden al gehad over code oranje, maar ook de voorzitter van het CNV heeft bij herhaling het Europese aspect van problemen op onze arbeidsmarkt op de agenda proberen te zetten. Ook de SER heeft hier onlangs een rapport over uitgebracht, waar de Kamer vorige week over is bijgepraat door leden van de SER.

In voorbereiding op dit algemeen overleg ben ik gaan zoeken naar de concrete inzet van de Minister op de aanpassing van de Detacheringsrichtlijn en van de Europese spelregels van arbeidsmigratie om negatieve uitwassen tegen te gaan. Ik heb wel de inzet gezien om het te gaan wijzigen, maar ik heb niet kunnen vinden wat hij concreet wil wijzigen en wat hij concreet wil aanpassen aan de Detacheringsrichtlijn tijdens het Nederlands voorzitterschap.

Wellicht kan de Minister tijdens dit AO aangeven wat zijn inzet is en wat hij aangepast wil zien. Wellicht neemt hij dat dan mee in de kabinetsreactie op het SER-advies, dat onlangs gekomen is.

Een tweede onderwerp dat ik in dit debat wil inbrengen, is iets wat ik afgelopen najaar al aan de Minister vroeg. Ik vroeg dat tijdens een AO over arbeidsmarktbeleid, maar het past veel beter in dit AO. Daarom heb ik besloten het hier te agenderen. Dat heeft te maken met stages voor buitenlandse studenten. Tijdens dat overleg in oktober gaf de Minister aan daar niet direct op te kunnen antwoorden. Hij zou bekijken waar de problemen zitten. Het gaat vaak om kleine stichtingen die al jaren, soms zelfs al tientallen jaren, stages verzorgen voor buitenlandse studenten hier in Nederland, maar ook voor Nederlandse studenten in het buitenland. Daar zit een wederkerigheid in: doordat hier stageplekken voor buitenlandse studenten worden georganiseerd, is er ook ruimte voor Nederlandse studenten in het buitenland. Dat gaat al jarenlang goed. Nogmaals, het zijn vaak heel kleine stichtingen die al tientallen bezig zijn in de land- en tuinbouwsector. Sinds afgelopen zomer zijn er signalen dat het niet loopt, dat er erg lange beslistermijnen bij het UWV zijn, dat er steeds vaker een gedetailleerd «nee» komt en dat de eisen zo hoog worden opgeschroefd dat je de effecten nu al ziet: sommige stichtingen staan op het punt zichzelf op te heffen, het aantal plekken loopt terug, maar studenten uit Nederland komen soms ook niet meer in het buitenland terecht. Dat is het communicerendevateneffect. Volgens mij is dat niet nodig. Ik denk dat hier de goeden lijden onder de slechten. Er heeft vast weleens iemand misbruik van gemaakt, maar het zou zonde zijn als al deze stichtingen, die nu al tientallen jaren bezig zijn, vaak met een minimale begroting en veelal draaiend op vrijwilligers, deze stageplekken niet meer kunnen aanbieden, dus ook niet meer voor Nederlandse studenten. Graag hoor ik de stand van zaken van de Minister sinds dat laatste algemeen overleg.

Bij de behandeling van de Wet aanpak schijnconstructies heb ik de Minister gevraagd naar de stand van zaken qua boetes in de Wet arbeid vreemdelingen, ook in relatie met de discussie over de fraudewet en de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg (17 050, nr. 476) over die heel hoge boetes in de Wet arbeid vreemdelingen. In die motie wordt gesuggereerd dat er een waarschuwingsbevoegdheid moet komen. De Minister heeft twee weken geleden bij de wetsbehandeling gezegd dat het nog in behandeling is, dat hij ermee bezig is. Als hij nog niet kan aangeven wat er gaat gebeuren, kan hij wellicht wat concreter schetsen wanneer wij hier een nadere toelichting op krijgen.

Mevrouw Yücel (PvdA): Voorzitter. Ik begin met te melden dat ik vandaag mijn collega John Kerstens vervang. Dat doe ik graag, want de Partij van de Arbeid staat voor vrij verkeer van werknemers. Zij streeft daarbij wel naar gelijk loon voor gelijk werk. Daarom is het goed dat onlangs de Wet aanpak schijnconstructies in de Kamer is aangenomen. Daarmee hebben wij een grote stap gezet naar gelijk loon voor gelijk werk. De Minister heeft in het debat daarover ook aangekondigd om in 2016, wanneer Nederland voorzitter is van de EU, werk te maken van een herziening van de Detacheringsrichtlijn. Hij heeft hierbij onze volledige support. Ik ben wel benieuwd naar de huidige stand van zaken in de herziening van de Detacheringsrichtlijn.

Ik heb nog een vraag over misbruik van sociale voorzieningen en overlast. In 2012 was er blijkbaar een plotse stijging van het aantal WW-uitkeringen aan de groep EU-migranten. Er zouden ook situaties zijn waarin onredelijk gebruikt werd gemaakt van uitkeringen en sociale voorzieningen. Hiertegen is een aantal maatregelen in gang gezet. Kan de Minister dit nader toelichten?

Ik ga even kort in op de Aziatischehorecasector. Het is goed dat de Minister een overgangsregeling heeft getroffen met deze sector. Daarin wordt benadrukt dat het om een overgangsperiode gaat en dat er resultaatafspraken zijn over opleidingen en duurzame dienstverbanden voor werknemers uit Nederland en Europa. Informeert de Minister de Kamer wanneer partijen zich niet houden aan de resultaatafspraken?

Mijn volgende punt is het au-pairbeleid. De PvdA heeft kennisgenomen van de brief waarin wordt aangegeven dat een aantal maatregelen niet wordt doorgezet. Het gaat om de maatregel waardoor een au pair nog maar 20 uur mag werken in plaats van 30 uur en waardoor een taalcursus verplicht wordt gesteld. De PvdA betreurt deze intrekking. Uit de onderzoeken kwam toch duidelijk naar voren dat de helft van de au pairs aangeeft meer dan 30 uur te werken. Au pairs worden regelmatig misbruikt als een goedkoop alternatief voor reguliere kinderopvang. Het schrappen van de taalcursus is buitengewoon teleurstellend. Voor de au pairs zelf is het een gemiste kans. Immers, participatie in een samenleving begint met taal. Maar het is vooral jammer voor de vaak jonge kinderen op wie de au pair moet passen. Met deze jonge kinderen wordt dan vaak niet in het Nederlands gecommuniceerd. Af en toe duiken er berichten in de media op dat kinderen in bepaalde zeer welgestelde Nederlandse regio's hierdoor met een taalachterstand kampen.

Kan de Minister toelichten waarom deze twee maatregelen niet worden doorgezet? Worden au pairs op dit moment geïnformeerd over hun rechten en, zo ja, hoe? Weten ze voldoende waar ze terechtkunnen wanneer zij het gevoel hebben dat ze uitgebuit worden? Ik ben het er met mijn collega over eens: dat romantische beeld over culturele uitwisseling is de praktijk, maar daarnaast is er ook een andere praktijk. Daar zouden wij ook oog voor moeten hebben.

De heer Pieter Heerma (CDA): Ik heb een vraag over dat aantal uren. Ik ben om de volgende reden tevreden over de aanpassing van de plannen die het kabinet afgelopen najaar heeft aangekondigd. In het rapport waarop die gebaseerd waren en waar mevrouw Yücel aan refereert, staat dat het grotendeels goed gaat, maar dat er ook voorbeelden zijn waarin de huidige regels overtreden worden. Dat gaat over die 30 uur. Mevrouw Yücel gaf het al aan: in sommige gevallen wordt er meer dan 30 uur gewerkt. Maar dan is de oplossing toch niet die 30 uur terugbrengen naar 20 uur, maar de huidige regels beter handhaven?

Mevrouw Yücel (PvdA): Dat ben ik met mijn CDA-collega eens. Waar het goed gaat, moeten wij ook vooral niets doen, maar het gaat mij om de praktijkgevallen waarin het misgaat. Ik heb het gevoel dat wij daar niet voldoende zicht op hebben. Tegelijkertijd krijgen wij signalen dat het niet alleen gaat om een soort romantische culturele uitwisseling, maar dat er bijvoorbeeld ook heel veel Filipijnse vrouwen worden ingezet in Nederland. Daar hebben wij niet voldoende zicht op. Toezicht achter de voordeur is ingewikkeld, maar dat neemt niet weg dat de Partij van de Arbeid zich daar zorgen over blijft maken.

De heer Pieter Heerma (CDA): Maar mevrouw Yücel vindt dus ook dat het handhaven van de huidige 30 uursrichtlijn aandacht behoeft als daar problemen mee zijn. Dat hoeft niet per se te betekenen dat je een richtlijn die al niet wordt gehandhaafd nog scherper maakt. Dan maak je namelijk alleen een scherpere richtlijn die je nog steeds niet handhaaft. Dus als het probleem ligt in het handhaven van die 30 uur, moet daarin de oplossing gezocht worden. Dan helpt het niet per se om van die 30 20 uur te maken.

Mevrouw Yücel (PvdA): Nee. Ik vind het een goede zaak als de huidige richtlijn van 30 uur beter wordt gehandhaafd. Daarnaast blijf ik zorgen houden over de aangekondigde maar ingetrokken taalmaatregel. Daar is nu geen alternatief voor. Die zorgen blijven, maar het lijkt mij goed dat er beter wordt gehandhaafd. Daarom vraag ik de Minister ook of de au pairs zelf weten waar zij zich kunnen melden als ze het gevoel hebben te worden uitgebuit. Hoe wordt überhaupt toezicht gehouden? Ik realiseer mij dat dat heel moeilijk is, omdat het eigenlijk gaat om toezicht achter de voordeur. De vraag is hoe dat in de praktijk vorm krijgt. Daar blijf ik mijn zorgen over uitspreken.

Mijn volgende punt gaat over de herziening van het zorgstelsel. Vooral begin vorig jaar was er gedoe over een CNV-notitie over de zorgverzekering van arbeidsmigranten. Er is hierover al veel gewisseld met VWS. Arbeidsmigranten zitten vaak nog in een kwetsbare positie. Premies worden wel door de werkgever ingehouden maar niet afgedragen aan de verzekeraar. Ook kunnen arbeidsmigranten het vrijwillige eigen risico herverzekeren, terwijl dit niet wordt aangeboden aan niet-arbeidsmigranten. Kan de Minister daar nog eens op ingaan?

Ik kom bij mijn laatste punt. Wij krijgen zorgelijke signalen uit de land- en tuinbouwsector, specifiek over seizoensarbeid. Ik heb daar vier vragen over, die ik heel kort probeer langs te lopen. Ten eerste, waarom is het Champignoninterventieteam opgeheven? Ten tweede, hoe staat het met de pilot ID12 in de champignonsector? De Minister heeft aangegeven dat er een pilot komt. De sector wil in ruil daarvoor een verlaging van de arbeidskosten. Dat past ook in het beleid van het kabinet. De sector zou graag een pilot doen om te bekijken wat het effect is van deze verlaging. Men beoogt een sterkere positie ten opzichte van het buitenland en vooral een veel kleinere kans op uitbuiting van werknemers in combinatie met de toepassing van ID12. Ten derde, wat doet de Minister om de retail ertoe te bewegen om uitsluitend Fair Produce-producten te kopen? Juist nu verbreding naar andere sectoren aan de orde is, is dat van groot belang. Ten vierde, kan seizoensarbeid in de jaarlijkse rapportages over de inspecties worden uitgelicht? Mij is bekend dat een speerpunt van de inspectiepraktijk is om risicogestuurd te inspecteren. Wij weten allemaal dat de risico's bij seizoensarbeid groter zijn. Ik zou dus graag zien dat seizoensarbeid eruit gelicht wordt om te bezien hoe dat dit jaar gaat en wat wij kunnen met de eventuele signalen die wij daaruit kunnen halen.

De heer Potters (VVD): Voorzitter. Ook mijn bijdrage zal redelijk kort zijn, gelet op de beperkte agenda. Arbeidsmigratie brengt de open en sterk op export gerichte Nederlandse economie veel goeds. Zij zorgt voor welvaart en extra banen. Het SER-rapport, dat vorige week nog gepresenteerd werd in de Kamer, brengt dat duidelijk naar voren. Arbeidsmigranten, onder wie in toenemende mate hoogopgeleide kennismigranten, zijn nodig om onze economie concurrerend te houden. In de afgelopen jaren hebben wij in Nederland een heel moeilijke tijd gehad. Wij hebben ook moeilijke maatregelen moeten nemen om het land weer op orde te krijgen. Langzaam zien wij de eerste tekenen van herstel. Zo maakte het CBS in februari bekend dat de werkgelegenheid in het vierde kwartaal van 2014 verder is gestegen. Er kwamen ten opzichte van een kwartaal eerder 42.000 banen bij. Dat is de grootste toename in drieënhalf jaar.

Natuurlijk heeft de VVD oog voor het feit dat de werkloosheid in Nederland op dit moment nog te hoog is. Wij zien ook dat mensen in Nederland arbeidsmigranten uit bijvoorbeeld Midden- en Oost-Europa zien als concurrentie. Echter, de oplossing is niet om de grens te sluiten en daarmee onze economie, die sterk op export gericht is, de nek om te draaien. De VVD vindt het belangrijk dat wij alles op alles zetten om mensen uit een uitkering te laten stromen naar werk. Dat doen wij door mensen meer te prikkelen om aan het werk te gaan en in te zetten op wetgeving die erop gericht is om mensen zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Laat het ook helder zijn dat het actief voorkomen en bestraffen van misbruik door wie dan ook daarbij hoort. Zo moet in ieder geval duidelijk worden aangegeven waar de grens ligt. Iedereen die hier komt werken, is welkom en heeft een meerwaarde, maar wij moeten ook zien te voorkomen dat mensen hierheen komen om alleen gebruik te maken van sociale zekerheid.

Na deze algemene inleiding heb ik nog een paar specifieke punten. Ik ben tevreden met de zakelijke en positieve toon van het SER-rapport. Dat wil ik hier nogmaals benadrukken. Echter, het ontbreekt nog steeds aan een grondige analyse van de omvang van de geschetste uitwassen van arbeidsmigratie. Daarom heb ik een concrete vraag aan de Minister. In hoeveel procent van het totale aantal arbeidscontracten ging het daadwerkelijk mis in 2014 en gaat het mis in 2015? Wat zijn de objectieve en meetbare getallen? Toen ik de vraag aan de SER stelde, moesten de raad en zijn kroonleden het antwoord daarop schuldig blijven. Er werd meteen al gespeculeerd op het aanpassen van de Europese Detacheringsrichtlijn zonder specifiek te kunnen aangeven waar de kern van het probleem zat. Als wij het hebben over aanpassing of verandering van wetgeving of andere kaders, dan moet dat eerst op tafel komen.

Wat is de rol van sociale partners zelf in dezen? Hoe ziet de Minister die? De VVD vindt namelijk dat sociale partners eerst aan zet zijn om door middel van zelfregulering werk te maken van misstanden en daar heldere afspraken over te maken. Zij moeten elkaar daar actief op bevragen en kaders stellen. Ook hier krijg ik graag een reactie van de Minister op.

Au pairs en gastgezinnen zijn positief over de au-pairregeling en de brancheorganisatie voor au pairs doet goed werk. De branche wil echter ook een professionaliseringsslag maken en is gebaat bij duidelijke afspraken en kaders. Ook moet de IND meer onderscheid gaan maken tussen de bonafide en malafide aanbieders. De VVD steunt deze professionaliseringsslag vanuit de branche zelf dan ook. Hoe kijkt de Minister aan tegen deze professionaliseringsslag? Wat zou hij kunnen doen om de branche naar een hoger niveau te tillen?

Een aantal partijen in de Kamer wijst veelal eenzijdig op de schaduwkanten van arbeidsmigratie. Daarom wil ik nogmaals aangeven namens de VVD dat arbeidsmigratie de open en sterk op export gerichte Nederlandse economie veel goeds brengt en dat zij zorgt voor welvaart en extra banen. Nogmaals, misbruik moet bestraft worden en ook hard als er sprake is van uitbuiting, maar dan moeten wij wel precies weten waar daar sprake van is.

De heer Ulenbelt (SP): Ik heb nog een vraag over wat er met de Detacheringsrichtlijn moet gebeuren. De heer Potters vraagt zich af wat er dan allemaal misgaat. Ik weet niet of hij de afgelopen tijd alleen maar achterom heeft gekeken. De Eemshaven, de A2, de A4. Wij hebben daar vragen over gesteld. Maar laat ik de VVD-invalshoek kiezen. Als je als Portugese bouwonderneming twee jaar lang in Portugal premies en belastingen blijft betalen terwijl je hier werkt, dan ben je toch een regelrechte concurrent voor Nederlandse bouwbedrijven? De heer Potters zou met zijn ondernemerspartij toch voor de Nederlandse ondernemers moeten gaan staan en die oneerlijke concurrentie moeten bestrijden, die mogelijk wordt gemaakt door de Detacheringsrichtlijn? Of zijn wij dan meer voor ondernemers dan de VVD? Daar ziet het er ondertussen wel naar uit.

De heer Potters (VVD): Het gaat erom dat wij binnen Europa een Detacheringsrichtlijn hebben vastgesteld met een periode van twee jaar. Nu rijst de vraag of die twee jaar ingekort moet worden. Voordat wij die stap zetten, voordat de VVD zo ver is om dat te doen, zou ik heel graag willen weten waar die uitwassen specifiek zitten. De Detacheringsrichtlijn an sich brengt ons immers ook veel voordelen. Wij hebben ook het voordeel dat je vanuit Nederland met je ploeg Nederlandse werknemers gewoon aan de slag kunt gaan in het buitenland en in Nederland de premies afdraagt. Ik wil voorkomen dat de schaduwkant van de Detacheringsrichtlijn eenzijdig wordt benadrukt. Natuurlijk zijn er uitwassen. Die zien wij ook. Ik vind ook dat wij daar iets aan moeten doen, maar voordat wij gelijk aan de hand van beelden en voorbeelden gaan praten over aanpassing van wetgeving wil ik heel graag de kengetallen hebben. Ik wil graag weten bij hoeveel arbeidscontracten het misgaat. Wat voor uitwas is het dan? Werkt het dan om tot een aanpassing te komen? Die stap mis ik. Ik heb die vraag vorige week nadrukkelijk aan de SER gesteld. Die moest mij het antwoord ook schuldig blijven. Het lijkt mij heel goed om eerst die stap te zetten voordat wij verdergaan met aanpassing of aanscherping van wetgeving.

De heer Ulenbelt (SP): Is de conclusie van de VVD dan dat zij niks wil doen aan de Detacheringsrichtlijn? Een van de oude VVD-coryfeeën, Bolkestein, wilde het woonlandbeginsel invoeren. Dan kun je overal in Europa aan de slag tegen de omstandigheden in je eigen land. Dan zou een Pools bouwbedrijf hier aan de slag kunnen tegen zijn voorwaarden. Als je Nederland nog meer kapot wilt hebben dan het kabinet het kapot heeft gemaakt, dan moet je dat doen. Vandaar mijn vraag aan de heer Potters: wat wil hij met de Detacheringsrichtlijn? Of steekt hij zijn kop in het zand en zegt hij: ik weet niet wat er aan de hand is, dus ik doe maar niks?

De heer Potters (VVD): Ik vind het altijd leuk hoe de heer Ulenbelt mij met beelden dingen in de mond probeert te leggen. Het enige wat ik wil, is duidelijkheid over de vraag waar die misstanden zitten, in hoeveel gevallen het misgaat en wat voor aanpassing het vereist. Ik wil voorkomen dat wij alleen maar in negatieve beelden praten, ook als het over de Europese Detacheringsrichtlijn gaat. Die heeft ons immers ook veel goeds gebracht. Voordat wij op basis van beelden – die heeft de heer Ulenbelt vast gezien, net als ik – meteen weer Europese richtlijnen gaan aanscherpen, waarvan de vraag is in hoeverre dat ook gaat lukken, wil ik heel graag van de Minister weten waar het precies misgaat, waar de aanpassing dan zit en of hij de weging kan maken tussen de voordelen en de nadelen van de Europese Detacheringsrichtlijn. Dat lijkt mij de eerste stap. Daarna moeten wij op basis daarvan bekijken wat er aanvullend nodig is. Zo ver ben ik in ieder geval nog niet.

De heer Pieter Heerma (CDA): Ik zal proberen om het iets neutraler te houden dan de heer Ulenbelt. Dan leg ik mij overigens geen heel zware opgave op. Het standpunt van de heer Potters verdient toch wat verduidelijking. Terecht is er duidelijkheid gevraagd over de grootte van het probleem. Een groot deel van de behandeling van de Wet aanpak schijnconstructies ging hier ook over. De Minister heeft eerlijk toegegeven dat het heel lastig is om precies aan te geven hoe groot het probleem is. De VVD heeft dat wetsvoorstel gesteund en heeft daarmee erkend dat er een probleem is. Zegt de VVD ten aanzien van de Detacheringsrichtlijn: wij zien het pleidooi van werknemers en werkgevers dat die twee jaar wellicht te lang is? Of zegt de VVD: nee, ik ben daar nog helemaal niet van overtuigd en ik zal daar ook niet van overtuigd zijn totdat ik de omvang van het probleem in cijfers uitgedrukt zie?

De heer Potters (VVD): Ik heb in mijn bijdrage vooral geprobeerd om de nuance van deze discussie op te zoeken. Als wij het hebben over die twee jaar, is het belangrijk om stap voor stap te bekijken hoe groot het probleem is, waar het precies zit, of die twee jaar helpen, wat de voordelen zijn, welk effect het heeft als je die twee jaar gaat inkorten en wat het betekent voor Nederlandse bedrijven die in het buitenland aan de slag gaan met Nederlandse werknemers. Dat willen wij heel goed in beeld hebben. Ik heb ook gezegd dat wij onze ogen niet sluiten voor de uitwassen en de slechte dingen. Die hebben wij ook gezien, maar ik vind het nu een beetje te snel en te hard gaan. Ik word een beetje geïrriteerd door het feit dat wij op basis van beelden gelijk weer proberen naar wetgeving te grijpen, terwijl het vaak ook gaat om handhaving. Ik zie graag ook de andere kanten van het aanpassen van die Europese Detacheringsrichtlijn. Dat is de vraag. Of dat uitkomt bij een aanpassing weet ik nog niet. Ik zeg ook niet dat dat per definitie niet het geval is, maar ik wil het wel stap voor stap doen.

De heer Pieter Heerma (CDA): Het is wel een beetje lastig als de heer Potters geïrriteerd raakt door het beeld dat hij zelf opwerpt, want het gaat helemaal niet snel. Er wordt helemaal niks doorgeduwd. De SER heeft een advies gegeven. Daar hebben werkgevers, werknemers en de kroonleden goed met elkaar over gesproken. Er ligt een advies, ook aan het kabinet. Er is vorige week zelfs expliciet verwezen naar het Europees voorzitterschap. Dan hebben wij het over volgend jaar. Er is helemaal geen sprake van nu iets snel erdoorheen drukken. Er is een serieus probleem neergelegd door werkgevers en werknemers. Die zeggen: kijk hier goed naar. De heer Potters moet niet net doen alsof de SER en de polder er iets doorheen willen jassen, terwijl ze een probleem neerleggen voor Nederland voor het Europees voorzitterschap volgend jaar.

De heer Potters (VVD): Ik ben niet geïrriteerd omdat ik vind dat het allemaal te snel gaat en dat er iets doorheen gedrukt wordt. Ik ben geïrriteerd omdat er in mijn ogen een vrij eenzijdig beeld geschetst wordt van arbeidsmigratie en haar schaduwkanten. De Europese Detacheringsrichtlijn wordt alleen maar in een negatief daglicht geplaatst. Als ik de kroonleden vraag om aan te geven hoe groot het probleem is, hoe ernstig het is en of wij daarvoor een richtlijn die heeft gefunctioneerd buitenspel moeten zetten of fors moeten aanpassen, dan verwacht ik een goede analyse van die probleemstelling. Ik heb die analyse nog niet voldoende gezien. Ik zeg niet dat het allemaal te snel gaat, want er is gesproken over het voorzitterschap, maar voordat wij daar komen en voordat wij zoiets namens Nederland op de agenda zetten, moeten wij als basis een heel goede analyse hebben. Als die er is, kunnen wij weer een stap verder zetten. Dat is mijn pleidooi hier.

Voorzitter: Ulenbelt

De voorzitter: Dames en heren, de Kamercommissie kan niet zonder voorzitter. De oudste van dienst moet dan de honneurs waarnemen om hier geen chaos te laten ontstaan. Het woord is aan de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66): Als de SP geen chaos wil, zijn wij ook alweer een end opgeschoten.

Voorzitter. Er staan een paar notities op de agenda die reeds lang geleden naar de Kamer zijn gestuurd maar waar mijn fractie wel tevreden mee is. De aangekondigde maatregelen rond au pairs lieten zien dat er niet geprobeerd werd ontstane problemen op te lossen door beter te handhaven maar door nieuwe regels te maken. Het kabinet is nu op zijn schreden teruggekeerd. Dat vind ik verstandig.

Ik ben ook buitengewoon verheugd over de afspraken die met de Aziatische horeca is gemaakt. Wij hebben daar veelvuldig in deze Kamer over gesproken. Er is nu een mooie gebalanceerde afspraak gemaakt waardoor Chinese chefs nog een aantal jaren naar Nederland kunnen komen en er tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in arbeidsomstandigheden in de sector, waaronder in de opleiding binnen Nederland van mensen die in die keukens aan de slag gaan. Ik zie uit naar de werking van die afspraken. Ik heb in dat verband nog wel een vraag. In de brief werd ook aangekondigd dat er binnen een jaar een uitkomst zou komen van een discussie die nog wordt gevoerd over wat in de brief «cultureel getinte functie-eisen» heet. Die vat ik zelf samen als: in hoeverre heb je voor sommige functies toch echt een chef uit Thailand of uit China nodig? Wij zijn inmiddels een halfjaar verder. Kan de Minister al iets zeggen over de stand van het overleg?

Het volgende staat niet op de agenda maar ik wil er toch iets aardigs over zeggen. Wij kregen een brief naar aanleiding van vragen van mijn fractie en van een oproep van de directeur van het Rijksmuseum. Hij vroeg om nog eens goed te kijken naar een aantal parels van onze cultuur in Nederland die ook problemen hebben met de Wet arbeid vreemdelingen. Die jaagt hen onnodig op kosten. Ik ben blij dat wij een brief gekregen waarin staat dat er voor conservatoren en restauratoren een ander regime gaat gelden, waardoor men voor een vaak heel specialistisch beroep in één keer de beste kan zoeken, ook buiten Nederland en de EU. Ik ben daar blij mee. Dat is welkom en voorziet in een behoefte. De Minister heeft in antwoord op Kamervragen aangekondigd dat er ook nog zal worden gesproken met het Concertgebouworkest, het Nationale Ballet en in het algemeen met uitvoerende instellingen die ook tegen een aantal problemen aan zijn gelopen. Kan de Minister iets zeggen over hoe dat gesprek loopt?

Aan een aantal van deze aanpassingen valt op dat de Wet arbeid vreemdelingen, die in deze Kamer is aangenomen knelt. Die wet stamt uit de periode van het kabinet-Rutte I en het huidige kabinet heeft die door deze Kamer geloodst. Mijn fractie was – dat is bekend – geen fan van die wet. Inmiddels ligt er een SER-advies dat zegt dat wij in vergelijking met een aantal andere landen kansen missen bij het aantrekken van internationaal talent. Ook in de Miljoenennota bevestigt het kabinet dat al. Ik citeer: «In vergelijking met landen als Canada, Australië of de Verenigde Staten kan Nederland nog een slag slaan om meer internationaal talent aan te trekken.» Welke slag gaat het kabinet dan slaan? Is de Minister het met mij eens dat dit knelt bij bepaalde ambachten die qua salarisniveau formeel misschien niet de kenniswerkersregeling halen? Wij hebben het nu gezien bij een aantal specialistische vakken bij het Rijksmuseum, überhaupt bij musea, bij de Aziatische horeca en breder. Hoe kijkt de Minister terug op die wet? Zijn al die aanscherpingen achteraf even verstandig? Zou het niet goed zijn om daar, indachtig de lessen van het afgelopen jaar, nog eens goed naar te kijken?

Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de eerdere vragen van collega's over stages van buitenlandse studenten bij soms heel kleine stichtingen. Je krijgt de indruk dat daarbij niet de goeden onder de kwaden lijden, maar alle goeden lijden onder het feit dat er ooit één kwade is geweest. Of ben ik te negatief? Welke mogelijkheden ziet de Minister om dit op te lossen?

Net als de heer Heerma – het was een motie van ons beiden – ben ik natuurlijk erg nieuwsgierig hoe het staat met het in het kader van de aanpassing van de fraudewet ook kijken naar de boetes bij de Wet arbeid vreemdelingen. De wet leidt soms echt tot buitenproportionele boetes voor mensen die geprobeerd hebben zich netjes aan de regels te houden. Het voorbeeld van het bedrijf dat voor vele duizenden euro's beboet werd omdat het nette, gecertificeerde bedrijf waarvan het een schoonmaker had ingehuurd één keer iemand had gestuurd die niet had mogen werken, roept bij mij nog steeds vragen op.

Tot slot ga ik in op de Detacheringsrichtlijn. Ook ik ben nieuwsgierig wanneer de Minister straks tevreden is over zijn insteek en welke concrete aanpassingen hij nu eigenlijk voorstaat. De heer Ulenbelt had het over een cadeautje voor de jarige Arbeidsinspectie, en hij heeft natuurlijk helemaal gelijk. Wat mij betreft had de Arbeidsinspectie dat cadeautje ook al verdiend toen zij 124 jaar bestond. Daarom hebben wij bij de vorige begrotingsbehandeling al amendementen ingediend met de SP om te bekijken hoe er meer gehandhaafd kan worden. Handhaven, handhaven, handhaven. Is de Minister het met mijn fractie eens dat daar nog een wereld te winnen is? Ik blijf mij inzetten voor meer inspecteurs. Ik ben blij dat ook de heer Potters zonet in zijn eigen inbreng begon over handhaving. Dat is een welkome koerswijziging.

Voorzitter: Van Weyenberg

De voorzitter: Ik schors de vergadering om de Minister kort tijd te geven voor de voorbereiding op zijn beantwoording.

De vergadering wordt van 14.48 uur tot 14.58 uur geschorst.

Minister Asscher: Voorzitter. Als gevolg van het vrije werknemersverkeer is in de afgelopen jaren een groot aantal migranten uit Midden- en Oost-Europa naar Nederland gekomen. De Migrantenmonitor van het CBS, die kortgeleden aan de Kamer is gestuurd, laat zien dat er in het laatste kwartaal van 2014 zo'n 580.000 geregistreerde migranten uit andere EU-landen in Nederland verbleven. Sinds 1 januari vorig jaar zijn de grenzen met Bulgarije en Roemenië opengesteld, maar dat heeft niet geleid tot een grote toestroom van mensen uit die landen.

Vandaag spreken wij niet alleen over arbeidsmigratie uit EU-landen, maar ook over arbeidsmigratie uit derde landen, dus landen buiten de EU. Vorig jaar hebben we in zo'n 7.000 gevallen een tewerkstellingsvergunning verleend of een positief advies afgegeven. Mensen uit China en India vormen de grootste groepen migranten uit derde landen. Een flink deel van de Chinese arbeidsmigranten valt onder de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Convenant Aziatische Horeca, beter bekend als het wokakkoord. De arbeidsmigranten uit Europese landen leveren over het algemeen een positieve bijdrage aan de Nederlandse economie en aan de Nederlandse samenleving. Er zijn daarentegen ook schaduwkanten aan het vrije verkeer van werknemers. Daarvoor zal ik aandacht blijven vragen. Tegen iedereen die vraagt of ik meer het positieve wil benadrukken, zeg ik: zeker, maar als Minister zit ik er om problemen op te lossen en niet voor de reclamepraatjes. Die problemen zijn er ook. En iedereen die zegt dat het ook heel veel goeds brengt voor onze economie, heeft ook gelijk.

Wat betreft de schaduwkanten zien we dat arbeidsmigranten uit andere landen in de Unie kwetsbaarder zijn voor uitbuiting door werkgevers, omdat ze vaak genoegen nemen met slechtere arbeidsvoorwaarden en een lager loon. Ook zijn ze niet altijd goed geïnformeerd over hun rechten in Nederland.

De heer Potters (VVD): Ik wil de woorden van de Minister toch even goed wegen. De Minister zegt terecht dat hij ook aandacht moet hebben voor de verkeerde kant. Natuurlijk, daarvoor zit hij hier ook. Dat verwachten we ook. De Minister zegt echter ook dat hij er niet zit om reclamepraatjes te houden. Ik vind dat wel een beetje afdoen aan het positieve beeld dat er toch echt is. Ik zou de Minister graag horen zeggen dat er een hoop goede voorbeelden zijn van arbeidsmigratie en dat het merendeels goed gaat, met goede werkgevers die goed met hun werknemers omgaan, en met inderdaad een aantal uitwassen, die uitzonderingen zijn op de regel. Ik proef toch iets te veel het beeld dat het wel positief is, maar dat we vooral de nadruk op het negatieve moeten leggen. Dat vind ik echt jammer.

Minister Asscher: Dit doet mij een beetje denken aan D66. Zeker, ik blijf herhalen dat het vrije verkeer Nederland heel veel goeds brengt. We zijn een handelsland en we moeten het hebben van onze open houding naar de wereld. Talloze mensen werken hier en leveren een grote bijdrage aan economie en samenleving. Er zijn echter ook schaduwkanten en die moeten we ook bespreken en daar moeten wij iets aan doen. Het zijn namelijk juist de schaduwkanten van het vrije verkeer en van de arbeidsmigratie die het niet alleen lastiger maken voor werkzoekenden, voor de bedrijven die op een nette manier met hun werknemers willen omgaan of voor de uitgebuite arbeidsmigranten zelf, maar ook leiden tot minder draagvlak en minder steun voor de Europese samenwerking als geheel. Als mensen op de vrachtwagen op een oneerlijke manier worden weggeconcurreerd, als mensen in delen van de bouw zo onderbetaald worden dat je er als Nederlandse bouwvakker niet aan te pas komt, dan haalt dat iets weg van het rechtvaardigheidsgevoel en van het gemeenschappelijke Europese project, dat er juist op gericht was dat het met mensen beter ging. Dat is de reden waarom ik aandacht heb gevraagd en zal blijven vragen voor de schaduwkanten. Ik wil er vooral iets aan doen, zodat we de positieve dingen overeind kunnen houden.

Voorzitter. Er zijn ook werkgevers die de randen van de wet- en regelgeving opzoeken om juist de arbeidskosten te drukken. Het blijft daarom van belang om goed te luisteren naar de signalen uit de praktijk en waar nodig de regelgeving aan te passen. Ik ben enorm blij dat het wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies door de voltallige Tweede Kamer is aangenomen en nu naar de Eerste Kamer gaat. Ik hoop en verwacht dat het voor 1 juli aanstaande in werking kan treden. Het is een grote stap vooruit in de aanpak van schijnconstructies en arbeidsuitbuiting. Maar zijn meer knelpunten. Zo wordt door arbeidsmigranten uit andere EU-landen in toenemende mate een beroep gedaan op sociale voorzieningen. Bovendien zijn er signalen dat arbeidsmigranten en hun kinderen in sommige gevallen onvoldoende aansluiting vinden bij de Nederlandse samenleving. Ze doen bijvoorbeeld niet voldoende mee op school. Tot slot is er voor arbeidsmigranten soms nog steeds onvoldoende fatsoenlijke huisvesting beschikbaar.

Dat brengt mij op de discussie over de Detacheringsrichtlijn. Daarnaar is door verschillende sprekers gevraagd. De SP en het CDA vroegen bijvoorbeeld wat er zou moeten gebeuren met die richtlijn, waarvan werkgevers en werknemers samen zeggen dat hij zou moeten worden aangepast. Als werkgevers en werknemers dat allebei zeggen, is er misschien wel een nationaal belang aan de orde. Dat vindt het kabinet ook. Waarom? Die richtlijn leidt nu tot een verschil in loonkosten tussen Nederlandse werknemers en in Nederland gedetacheerde buitenlandse werknemers die hetzelfde werk doen bij hetzelfde bouwproject. Het kabinet en ikzelf streven naar gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde werkplek. Oneerlijke concurrentie op arbeidskosten moet worden tegengegaan. Als je als bouwvakker je normale cao-loon wilt verdienen en iemand anders een stuk goedkoper is, alleen maar omdat hij via de Detacheringsrichtlijn werkt, is dat oneerlijke concurrentie tussen werknemers. Het is ook oneerlijke concurrentie tussen de aannemers die het willen doen via de gewone route met nationale werknemers en de grote firma's, die via detachering kunnen werken. Om die reden is het kabinet voorstander van een aanpassing van de Detacheringsrichtlijn. Er zijn twee sporen. De SER noemt in zijn advies de mogelijkheid om de tijdelijkheid van detachering te benadrukken. Dat is een spoor, een interessante gedachte. Een tweede spoor is het kijken naar de kern van de arbeidsvoorwaarden, die gelijk zou moeten zijn. Daarover bevat de Detacheringsrichtlijn een aantal bepalingen.

Waarom ligt er nog geen concreet en uitgewerkt voorstel voor hoe de richtlijn eruit moet gaan zien? Dat is omdat de Europese Commissie op dit moment bezig is om de richtlijn te evalueren. Een targeted review heet dat in Brusseljargon. Er is toegezegd dat die er eind dit jaar is. In de tussentijd is het belangrijk om samen met andere landen die vergelijkbare zorgen als Nederland hebben – denk aan België, Zweden, Denemarken, Frankrijk et cetera – te bouwen aan een coalitie van landen die zeggen: wij staan voor het vrije verkeer en wij zien het goede wat Europese samenwerking brengt, maar wij willen geen oneerlijke concurrentie op loonkosten. Er zal consensus moeten ontstaan over een nieuwe richtlijn waar ook de Oost-Europese landen mee kunnen leven. Ik zal uiteraard de Kamer daarover van tevoren informeren. Ik zal dat doen via de reactie op het SER-advies.

Ik kom zo terug op de vraag van de VVD over de omvang, maar ga eerst in op de vraag van de SP over de A1-verklaring.

De voorzitter: Voordat u dat doet, is er een vraag van de heer Heerma.

De heer Pieter Heerma (CDA): Dank voor de uitgebreide antwoorden op de vragen die onder andere de SP en het CDA hierover gesteld gesteld hebben. Begrijp ik goed dat in de reactie op het SER-advies ook de nadere invulling komt te staan van de doelen van de aanpassing volgend op het overleg dat nu met andere landen plaatsvindt? En wanneer kunnen wij die reactie dan verwachten?

Minister Asscher: Voor 1 mei komt die reactie naar de Kamer. Daarin zal ik inderdaad dieper ingaan op de vraag wat wij willen bereiken met een aanpassing van de Detacheringsrichtlijn en dus ook meer inkleuren hoe die aanpassing eruit zou moeten zien. Dat doen wij wel vanuit het besef dat Nederland een van de 28 Europese landen is en de richtlijn dus niet in zijn eentje zal herzien. Wel kunnen wij aangeven wat onze inzet zal zijn.

De heer Ulenbelt vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot de A1-verklaring en de problemen die daaromheen bestaan. Meer in het bijzonder wil hij weten wanneer het werklandprincipe van toepassing is en wanneer het woonlandbeginsel. Nederland ziet die problemen als een van de zorgpunten op dit moment. We hebben daar nadrukkelijk aandacht voor gevraagd in de administratieve commissie voor de coördinatie van socialezekerheidsystemen, de AC van de EU. Mede naar aanleiding daarvan heeft de AC een ad-hocgroep ingesteld met als taak de problemen hierbij te inventariseren en met oplossingsvoorstellen te komen. Eind januari is de eerste bijeenkomst geweest en het gaat hierna verder. Zij kijken onder andere naar standaardisering van aanvragen en procedures, mogelijkheden om verkeerd gebruik bij vervanging tegen te gaan, een van de problemen waar Ulenbelt het ook weleens over heeft gehad, en naar uitgangspunten en begrippen in de regelgeving. De planning is dat de groep in oktober een rapport met bevindingen en conclusies aanlevert. Op basis van de besprekingen in die administratieve commissie zal dan een definitief rapport worden opgesteld. Dat staat dus gepland tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap, in februari 2016. Wij hebben intussen aan de SVB, het UWV, de Belastingdienst en de inspectie gevraagd om input te leveren voor de ad-hocgroep. Zowel de targeted review, dus de evaluatie van de Detacheringsrichtlijn, als dit proces rond de A1-formulieren moet aan het eind van dit jaar tot conclusies leiden, die dan in de eerste helft van volgend jaar, als Nederland voorzitter is, kunnen worden besproken.

De VVD vraagt wat er misgaat bij de Detacheringsrichtlijn en hoe groot de omvang daarvan is. Daarover hebben wij het ook gehad bij de behandeling van de Wet aanpak schijnconstructies. Van de hoeveelheid diefstallen in Nederland hebben we geen perfect cijfer. We hebben aangiftes en allerlei andere gegevens, maar dingen die niet mogen, worden nooit perfect geregistreerd. Bij dit fenomeen is het zelfs nog sterker, want strikt genomen mag het wel. Je mag werknemers via de Detacheringsrichtlijn inzetten en dat gebeurt ook op grote schaal. Het is dus ook een kwestie van inkleuring hoe groot je het probleem vindt. Nu is het wel zo dat wij via EU-verordening 883 een periode van twee jaar kennen in het geval van A1-verklaringen. Een gedetacheerde werknemer kan maximaal twee jaar gedetacheerd worden en sociaal verzekerd blijven in zijn woonland. Op dit moment kijken we naar die A1-verklaringen. Voor wat de misstanden betreft, heb ik bij de Wet aanpak schijnconstructies een toename geconstateerd van het aantal zaken over minimumloon en van het aantal zaken met schijnconstructies. Ook heeft men moeite om die zaken op een effectieve manier tegen te gaan. Daar helpt de WAS bij, maar de Detacheringsrichtlijn is een inbreuk op gelijk loon voor gelijk werk. In combinatie met de heel grote welvaartsverschillen binnen de Unie is dat in de ogen van het kabinet een probleem. De exacte omvang is niet vast te stellen.

De heer Potters (VVD): Ik heb er natuurlijk begrip voor dat het soms moeilijk is om de precieze omvang van een fenomeen in beeld te brengen, zeker als als het beeld bestaat dat daarvan oneigenlijk gebruik gemaakt wordt. We hebben echter ook misdaadcijfers en oplospercentages. Kortom, wij hebben wel iets van een kader waarbinnen wij dat doen. Ik hoor de Minister nu zeggen dat het op grote schaal gebeurt. Dan zou ik heel graag willen weten hoe groot die schaal is en hoe vaak er echt sprake is van oneigenlijk gebruik binnen de Detacheringsrichtlijn. Want de Minister zal het toch met mij eens zijn dat de Detacheringsrichtlijn ook goede dingen brengt. Dat kader zou ik graag willen kennen voorafgaand aan het hervormen of misschien aanscherpen van wetgeving. Ik wil eerst eens een beeld hebben. Is het mogelijk om daarop wat dieper in te gaan en daarover wat meer duidelijkheid te geven, voordat wij gelijk spreken over het herzien of afschaffen van de Detacheringsrichtlijn? Dat is in ieder geval voor mij nodig om daarin een duidelijke keuze te kunnen maken.

Minister Asscher: Zeker, voor een deel zijn er wel cijfers. Die heb ik ook verstrekt bij de behandeling van de Wet aanpak schijnconstructies. Die cijfers zien we in zaken over cao-ontduiking. Ook krijgen we signalen van private handhavers. Die schetsen een beeld van een serieus probleem, waarvan we de exacte omvang niet kennen. Wij zullen in het kader van de evaluatie van de richtlijn door de Commissie zelf wel meer informatie en meer duiding krijgen. Nederland werkt daaraan natuurlijk volop mee. Dat zal dan moeten leiden tot gedragen conclusies over hoe we verder gaan. Net als werkgevers en werknemers denkt de regering dat het nodig is om die richtlijn inderdaad te herzien, maar de manier waarop en de mate waarin hangen sterk af van waar de meeste pijnpunten zitten en hoe we het het meest effectief zouden kunnen doen. Het gaat dus niet om extra regels, maar om een aanpassing van de regels, zodat wij het principe van gelijk loon voor gelijk werk overeind kunnen houden. Dat delen we met werkgevers en werknemers, maar er zal in het najaar eerst een reactie op het SER-advies komen. Daarna zal er bij de evaluatie van de richtlijn vanzelf meer context komen bij de vraag hoe groot het probleem precies is.

De heer Ulenbelt (SP): De Minister is het ongetwijfeld eens met de uitspraak van de Europese Commissaris dat we sociale dumping niet als verdienmodel moeten hebben.

De Minister zegt dat je aan tijdelijkheid zou kunnen denken, maar wat bedoelt hij dan? Als ik tijdelijk in een ander land ben, houd ik me tijdelijk ook echt wel aan zijn regels om geen boetes te krijgen. Dus waarom zegt de Minister niet dat hij gaat pleiten voor integrale toepassing van de regels van het werkland? Dan kan hij de A1-verklaringen zelfs helemaal afschaffen, want die zijn dan niet meer nodig. Dat zou toch een heel mooie oplossing zijn om sociale dumping als verdienmodel tegen te gaan?

Minister Asscher: Ik ben het zeer eens met Commissaris Thyssen. Sterker nog, de boodschap die Nederland al geruime tijd overbrengt, is dat sociale dumping niet het verdienmodel van de Unie mag zijn, en dat het dus ook niet onze toekomst is. Voor het aanpassen van de Detacheringsrichtlijn heb ik twee richtingen geschetst waaraan je nu al zou kunnen denken. De ene is de tijdelijkheid. Naarmate je korter met de premielast en de beperktere doorwerking van arbeidsvoorwaarden in een ander land mag werken, is de kans dat je het een businessmodel maakt natuurlijk veel kleiner. Aan iemand die een dag met betaling van de sociale premies in Portugal en de kern van de arbeidsvoorwaarden in Nederland werkt, kun je geen businessmodel van sociale dumping ophangen. De duur is dus wel degelijk een van de knoppen waaraan je moet draaien. Tegelijkertijd wil je het wel mogelijk maken dat mensen in een ander land werken. Dat is dus ook een legitiem belang.

Het tweede element waarnaar ik heb verwezen, is de vraag welke arbeidsvoorwaarden in alle gevallen ook moeten gelden voor gedetacheerde werknemers. Daarvoor is nu een kern afgesproken, maar je kunt onderzoeken of die kern niet breder moet. Moet daar niet meer toe behoren om het businessmodel van de kostenverschillen terug te dringen? De Commissie ziet dat heel scherp. Europa als geheel, en ook veel Nederlandse werknemers, hebben er belang bij dat je op een gemakkelijke manier elders kunt werken. Maar we hebben er ook belang bij dat gelijk loon voor gelijk werk niet wordt ondergraven, want dan kun je uitkomen op een businessmodel waarin het altijd veel goedkoper is om buitenlanders hetzelfde werk te laten doen als Nederlanders. Of, als je het vanuit het Belgische perspectief bekijkt: om het buitenlanders te laten doen in plaats van Belgen. Ik denk dat het mogelijk is om in Europa steun te krijgen voor het idee dat de richtlijn daar nooit voor bedoeld was. Die richtlijn was ervoor bedoeld om te vergemakkelijken dat mensen een poosje in het buitenland werkten, niet om het loonkostenniveau te verlagen naar het niveau van de laagste lonen in de Unie, in dit geval van Bulgarije. Dat maakt het een buitengewoon spannende opgave, want zo'n moederrichtlijn met zijn achtentwintigen aanpassen heeft veel voeten in de aarde. Ik begrijp ook heel goed dat de VVD hiervan zegt dat zij wel even wil zien wat er dan met die richtlijn gaat gebeuren en dat zij zich afvraagt waaraan we beginnen. Maar ik denk dat er voldoende reden is om te zeggen: dit zal anders moeten. Daarvoor zul je steun moeten krijgen en je zult er alle belangen bij moeten meewegen.

De heer Ulenbelt (SP): Iedereen is voor gelijk loon voor gelijk werk, maar de Minister zegt eigenlijk dat we gelijke loonkosten voor de binnenlandse en buitenlandse werkgever moeten bereiken. Ongeacht waar je vandaan komt, moeten de loonkosten van degene die hier werk verricht voor de werkgever dus zo veel mogelijk gelijk zijn. Is dat de inzet van de Minister?

Minister Asscher: Dat gaat net iets te ver, want gelijk loon voor gelijk werk is nu niet van toepassing. Een buitenlander hoeft dus voor hetzelfde werk niet hetzelfde loon te krijgen als een Nederlandse werknemer. Dat is element één. Daarover zijn we het, denk ik, snel eens. Het tweede element is het businessmodel van de loonkosten. Op dat gebied zul je een balans moeten vinden. Als er een soort perverse prikkel ontstaat dat men voor hetzelfde werk alleen anderen aanneemt om de premies niet te hoeven afdragen in Nederland, heeft dat tot gevolg dat mensen hier hun werk verliezen, dat ze in de sociale zekerheid terechtkomen en dat de Nederlandse werknemers nog meer premies moeten bijdragen, waardoor de kosten daarvoor nog weer hoger worden. Zo moet het systeem niet werken. Maar het lijkt me niet dat je volledig gelijke loonkosten kunt krijgen. Het streven is dat de Detacheringsrichtlijn zo gaat werken dat het principe van gelijk loon voor gelijk werk – dus geen sociale dumping als businessmodel – weer als Europees principe geëerbiedigd wordt en tot uiting komt in de regelgeving.

De voorzitter: Mijnheer Potters, dit wordt volgens mij uw derde interruptie, dus ik wil u vragen om u een beetje in te houden.

De heer Potters (VVD): Ik zal proberen om me in te houden, voorzitter.

Ziet de Minister ook de risico's voor de werkgelegenheid in Nederland als je de richtlijn veel te veel gaat beperken? Hij geeft zelf de voordelen aan van een tijdje over de grens werken en van de open grenzen. Wat zijn de risico's als we te ver doorschieten naar de andere kant?

Minister Asscher: Daarom moet het in de toekomst wel degelijk mogelijk blijven om op een eenvoudige manier elders te werken. Daar hebben alle Europeanen baat bij. Het kabinet wil niet de mogelijkheid beperken om in andere landen van de Europese Unie te werken. Dat is per saldo een goede zaak. Het gaat erom dat het geen eufemisme of smoes is voor zo veel mogelijk concurrentie op loonkosten tussen de werknemers van die landen. Het idee van de Europese samenwerking was dat Europeanen erop vooruit zouden gaan, dat zij het beter zouden krijgen door meer samen te werken en meer handel te drijven. Het idee was niet dat iedereen uiteindelijk op het niveau van het minimumloon in Bulgarije eindigt. Ik geloof niet dat die race naar de bodem een goede weg voor Europa zou zijn. Dat betekent dat je ook naar de goede dingen van de Detacheringsrichtlijn moet kijken. Bij de evaluatie en daarna bij de herziening moet je bekijken wat hij oplevert, wat de nadelen zijn en hoe je die nadelen zo kunt aanpakken dat je de voordelen behoudt. Zo kijkt de regering er ook naar.

Voorzitter. De afgelopen tijd is niet alleen gekeken naar de regelgeving rondom de aanpak van schijnconstructies, maar ook naar de handhaving. Eind 2013 is een speciaal team opgericht dat zich bezighoudt met de aanpak van schijnconstructies. Dat heeft heel goede resultaten geboekt, juist in samenwerking met andere instanties; ik noem de Belastingdienst, het UWV en de IND. Daarbij wordt volop informatie uitgewisseld. De WAS zal zorgen voor een efficiëntere handhaving en die zal ervoor zorgen dat het gemakkelijker wordt om dingen te controleren, zowel publiek als privaat, onder andere door het uitwisselen van informatie en het doorgeven van signalen aan private handhavers. Als onze inspecteurs straks zien dat zij geen minimumloonzaak hebben maar dat de cao wel wordt ontlopen, dan mogen ze vanaf 1 juli – dan is die wet hopelijk van kracht – dat soort informatie in handen geven van de cao-handhavers. Die kunnen er dan een zaak van maken.

De woordvoerder van de SP heeft gevraagd naar parkeren in het weekend. Ik ben het ermee eens dat een chauffeur vrijelijk over zijn tijd moet kunnen beschikken tijdens zijn wekelijkse rusttijd. Het moet dus aan de chauffeur zelf zijn om te bepalen waar hij die tijd doorbrengt. Als dat op de parkplaats gebeurt, hoeft dat op zichzelf geen overtreding te zijn. Maar als dat uit nood geboren is, kan het inderdaad in strijd zijn met de regels. De ILT kan daar tijdens controles het gesprek over aangaan. Ik ga zelf niet over de ILT; die ressorteert onder mijn collega van I en M. Maar ik zal niet nalaten om deze kwestie blijvend onder haar aandacht te brengen, waar die overigens al onder is.

Hoe is het met ID12, specifiek voor de champignonsector, zo werd gevraagd. ID12 is een proef met een identiteitspassysteem waardoor meer inzicht wordt verschaft in wie er op een bepaald moment waar werkt. Het helpt bij het toezicht en maakt zwartwerken lastiger. Ook geeft het werkgevers meer inzicht in wie er op een bepaald moment aan het werk zijn op het terrein. Men is bezig met een plan van aanpak voor die proef in de champignonsector en om verder te komen met ID12. Dat kost veel overleg, zowel binnen en tussen de betrokken overheidsdiensten – Sociale Zaken, de inspectie, Financiën, de Belastingdienst – als met private partijen. In de bouw is een initiatief in ontwikkeling om tot een bouw-ID-pas te komen. Daarop is ID12 aangesloten. In de sector zijn ook veel stappen gezet bij de introductie van Fair Produce. De vraag komt straks aan de orde – men is daarmee bezig – of ID12 ten opzichte van Fair Produce nog voldoende meerwaarde biedt om het door te zetten. Het kabinet kan het niet voor een bepaalde sector opleggen. In het kader van de noodzakelijke verlaging van de arbeidskosten doet het dat ook niet per sector, maar het is een ambitie van het kabinet om met de belastingherziening de kosten voor de werkgever te verlagen om iemand een uur in dienst te nemen. Met het behoud van het minimumloon dat iemand verdient, zijn de kosten om iemand in dienst te nemen nu heel hoog. De VVD en de PvdA denken dat het, als je daar wat vanaf haalt, weer aantrekkelijk wordt om mensen in dienst te nemen. Op die manier creëer je werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt, die nu heel kwetsbaar is. Maar dat is niet iets wat je voor één sector zou kunnen of moeten doen. Dat willen we echt over de hele linie doen.

Wat doen we om de retail te bewegen om Fair Produce-producten te kopen of verkopen? We stimuleren dat keurmerk. We hebben het daar vaker over gehad. Het is mooi dat dit initiatief zich inmiddels heeft uitgebreid naar andere sectoren. We blijven daarover in gesprek. Ik zal opnieuw met het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel en LTO daarover spreken om te zien wat de voortgang is. We hebben een gezamenlijke agenda opgesteld om te zorgen dat die manier van werken – vanuit zelforganisatie en vanuit particulier initiatief maar wel goed voor zowel de klant als de werknemers – te stimuleren.

Hoe komt het dat het aantal EU-arbeidsmigranten met een uitkering stijgt en wat doen we daaraan, was een vraag van de woordvoerder van de VVD. Migranten werken vaak op basis van flexibele contracten en in sectoren die gevoelig zijn voor economisch zwaar weer.

We hebben de afgelopen jaren een gruwelijke neergang gezien in de bouw. Gelukkig is het een van de sectoren nu aan het aantrekken is; mensen hebben daar veel te verstouwen gehad. Een grotere groep arbeidsmigranten met een arbeidsverleden is in de bouw zonder werk komen te zitten. Zij hebben dan ook recht op een WW-uitkering. Dat verklaart de toename. Dit is een logisch gevolg van de economische situatie en de economische structuur, want juist in de bouwsector werken heel veel arbeidsmigranten. Het is iets anders als er sprake is van onredelijk gebruik. Dan moet de WW-uitkering door het UWV beëindigd worden. Dat staat los van de discussie over het beroep op bijstand en de verblijfstitel die we in dit verband vaker hebben gevoerd. Daarvoor is een motie van de voorganger van de heer Potters in deze hoedanigheid, de heer Azmani, in uitvoering. Het is technisch ingewikkeld maar wel degelijk nastrevenswaardig om er iets aan te doen.

Mevrouw Yücel (PvdA): De Minister heeft het onderdeel Fair Produce afgerond. Ik heb daarover nog een paar vragen waarover ik nog geen duidelijkheid heb. Ik heb de Minister nog niet horen antwoorden op de vraag waarom het Interventieteam Champignons is opgeheven. Ik heb ook gevraagd of het deel over seizoensarbeid uitgelicht kan worden in de rapportages over de inspecties die jaarlijks naar de Kamer gaan. Zo kunnen we bekijken hoe die prioritering in de praktijk werkt en kunnen we bekijken of daarin signalen zitten waar de Kamer iets mee moet. Tot slot zou ik het op dit punt heel wenselijk vinden als de Kamer wordt geïnformeerd over de gesprekken die de Minister nog gaat voeren met LTO en CBL over de voortgang van alle pogingen binnen de sector zelf om tot verbeteringen te komen.

Minister Asscher: Ik heb net in ieder geval geprobeerd om een antwoord te geven over de paddenstoelen, namelijk: er is een ID12-achtig initiatief in voorbereiding. Dat vergt veel energie en gesprekken binnen de sector en binnen de overheidsdiensten. Het zou weleens zo kunnen zijn dat men, als gevolg van het succes van Fair Produce, uiteindelijk de kosten niet meer vindt opwegen tegen de opbrengsten. Dat wacht ik even af, maar dat is mogelijk. Daarom vond ik het ook meldenswaardig dat in de bouw intussen wordt bekeken of men een bouw-ID-pasachtige proef kan doen met dezelfde doelen en oogmerken als in de paddenstoelensector. De inspectie voert een tweejarig programma uit dat is gericht op naleving in de land- en tuinbouw. In het project worden controles uitgevoerd op basis van de uitgebreidere risicoanalyses, daar waar de risico's op niet-naleving het grootst geacht worden. De inspectie is ook actief in sectoren waar relatief veel seizoensarbeid voorkomt; denk aan de aardbeien- en aspergeteelt, waarvan we beruchte zaken hebben gezien. Ze registreert de gecontroleerde bedrijven op basis van gestandaardiseerde branchecodes van de Kamer van Koophandel. Er is geen seizoenswerkcode. In die zin kunnen we daarover dus niet apart rapporteren; het is niet mogelijk om een seizoensarbeidrapportage te maken. Wel gaan we rapporteren over de tweejarige intensievere actie in de land- en tuinbouw. Je kunt tussen de regels door lezen dat daar veel seizoenswerk geleverd wordt. In de toekomst wordt, als gevolg van de Wet aanpak schijnconstructies, zichtbaar welke bedrijven geïnspecteerd worden. Ook dat geeft meer helderheid.

Voorzitter. De woordvoerder van de SP vroeg naar het minimumloon voor vrachtwagenchauffeurs. We moeten eerst even de discussie afwachten over de reikwijdte van het Duitse minimumloon. We bestuderen die zaak zeer nauwkeurig en volgen die op de voet. We zien ook de discussie tussen Duitsland en de Commissie op dat punt. Er wordt nog gekeken of het juridisch mogelijk is wat men van plan is en of het mogelijk is om het wettelijk minimumloon voor chauffeurs in te voeren. Tot dat moment houden wij onze kaarten even tegen de borst, maar dit is voor Nederland zeker een heel interessante ontwikkeling.

De voorzitter: Het geeft voor de heer Ulenbelt aanleiding voor een vraag. Ook aan hem is de vraag om zich enigszins te beperken.

De heer Ulenbelt (SP): Wat bedoelt de Minister hierover nu te zeggen? Zegt hij: wat Frankrijk en Duitsland van plan zijn, zou ik ook wel voor Nederland willen? Is dat de houding, en gaat Nederland dan Duitsland en Frankrijk bij de Europese Commissie helpen om dat voor elkaar te krijgen? Zegt de Minister: als het mag van Europa, doe ik het? Of zegt hij: ik voel er voor Nederland niet voor? Een iets preciezer antwoord is dus wel welkom.

Minister Asscher: Als ik een preciezer antwoord had, zou ik dat al gegeven hebben. Op dit moment blijft het bij even goed bestuderen wat de voor- en nadelen en de juridische haken en ogen zijn. Daarna komt de regering pas met een standpunt of wij dat ook zouden willen.

De heer Ulenbelt (SP): De Minister komt dus voor de zomer met een standpunt of hij dit in Nederland zou willen invoeren of niet?

Minister Asscher: Ik weet niet of dat voor de zomer al uitgekristalliseerd is. Waarschijnlijk wel. Het is lastig om zulke toezeggingen te noteren, maar waarschijnlijk voor de zomer wel. En anders na de zomer.

De heer Ulenbelt (SP): Dat is een positieve grondhouding.

Minister Asscher: U kent mij: ik heb uitsluitend een positieve grondhouding, maar daaraan kan geen enkel recht worden ontleend, ooit, door iemand, voor of na de zomer! Nee, wij gaan hier heel goed naar kijken. Wat er gebeurt is natuurlijk heel interessant, maar leidt ook tot een heel heftige discussie. Wij moeten daarbij heel goed de belangen in het oog houden die Nederland aan de ene kant heeft bij een fatsoenlijke arbeidsmarkt, ook voor onze chauffeurs, maar aan de andere kant bij het aspect van Nederland als handelsnatie. Waarschijnlijk komen wij dus voor de zomer met een nader onderbouwd standpunt.

Voorzitter. Ik kom nu bij de au pairs. Gaat het om culturele uitwisseling of is er iets anders aan de hand? Het gaat inderdaad om die vraag, die je niet eenduidig voor alle au pairs kunt beantwoorden. Het doel van de regeling is culturele uitwisseling. Wij zijn allemaal best voor dat doel en ik wil dat ook zeker stellen. Daarbij kan en mag een au pair werkzaamheden van licht huishoudelijke aard uitvoeren en oppassen. Het opnieuw invoeren van de verplichte taalcursus en de maatregel dat een au pair 20 in plaats van 30 uur dit soort licht werk mag doen, verandert op zichzelf niks aan die doelstelling. Om te borgen dat au pairs netjes volgens de regels aan de slag zijn, wordt de handhaving geïntensiveerd. Het doel daarvan is om de naleving van de regels te verbeteren en meer overtredingen op te sporen. Ook met de ondertekening van de bewustverklaring willen wij bereiken dat gastgezinnen zich veel bewuster zijn van de voorwaarden en de naleving daarvan, zodat zij zich beter aan de voorwaarden zullen houden. Ze moeten beseffen dat zij meewerken aan een culturele uitwisseling, niet aan iets anders. Familierelaties tot en met de derde graad worden uitgesloten. Wij verwachten dat met intensievere handhaving en met meer bewustwording van het culturele karakter van de au-pairregeling oneigenlijk gebruik kan worden tegengegaan. Na twee jaar bekijken wij wat de resultaten zijn en of er aanpassingen nodig zijn. Overigens bieden veel au-pairbureaus zelf ook taalcursussen aan.

De heer Ulenbelt vraagt of het systeem wel van deze tijd is. Dat hangt ervan af hoe het gebruikt wordt. Het kan aantrekkelijk en interessant zijn voor au pairs en gastgezinnen. Het zou daarom zonde zijn om er helemaal mee te stoppen, maar het is wel van belang dat de regels die er zijn, worden nageleefd. Het systeem is namelijk niet bedoeld voor een goedkopere vorm van arbeidsmigratie of voor het ontduiken van de regels die wij aan arbeidsmigratie hebben gesteld.

De Partij van de Arbeid vraagt of au pairs weten welke rechten zij hebben. Het au-pairbureau heeft een zorgplicht. Die houdt in dat zij au pairs voorlichting dienen te geven over het verblijf in Nederland, de werking van de regeling, het verblijf bij het gastgezin en de rechten en plichten. Ik denk dat wij het er snel over eens zijn dat het cruciaal is dat au pairs weten wat die rechten en plichten zijn en wat zij moeten doen als het niet goed gaat. De IND heeft een meldpunt voor au pairs. Au-pairbureaus moeten erop toezien dat zij niet gedurende meer of andere uren werkzaamheden verrichten dan is toegestaan. De afspraken over werkzaamheden zijn opgenomen in een dagindeling die tussen au pair en gastgezin wordt afgesproken.

De VVD vraagt hoe ik aankijk tegen de professionaliseringsslag bij au-pairbureaus. De verantwoordelijkheid voor het contact met au-pairbureaus en de aansturing van de IND liggen bij de Staatssecretaris van Justitie, dus op dit moment bij de heer Blok. De IND en de Staatssecretaris hebben regelmatig contact met vertegenwoordigers van de au-pairbureaus. Uiteraard is het altijd goed om daarin verder te professionaliseren. Er zijn ook partijen die hebben aangegeven dat zij zich daarvoor hard willen maken en dat juich ik toe.

Mevrouw Yücel (PvdA): Ik heb nog één vraag over de au-pairregeling. Zijn alle au pairs die in Nederland aan het werk zijn altijd via een au-pairbemiddelingsbureau aan de slag? Hebben wij daar zicht op? Als dat niet zo is, hebben wij ook een groep die deze informatie niet voldoende krijgt. Graag een reactie van de Minister.

Minister Asscher: Au pairs mogen alleen maar via zo'n bureau werken. Dat wil niet zeggen dat de bureaus ook altijd voorlichting geven zoals dat moet. Dat is een kwestie van je aan de regels houden. Au pairs kunnen wel alleen via zo'n bureau ergens aan de slag. Anders zou het systeem inderdaad heel kwetsbaar worden voor misbruik.

De SP vroeg naar fraude met zorgverzekeringen voor arbeidsmigranten. Werkgevers, werknemers en verzekeraars moeten zich natuurlijk aan de regels houden. Ik volg de ontwikkelingen samen met collega Schippers van VWS op de voet. De Nederlandsche Bank heeft de taak om te handhaven als men zonder vergunning een zorgverzekering aanbiedt. De verzekerde moet goed geïnformeerd zijn, zodat hij of zij ook zelf kan controleren of de werkgever en de verzekeraar hem of haar netjes behandelen. Van belang is dus dat een werknemer ook zelf zijn polis heeft. Dat is ook besproken met Zorgverzekeraars Nederland. Deze organisatie heeft dit ook meegenomen in haar overleg met de individuele zorgverzekeraars. Het gesprek van mei vorig jaar was aanleiding voor de betrokken verzekeraars om nog eens kritisch te kijken naar de aan- en afmeldprocedure en naar de mogelijkheden om migranten rechtstreeks toegang te geven tot hun polis. Wij zijn daarover blijvend in gesprek. Het gesprek is ook aanleiding geweest om met de Stichting van de Arbeid (STAR) te bekijken hoe arbeidsmigranten beter voorgelicht kunnen worden en hoe misstanden met zorgverzekeringen voorkomen kunnen worden. De gesprekken daarover lopen nog. Ik ben benieuwd met welke concrete voorstellen de STAR komt. De Minister van Volksgezondheid zal in dit kader de collectiviteiten en de kortingen nader bezien. Zij zal de Kamer daarover voor de zomer berichten.

Ik kom nu te spreken over inhouding bij zorgverzekeringen. De werkgever mag de daadwerkelijk gemaakte kosten bij de werknemer in rekening brengen. Hij mag niet meer dan 10% van het wettelijk minimumloon inhouden voor de kosten van de zorgverzekering. Overigens wijs ik de Kamer er geheel ten overvloede op dat in het wetsvoorstel Aanpak schijnconstructies de mogelijkheden voor inhoudingen aanzienlijk worden beperkt. Daarom heeft de Kamer er ook voorgestemd.

De PvdA heeft gevraagd of ik bereid ben om de Kamer te informeren als partijen zich niet aan het wokakkoord houden. Natuurlijk houd ik de ontwikkelingen goed in de gaten. Ik zal de Kamer informeren als daar problemen opdoemen.

Hoe staat het met de cultureel getinte functie-eisen? Die term klinkt als iets heel politiek corrects, maar bedoeld worden zulke specifieke eisen dat het nodig is om werknemers uit een bepaald land toe te laten, omdat anders het werk niet gedaan kan worden. Wij hebben daarover een discussie gevoerd bij de bespreking van dat deel van de Wet arbeid vreemdelingen; de voorzitter herinnert zich dat ook nog wel. Wij zijn de eisen aan het uitwerken. De sector moet komen met een invulling van het fenomeen «cultureel getinte functie-eisen». Als het goed is doet de sector dat deze maand. Daarna kunnen wij bekijken hoe wij daartegen aankijken en op welke manier dit in de regelgeving terecht zou moeten komen.

Ik kom nu bij het Rijksmuseum en de mogelijkheden voor conservatoren en restauratoren. Ik had toegezegd om hierover ook met het Koninklijk Concertgebouworkest en het Nationale Ballet te spreken. Ik benadruk daarbij wel dat er voor musici en dansers al een uitzonderingsregel bestaat, met een lager salariscriterium dan bij de kennismigrantenregeling. Het criterium is afgeleid van de desbetreffende cao. Indien dat salaris betaald wordt, kan een tewerkstellingsvergunning worden afgegeven zonder arbeidsmarkttoets voor een periode van drie jaar in plaats van één jaar. Een musicus of danser van buiten de Europese Unie kan dan in dienst worden genomen zonder dat eerst door middel van werving moet worden aangetoond dat dit talent niet binnen de Europese Unie te vinden is. Destijds is deze regeling in overleg met de kunstensector tot stand gekomen. Toch zal ik ook op korte termijn met het Concertgebouworkest en het Nationale Ballet spreken om te bekijken waarom deze regeling naar hun mening toch niet voldoet; ik heb dat nog niet gedaan.

Het CDA vraagt hoe het met de waarschuwing in de Wav staat, naar aanleiding van de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg (17 050, nr. 476). Ik ben bezig met een uitwerking van die motie. Ik had het al toegezegd, maar herhaal dat ik voor 1 mei de Kamer hierover zal informeren. Het hele dossier rondom de fraudewetgeving zit daarachter.

Op 11 februari van dit jaar hadden wij het nog over de stand van zaken rondom de beslistermijn van het UWV ten aanzien van buitenlandse stages. Het UWV heeft een wettelijke beslistermijn van vijf weken. Die geldt zowel voor een beslissing over een tewerkstellingsvergunning als voor het arbeidsmarktadvies in het kader van de GVVA, de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Uit de beoordeling van aanvragen voor stages door buitenlandse studenten moet duidelijk worden dat het niet een manier is om normale, reguliere arbeidsplaatsen te vervullen. Dit vergt een zorgvuldig proces. Soms vereist dat het uitvragen van extra informatie, wat effect kan hebben op de beslistermijn. De tijdige afhandeling van aanvragen van tewerkstellingsvergunningen en adviezen in het kader van de GVVA voor stagiairs bedroeg over heel 2014 73,8%. Het is dus inderdaad mogelijk dat een aanvraag soms niet tijdig afgehandeld werd, maar naar boven afgerond was dit in driekwart van de gevallen wel het geval.

De Stichting Uitwisseling en Studiereizen voor het Platteland (SUSP) heeft inderdaad signalen afgegeven over de beoordeling van stages van buitenlandse studenten, vanuit de vooronderstelling dat het UWV te streng is en te veel tijd neemt en dat de SUSP daardoor schade zou kunnen oplopen. Op initiatief van SZW is er overleg geweest tussen het UWV en de SUSP over de beoordeling van aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen voor stages door buitenlandse studenten. Ik moet nog even afwachten of dat ertoe leidt dat de vredespijp gerookt wordt of dat men aanhoudend bezorgd blijft.

De heer Pieter Heerma (CDA): Dank voor dit antwoord. Ik ben benieuwd of de Minister wat meer kan vertellen over die vredespijp, want hij noemt nu één stichting, maar ik heb inmiddels ook signalen gekregen van andere stichtingen die met hetzelfde probleem kampen. Terwijl ze al jarenlang met dit soort stageplannen bezig zijn, wordt er sinds de zomer van 2014 ineens veel strakker inhoudelijk getoetst en worden er veel meer eisen gesteld. Ze komen concreet in de problemen, terwijl vaak onduidelijk is waarom het zoveel strenger en zoveel harder moet. Het zou zonde zijn als daar problemen ontstonden. Mijn indruk is dat de vredespijp nog niet gerookt is en dat het probleem breder speelt dan alleen bij de stichting die de Minister nu aanhaalt. Op welke termijn zouden wij iets meer informatie over die vredespijp kunnen krijgen? Ik heb dus tegengestelde signalen gehoord.

Minister Asscher: Ik heb begrepen dat de SUSP nu tevreden lijkt te zijn, maar geeft u die signalen vooral door. Dan gaan wij bekijken of daar een mouw aan te passen is.

Tot slot kom ik bij de vraag van D66 wat wij doen om internationaal talent aan te trekken en de mogelijkheden op dat gebied te benutten. Nederland voert een selectief migratiebeleid. Dat mag ook. Wij hebben niet voor niets een kennismigrantenregeling met het oog op het aantrekken van buitenlands talent. Ik zal die vraag nu niet afdoen met een paar korte volzinnen, maar ik zal er uitgebreid op ingaan in de kabinetsreactie op het SER-advies. In het SER-advies wordt niet alleen over de Detacheringsrichtlijn gesproken, maar ook over de mogelijkheden om talent aan te trekken, die je zou moeten benutten. Ik zal hier in mijn reactie uitgebreid op ingaan. Dit vergt ook samenspraak met collega's, die hiervoor evenzeer van belang zijn.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik stel in tweede termijn een spreektijd van maximaal twee minuten voor.

De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. De Minister heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag wat het cadeautje voor de jarige Arbeidsinspectie is, terwijl ik daar echt benieuwd naar ben. Een jarige mag je niet over het hoofd zien, zeker niet als die deze respectabele leeftijd bereikt heeft. Mijn voorstel was om de Arbeidsinspectie 125 extra inspecteurs cadeau te doen.

Ik dank de Minister dat hij de mogelijkheid van een minimumloon voor internationale chauffeurs gaat onderzoeken. Ik hoop dat het stand kan houden en dat de Minister daarbij wil helpen. Dit zou een welkome bestrijding zijn van de dramatische ondermijning van het vertrouwen van Europese chauffeurs in Europa, zoals de Minister het zelf noemt. Ik hoop dat het resultaat niet «waarschijnlijk voor de zomer», maar «voor de zomer» komt. Dan ben ik helemaal tevreden.

De Minister zegt over au pairs eigenlijk: als het goed gaat, gaat het goed. Dat zeg ik ook altijd, maar 92% van de gastouders geeft aan die doorgaans jonge meiden te halen voor hulp in de huishouding en zorg voor kinderen, 50% van de au pairs verwacht er geld mee te verdienen, 30% van de au pairs doet te veel en 30% van de au pairs zorgt alleen voor de kinderen als de ouders op vakantie zijn of een weekendje weg zijn. Dat was absoluut niet de bedoeling. De Minister was onder de indruk van het rapport en wilde er wat aan doen, maar met name de liberalen hier hebben dat voorkomen. Volgens mij moeten wij van dit fenomeen af en moeten wij culturele uitwisseling op een andere manier organiseren. Ik hoop dat de Minister daar nog een keer op in wil gaan.

De heer Pieter Heerma (CDA): Voorzitter. Ik word wat ongemakkelijk van het herhaalde verjaardagsverzoek van de heer Ulenbelt aan de Minister, want ik vind het altijd risicovol om een sociaaldemocratisch Minister in verkiezingstijd te vragen om cadeautjes uit te delen. Dat verzoek zal ik dus met klem niet herhalen, maar het pleidooi voor voldoende capaciteit bij de Arbeidsinspectie kan ik wel onderstrepen. Dat is dan niet als verjaardagscadeau, maar gewoon omdat het verstandig is. Ik heb daar samen met de heer Van Weyenberg opnieuw voor gepleit bij de behandeling van de Wet aanpak schijnconstructies.

Ik bedank de Minister voor zijn bondige en duidelijke beantwoording. De meeste vragen zijn beantwoord. Ik kijk om twee redenen uit naar 1 mei. Ik had verwacht dat de Minister die link zelf al gelegd zou hebben: voor de Dag van de Arbeid krijgen wij de reactie op het SER-advies, waarin nader wordt ingegaan op de concrete inzet van het kabinet ten aanzien van aanpassing van de Detacheringsrichtlijn en op de nadere uitwerking van de waarschuwingsbevoegdheid in de Wet arbeid vreemdelingen naar aanleiding van de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg.

De Minister heeft mij aangeboden om de signalen over buitenlandse stages aan hem door te geven en mijn bredere zorgen daarover met hem te delen. Daar ga ik graag op in. Ik kom daar buiten dit AO op terug.

Mevrouw Yücel (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister hartelijk voor de antwoorden. Met mijn collega Heerma kijk ik uit naar de reactie op het SER-rapport, waarin ook de inzet van Nederland voor de nadere invulling van de doelen bij de herziening van de Detacheringsrichtlijn wordt meegenomen. Ik wil daarbij nogmaals vermelden dat de Minister de volledige support van de Partij van de Arbeid heeft als het gaat om de herziening en de coalitievorming in EU-verband.

Er blijft een klein puntje over dat te maken heeft met Fair Produce. De meeste antwoorden heb ik gekregen. Wel zouden wij graag zien dat de Kamer geïnformeerd bleef over de gesprekken die met de sector, bijvoorbeeld LTO en het CBL, gevoerd gaan worden over de voortgang. Dan kunnen wij de voortgang blijven volgen en als dat nodig is verder stimuleren.

De heer Potters (VVD): Voorzitter. Ook ik bedank de Minister voor zijn antwoorden. Na wat aansporing mijnerzijds wilde hij ook de positieve kanten van arbeidsmigratie in dit AO benadrukken. Met name hoogopgeleide kennismigranten, de talenten waar collega Van Weyenberg ook op wees, hebben wij hard nodig voor onze kenniseconomie voor de toekomst.

Ik heb nog twee vragen. Ik heb gevraagd wat de rol van de sociale partners zelf is in de aanpak van misstanden en de handhaving daarvan. Wij hebben in Nederland de neiging om, zodra wij een probleem zien, te denken dat wij het door middel van wetgeving moeten oplossen. Er is een pleidooi gehouden voor handhaving. Handhaving is zeker belangrijk, maar aan de preventieve kant kunnen sociale partners zelf ook heel veel doen. In het kader van zelfregulering is het belangrijk dat ze zelf stappen zetten op het gebied van arbozaken. Ik mis de reflectie van de Minister op dat punt. Hoe ziet hij dat? Welke rol dicht hij de sociale partners toe? Is er dan nog wel een rol voor de wetgever om met nadere regels te komen?

Ik ga ook nog even in op de au-pairregeling. De branche zegt dat zij heel veel aan zelfregulering wil doen, omdat zij zelf de professionaliseringsslag wil maken, maar dat zij daarbij wel wat hulp nodig heeft. Ik verzoek de Minister om nog eens met de branche in gesprek te gaan om te bekijken hoe de goeden van de kwaden kunnen worden onderscheiden en hoe de Minister de branche zou kunnen helpen om die slag te maken.

Voorzitter: Ulenbelt

De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Ook ik bedank de Minister voor zijn beantwoording. Ik ben nieuwsgierig hoe het wokakkoord uitpakt op het gebied van specifieke functie-eisen. Dat horen wij vast als daar een ei is gelegd.

Ik zie ook uit naar de uitkomst van het gesprek met de podia, de uitvoerende instellingen: het Concertgebouworkest en het Nationale Ballet. De Minister heeft gelijk dat daarmee aparte afspraken zijn gemaakt, maar desalniettemin bleken er bij hen nog knelpunten te zijn, zoals wij hebben kunnen lezen. Wij hebben vanuit mijn fractie ook contact met ze gehad. Als er nog iets opgelost kan worden, zou dat mooi zijn. Ik ga ervan uit dat de Minister dit aan de Kamer zal laten weten als het aan de orde; dat stond ook in de antwoorden op de schriftelijke vragen, dus dat hoeft hij niet opnieuw toe te zeggen. Ik wacht dit met belangstelling af.

De kabinetsreactie op het SER-advies wordt erg belangrijk. Daarover gaat ook mijn resterende vraag. Tijdens de presentatie van het advies zeiden aanwezigen vanuit de SER bijvoorbeeld dat de periode van één jaar waarvoor je een tewerkstellingsvergunning krijgt, kan knellen. Begrijp ik het goed dat bij het opstellen van de kabinetsreactie ook wel degelijk zaken ter discussie kunnen staan die in de nog niet zo heel lang geleden aangenomen Wet arbeid vreemdelingen zitten? Het gaat wat mij betreft met name over kenniswerkers, maar het is wel degelijk goed om met het advies in de hand te bekijken hoe wij eventuele knelpunten voor meer ambachtelijke beroepen ook kunnen oplossen. Dat is nu ook succesvol gebeurd rondom het Rijksmuseum en in het wokakkoord, maar ik blijf het gevoel houden dat hierachter wellicht een breder probleem zit.

Voorzitter: Van Weyenberg

Minister Asscher: Voorzitter. Ik wijs er nogmaals op dat de handhaving vergemakkelijkt wordt door de Wet aanpak schijnconstructies (WAS). Sinds eind 2013 is er extra capaciteit. De handhaving wordt verder vergemakkelijkt door de nieuwe regels uit de WAS. Meer capaciteit is inderdaad altijd welkom, maar met de riemen die wij hebben, kunnen wij wel beter roeien dankzij de WAS. Dat zal bij de inspectie als een heel belangrijk cadeau ervaren worden, want zij heeft enorme behoefte aan die nieuwe wet, waar de Kamer voor heeft gestemd.

Wat de au pairs betreft ben ik het eens met de uitspraak: als het goed gaat, gaat het goed, en als het niet goed gaat, gaat het niet goed. Wij willen dat het wel goed gaat. Daarop gaan wij dus beter handhaven. De bewustverklaring is daarvoor een belangrijk instrument. Ik ben het met de heer Ulenbelt eens dat de regeling niet bedoeld is voor de situaties waarin het niet goed gaat. Zowel de bureaus als de gastgezinnen moeten zich realiseren dat dit echt niet kan.

Het CDA waarschuwt voor cadeautjes. Ik denk dat het geschenk van de nieuwe wet door iedereen als een sober en aanvaardbaar geschenk kan worden gezien. Daarnaast is er een website over 125 jaar Arbeidsinspectie, waarop ik een filmpje van 30 seconden inspreek. Ook dat is nog wel redelijk te doen. Er wordt daar heel belangrijk werk gedaan.

Het is prima als die signalen over stages voor buitenlandse studenten naar ons doorgestuurd worden. Wij gaan bekijken hoe wij eventuele problemen kunnen oplossen.

Mevrouw Yücel vroeg om een update over de gang van zaken rondom Fair Produce. Ik stop dat in de brief waarin ik ook terugkom op de waarschuwing in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen. Wij hebben het al een tijdje over die brief en de termijn staat vast. Ik zal daarin de gevraagde update opnemen.

De VVD informeert naar de rol van de sociale partners. Zij gaan natuurlijk zelf over de cao-handhaving. Een van de sterke punten van het sociaal akkoord is dat de sociale partners hebben afgesproken dat zij meer werk gaan maken van handhaving. Dat zien wij nu ook in de praktijk. Wij helpen daar wel bij, maar het primaat ligt bij de sociale partners zelf. Verder werkt de Stichting van de Arbeid, dus weer de sociale partners zonder kabinet, aan een advies waarin beschreven wordt wat sociale partners zelf meer zouden moeten en kunnen doen. Ik ben het met de heer Potters eens dat je eerst de sociale partners zelf in positie moet brengen om hun eigen afspraken, de collectieve arbeidsovereenkomsten, te handhaven. Daar komt extra druk op door de Wet aanpak schijnconstructies. Door ketenaansprakelijkheid hebben de sociale partners in alle sectoren er een groot belang bij om ervoor te zorgen dat de cao wordt nageleefd en dus ook gehandhaafd. Als er sprake is van nadere wet- of regelgeving, is dat juist een gevolg van het feit dat de sociale partners beter willen handhaven en in Nederland gelijk loon voor gelijk werk willen hanteren. Niet voor niets zeggen zij in het SER-advies zelf dat zij de Detacheringsrichtlijn rijp achten voor herziening.

De heer Potters (VVD): Ik snap dit antwoord. Ik bedoelde mijn vraag wat breder; misschien moet ik die dus nog even verduidelijken. Voordat je als wetgever met wetgeving komt en wilt gaan handhaven, is het natuurlijk veel beter als partijen intrinsiek gemotiveerd zijn om misstanden te voorkomen, los van de vraag of dat binnen of buiten een cao is. Je ziet een aantal dingen gebeuren. Het gaat over je eigen werknemers. Je wilt elkaar als werkgevers geen oneerlijke concurrentie geven. Daarom maak je als branche zelf goede afspraken, ook met de sociale partners. Waar dat echt niet kan en waar wetgeving en handhaving nodig zijn, moet je die zeker niet achterwege laten. Ik ben altijd van de leer dat je moet proberen om de eerste stap goed te zetten. De vraag is vervolgens op welke manier je wetgeving nodig hebt, want wetgeving vraagt handhaving en capaciteit. Zonder handhaving heb je ook heel weinig aan wetgeving. Ik zou de discussie bij het beginpunt eens goed willen voeren. Hoe schat de Minister dit in? Wat gaan sociale partners in eerste instantie zelf doen om misstanden te voorkomen? En wat is de aanvullende rol van de wetgever?

Minister Asscher: Dat is op zichzelf een legitieme discussie, die ik ook zeer intensief heb gevoerd met sociale partners. Dat heeft ook wel resultaat gehad. In de Wet aanpak schijnconstructies hebben wij vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor het uitbetalen van fatsoenlijke lonen, ook voor een onderaannemer of iemand verderop in de keten, berust bij de opdrachtgever en bij iedereen die in zo'n keten werkt. Je moet het echter ook kunnen aantonen als je niet verwijtbaar hebt gehandeld. Als je alles keurig hebt gedaan, zou het onrechtvaardig zijn als jij aansprakelijk was voor dat loon. De rechter moet uiteindelijk beoordelen of iemand al dan niet verwijtbaar handelde, maar daarin kunnen sectoren zelf heel veel doen. In de memorie van toelichting is daarom ook de mogelijkheid opgenomen dat in de sector een keurmerk tot stand komt, bijvoorbeeld over fatsoenlijk belonen en de manier waarop je dat controleert. Ik weet dat verschillende sectoren van plan zijn om daarmee te gaan werken. Dat juich ik toe. Het levert ze geen vrijwaring bij voorbaat op, want dat zou bedrijven weer lui maken. Dan krijg je een afvinklijstjesmentaliteit, «ik heb een keurmerk en kijk dus niet verder», maar een keurmerk kan positief en preventief werken. Als het in de sector normaal wordt om te werken met nette bedrijven en om na te gaan of de lonen goed betaald worden, is er op dat gebied geen mogelijkheid meer voor oneerlijke concurrentie. Mijn stelling is ook dat de wet, als die goed functioneert, helemaal niet tot een berg aan rechtszaken zal leiden. Er zullen natuurlijk rechtszaken komen, maar geen enorme hoeveelheid. De wet moet juist leiden tot het opschonen en veranderen van de cultuur in de sectoren zelf. Dan heeft de een geen voordeel meer ten koste van de ander, maar heb je een fatsoenlijke arbeidsmarkt opnieuw vooropgesteld in belangrijke sectoren van de Nederlandse economie.

De vrucht van die talloze overleggen – ik zeg misschien wel vaker «talloze», maar in dit geval waren het ook echt talloze overleggen – vind je dus ook terug in de memorie van toelichting, in de wetsgeschiedenis en in de Kamerbehandeling van de Wet aanpak schijnconstructies. Dat het vervolgens nodig was om wel degelijk wetgeving te initiëren, daarover was de voltallige Kamer het gelukkig eens. Op dezelfde manier moet je naar schijnconstructies en misbruik kijken in de Europese context. Terecht hebben wij al veel eerder met elkaar vastgesteld dat veel van die constructies een internationale component hebben. Daaraan kan Nederland niet in zijn eentje alles doen. Dan nog blijft het belangrijk om te handhaven en om bilaterale afspraken te maken, zoals wij die met Polen, Kroatië, Roemenië en Bulgarije hebben. Ook informatie-uitwisseling is belangrijk. De Europese handhavingsrichtlijn maakt het alweer makkelijker. Zij maakt ook het innen van boetes makkelijker en introduceert een vorm van ketenaansprakelijkheid in de bouw. Dan ben je er nog niet. Voor Nederland blijft het van belang, juist ten behoeve van een fatsoenlijke arbeidsmarkt, om op nationaal niveau te doen wat wij kunnen en op Europees niveau de regels zo te benutten en waar nodig aan te passen dat zij in het belang van Nederland en in het belang van een fatsoenlijke arbeidsmarkt in Nederland en Europa zijn.

D66 heeft een vraag gesteld over de Wav. Wij gaan de herziening van de Wav apart evalueren, dus ook de inperking tot één jaar. Dat kan pas dit jaar omdat nu pas hernieuwde aanvragen binnenkomen. Het SER-advies gaat breder in op migratie van buiten de EU. De aanpassing naar één jaar komt vanzelf aan de orde bij de evaluatie van de herziening van de Wav. Wat mij betreft zijn er bij de bespreking van het SER-advies geen taboes, maar zuiver wetstechnisch gezien ligt het voor de hand om zo'n herziening te evalueren nadat die een poosje heeft kunnen werken. Wij zien nu pas de eerste aanvragen nieuwe stijl binnenkomen. Om die reden ligt het dus niet zo voor de hand om in de reactie op het SER-advies terug te komen op de restrictie van één jaar, maar wat mij betreft is er geen onderwerp uitgesloten. Wij moeten breed bekijken hoe Nederland een effectief, selectief en productief migratiebeleid kan voeren, waarbij wij de goede dingen van het vrije verkeer behouden, de talenten naar Nederland halen bij wie wij belang hebben en de schaduwzijden zo effectief mogelijk bestrijden.

De voorzitter: Dank u. Voordat ik dit overleg afsluit, wil ik de toezeggingen oplezen. Ik stel de heer Heerma voor dat wij de toezegging over de aanpassing van de fraudewet en de Wav niet opnieuw opschrijven. Die is reeds genoteerd, dus dat lijkt mij overbodig.

Ik vraag mevrouw Yücel om op te letten of haar punt een aparte, nieuwe toezegging vraagt of al geland is in iets wat al is toegezegd. Dat beeld ontstond namelijk bij de griffier en mij.

Ik heb twee toezeggingen genoteerd.

  • Voor 1 mei 2015 stuurt de Minister de kabinetsreactie op het SER-advies over arbeidsmigratie naar de Kamer, met daarin opgenomen een verdere invulling van de door het kabinet gewenste aanpassing van de Detacheringsrichtlijn.

  • Rond de zomer van 2015 komt de Minister met een nader onderbouwd standpunt inzake de inzet van Duitsland en Frankrijk met betrekking tot het minimumloon van buitenlandse vrachtwagenchauffeurs die over hun grondgebied rijden.

Wij hebben genoteerd dat de heer Ulenbelt, afhankelijk van de invulling van het begrip «rond de zomer», nog gelukkiger zou kunnen worden dan hij al is.

Mevrouw Yücel (PvdA): Ik ga ervan uit dat in de reguliere voortgangsbrief apart wordt gerapporteerd over de voortgang rondom Fair Produce.

De voorzitter: Dat heeft de Minister inderdaad gezegd, maar het is goed dat u dat hier hebt herhaald.

Ik dank de Minister en zijn medewerkers voor hun komst naar de Kamer en de mensen die het debat hebben gevolgd voor hun belangstelling.

Sluiting 16.02 uur.

Naar boven