29 407 Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

Nr. 171 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2013

Op 5 juni jl. stuurde ik u, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), een afschrift van de reactie van de Europese Commissie aan het Iers voorzitterschap op de gezamenlijke brief die Nederland samen met Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk stuurde inzake oneigenlijk gebruik, rechtsmisbruik en fraude van het vrij verkeer van personen, waarvan ik u op 16 mei jl. een afschrift heb gezonden. Ik heb u daarbij aangegeven dat ik de uitkomsten van de discussie hierover in de JBZ-raad d.d. 6 en 7 juni jl. zou betrekken bij de beantwoording van het verzoek van uw vaste commissie voor SZW d.d. 29 mei jl. om te reageren op het artikel in de Volkskrant van 27 mei jl., getiteld «Brussel: inperking vrij verkeer burgers onnodig». Met deze brief doe ik u, mede namens de minister van SZW, deze toezegging gestand.

Hoewel het grootste deel van de EU-(arbeids)migranten geen problemen veroorzaakt of ervaart, blijkt dat de forse toename van het aantal EU-burgers in Nederland van de laatste jaren nog steeds gepaard gaat met schaduwkanten. Deze problemen liggen vooral in de sfeer van uitbuiting door malafide werkgevers en schijnconstructies. Ook maken sommige EU-burgers gebruik van het recht op vrij verkeer die onvoldoende kansen op de arbeidsmarkt hebben en door gebrek aan inkomen niet voldoen aan de voorwaarden van de richtlijn Vrij verkeer van personen (2004/38/EG). De gezamenlijke brief van de vier lidstaten toont aan dat deze laatstgenoemde problematiek breder wordt ervaren dan alleen in Nederland. Het uitgangspunt van de brief is dat we als voorstander van het vrij verkeer van personen – dus binnen de kaders van de huidige richtlijn – misbruik en fraude rond dat vrij verkeer van personen effectiever willen bestrijden. Dit is van belang om draagvlak bij onze burgers voor het vrij verkeer van personen te behouden.

In het Volkskrantartikel wordt de suggestie gewekt dat de opstellers van de gezamenlijke brief een inperking bepleiten van het vrij verkeer van personen. Deze suggestie is niet juist. Wij spreken ons in de brief juist ten volle uit voor vrij verkeer van personen en de Europese Commissie onderkent dit ook in haar reactie aan het Iers voorzitterschap. In de brief delen de vier Lidstaten hun zorgen over de negatieve gevolgen die optreden wanneer EU-burgers gebruik maken van het recht op vrij personenverkeer, zonder aan de voorwaarden van de richtlijn vrij verkeer te voldoen. Zij wijzen er op dat dit met name op gemeentelijk niveau zorgt voor knelpunten en pleiten voor effectieve instrumenten om misbruik en fraude rond het vrij verkeer van personen aan te kunnen pakken.

Naar aanleiding van de gezamenlijke brief heeft er over deze thematiek op 7 juni jl. een discussie plaatsgevonden tijdens de JBZ-raad. De brief van de Europese Commissie die mede aanleiding was voor het Volkskrantartikel was bedoeld ter voorbereiding op deze discussie. In haar brief gaat de Commissie uitgebreid in op de inhoud en de reikwijdte van het vrij verkeer van personen en de mogelijkheden om binnen de geldende regels op te treden tegen misbruik. Deze brief biedt wat mij betreft aanknopingspunten om nadere uitleg te vragen over de ruimte die Nederland heeft om ook in het geval van fraude en misbruik over te gaan tot het opleggen van een ongewenstverklaring. Verder zal de uiteenzetting van de Commissie over de toegang tot sociale voorzieningen worden betrokken bij de uitvoering van de motie Azmani/Hamer Kamerstuk 29 407, nr. 166 (d.d. 28 mei), die de regering verzoekt om binnen het Europees recht, wettelijk te verankeren dat gemeenten bij een bijstandsaanvraag van een EU-burger, voorafgaand aan het toekennen van een bijstandsuitkering, gaan toetsen bij de IND of de bijstandsaanvraag gevolgen heeft voor het rechtmatig verblijf.

Na afloop van de discussie in de JBZ-raad concludeerde het Voorzitterschap dat er geen meerderheid lijkt te bestaan die erkent dat het door de vier landen gesignaleerde misbruik een groot probleem is. Het Voorzitterschap gaf aan dat de expert werkgroep voor vrij verkeer gevraagd zal worden zich over de materie te buigen. Voor 1 oktober a.s. moet deze een tussenrapport uitbrengen aan de JBZ-Raad. De lidstaten wordt gevraagd hiertoe tijdig inbreng aan te leveren. Eind van dit jaar zal er een eindrapport worden opgeleverd.

Het kabinet maakt er op nationaal niveau werk van om de ongewenste neveneffecten die gepaard gaan met de toename van arbeidsmobiliteit uit andere lidstaten tegen te gaan en aan te pakken. Ik noem het tegengaan van uitbuiting en voorkomen van verdringing door niet-marktconforme beloning. Relevant zijn hier de aanpak van malafide uitzendbureaus en van schijnconstructies (zie: het «Actieplan bestrijden van schijnconstructies» dat uw Kamer op 11 april jl. is toegegaan; Kamerstuk 17 050, nr. 428) en de inzet op betere registratie van EU-burgers in Nederland. Verder zijn van belang de pilot aanpak overlast gevende EU-burgers en de aanpak van criminele EU-burgers.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven