Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29404 nr. 21 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29404 nr. 21 |
Vastgesteld 22 juli 2005
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2 hebben op 16 juni 2005 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:
– de brief van de minister van LNV van 5 november 2004 met de aanbieding van het rapport van de Commissie coëxistentie primaire sector (29 404, nr. 6);
– de brief van de minister van LNV van 7 april 2005 met de kabinetsreactie op het bovengenoemde rapport (29 404, nr. 8);
– de brief van de staatssecretaris van VROM van 18 april 2005 over openbaarheid ggo-proefveldlocaties (27 428, nr. 61);
– de brief van de minister LNV van 2 juni 2005 over detectiemethoden illegale gmo-producten (27 428, nr. 62).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Ormel (CDA) staat in beginsel positief tegenover genetische modificatie van planten, onder andere omdat daarmee een bijdrage kan worden geleverd aan duurzame landbouw. Er bestaan grote verschillen van mening over de introductie van genetisch gemodificeerde gewassen. Voorstanders wijzen erop dat biotechnologische ontwikkelingen veel kansen bieden voor de voedselvoorziening. Tegenstanders wijzen erop dat er risico's zijn voor milieu en volksgezondheid. Zij wijzen het in wezen op ethische gronden af. Hierbij kan de vergelijking worden gemaakt met een vegetariër die toch in contact komt met dierlijke producten, bijvoorbeeld doordat medicijnen een coating van gelatine hebben. Dat laagje is te vergelijken met ggo-vrije producten met minder dan 0,9% genetisch veranderd materiaal.
Een belangrijke vraag is of de keuzevrijheid van consumenten en producenten afdoende is gewaarborgd, als genetisch veranderde planten in het Nederlandse ecosysteem worden geïntroduceerd, en of een ggo-vrije voedselketen dan nog mogelijk is. Het uitgangspunt bij de vergunningverlening is dat er geen onomkeerbare risico's zijn voor biodiversiteit en voedselveiligheid en dat het doel van de genetische verandering van het gewas en het voordeel ten opzichte van het gangbare, niet genetisch gemodificeerde gewas duidelijk worden omschreven. Deze informatie moet voor een breed publiek toegankelijk zijn. Een van de aanbevelingen van de commissie-Van Dijk is om per gewas een fonds in te stellen waarop een beroep kan worden gedaan, als partijen zich houden aan de afspraken, maar er toch schade ontstaat. De regering is bereid om zich garant te stellen voor een gelimiteerd schadesegment en enkele jaren bij te dragen aan de apparaatskosten van dit fonds. Om hoeveel jaar en om welke bedragen gaat het dan?
Hoe kan worden voorkomen dat dit fonds leidt tot een grote hoeveelheid regels en bureaucratische rompslomp? Is dit fonds alleen bedoeld voor schade die ontstaat door vermenging? Wie is aansprakelijk voor eventuele vervolgschade?
De commissie-Van Dijk heeft ook aandacht gevraagd voor de internationale aspecten. Er dienen van tevoren afspraken te worden gemaakt over schade door het verwaaien van zaden, omdat er geen pollenscherm langs de grens kan worden gezet. Er moet niet worden gewacht tot het eerste conflict ontstaat, maar mogelijke definitieverschillen en aansprakelijkheidsvraagstukken moeten van tevoren in kaart worden gebracht. Hierbij kan worden gedacht aan het instellen van een bindende internationale arbitragecommissie.
Als democratisch wordt besloten om coëxistentie toe te staan, is het onaanvaardbaar dat hiervoor geheime gebieden worden aangewezen om te voorkomen dat de proefvelden worden vernietigd. De minister van Justitie heeft op vragen van de heer Atsma en de heer Ormel geantwoord dat er geen grotere prioriteit wordt toegekend aan opsporing en vervolging hiervan. Dat zou eigenlijk wel moeten gebeuren.
De politiek heeft de taak om de grenzen bij deze biotechnologische ontwikkelingen aan te geven. Het is mede een taak van de overheid om te zorgen voor voorlichting, zodat het draagvlak hiervoor behouden blijft.
Mevrouw Van Velzen (SP) merkt op dat een van de conclusies van de commissie-Terlouw was dat Nederland te klein is voor de teelt van transgene gewassen, omdat vermenging niet uitgesloten kan worden. Dat is ook een van de redenen waarom deze risico's niet verzekerd kunnen worden bij de verzekeringsmaatschappijen. Biologica heeft al afstand genomen van het gen-akkoord van de commissie-Van Dijk en opgeroepen om niet op grote schaal over te gaan tot de introductie van gentechnologie. Mevrouw Van Velzen is geen principiële tegenstander van gentechnologie, omdat hierdoor micro-organismen kunnen worden ingezet voor het bestrijden van chemische verontreiniging. Bij voedingsgewassen moet eerst worden gekeken naar de voordelen en de risico's, voordat er onomkeerbare stappen worden gezet.
Er is geen gedegen analyse gemaakt van de kosten en baten van de introductie van gentechgewassen. De meeropbrengsten per hectare moeten worden afgewogen tegen de kosten om vermenging en uitkruising te vermijden of te vergoeden. Er zijn wel allerlei claims, zoals een grotere oogst, minder inzet van bestrijdingsmiddelen en goed bestand zijn tegen droogte, maar daarvan is nog weinig bewijs geleverd en het laatste punt is voor Nederland niet relevant.
De ggo-vrije boeren kunnen problemen krijgen met de export van hun producten, als er in andere landen strengere regels gelden. Een ander probleem is dat er vervuiling van over de grens kan komen. Als er sprake is van vermenging of uitkruising, moeten de telers en veredelaars aansprakelijk worden gesteld. Of moeten de biologische boeren dan bewijzen waar het zaad en de pollen vandaan komen? In het convenant is niets opgenomen over vervolgschade, terwijl dat voor biologische boeren erg belangrijk kan zijn.
De aanbevelingen van de commissie-Van Dijk houden in dat er een beroep wordt gedaan op de overheid voor een bijdrage aan het schadefonds, financiering en extra onderzoek. Is de overheidsbijdrage aan het schadefonds een vorm van staatssteun voor een bepaalde sector die door Europa wordt toegelaten?
Volgens de LTO zijn overheidsbijdragen essentieel voor de ontwikkeling van gentechnologie in de primaire sector. Waarom kan de sector niet zelf de kosten dragen, als er zoveel van wordt verwacht? Als het risico van schade klein is, waarom moeten de overheid en alle andere boeren dan bijdragen aan het schadefonds? Waarom hoeft de zaadveredelingssector, die baat heeft bij de introductie van gentechnologie, niet bij te dragen, maar agrariërs in de primaire sector die niet kiezen voor gentechnologie, te weten de ggo-vrije boeren, wel? Is er een peiling gedaan of agrariërs bereid zijn mee te betalen aan schade die zij niet veroorzaken, of komt er straks een storm van protest, als deze regeling van kracht wordt?
Er is veel onderzoek gedaan naar de gewenste isolatieafstand om uitkruising te voorkomen, met verschillende uitkomsten. Bij de regelgeving in Europese landen variëren de isolatieafstanden voor maïs van 25 tot 800 m. Het zou beter zijn om te kiezen voor Europese regelgeving en om het principe te hanteren dat de vervuiler betaalt, dat al sinds 1973 is vastgelegd in het Europese milieuactieprogramma.
Het lijkt erop dat in het convenant wordt uitgegaan van 0,9% vervuiling, terwijl deze in de Europese regelgeving alleen is toegestaan als zij onvoorzien is. Als het zo doorgaat, kan deze 0,9% ook niet meer worden gegarandeerd. Voor biologische producten is nog steeds geen drempelwaarde vastgelegd. De inzet van het kabinet zou maximaal 0,1% moeten zijn.
Er is te weinig parlementaire controle op de opstelling van het kabinet bij Europese discussies over markttoelating. Bij de Milieuraad van 24 juni wordt een voorstel voorgelegd over de introductie van MON 863-maïs voor consumptie en verwerking in Europa. Op basis van welke onderzoeken neemt het kabinet hierover een standpunt in? Volgens de kranten was er sprake van negatieve effecten op proefdieren. Kan de Kamer hierover nader worden geïnformeerd?
De heer Waalkens (PvdA) spreekt zijn waardering uit voor het feit dat de commissie-Van Dijk de partijen bij dit moeilijke onderwerp rond de tafel heeft kunnen houden, maar merkt op dat zij op een vrijblijvende manier een aantal aspecten heeft aangestipt. De beleidsreactie van het kabinet is niet alleen uiterst mager, maar ook slechts ondertekend door LNV en VROM, terwijl Justitie betrokken is bij kwesties van verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Er moet niet alleen iets worden geregeld voor het primaire deel van de keten, tussen boeren, maar ook met de organisaties en de overheid. Welke voornemens heeft het kabinet om verderop in de keten iets te regelen, om te zorgen dat er keuzevrijheid is en eerlijke kansen voor consumenten en producenten?
Door de Europese Unie is een aantal uitgangspunten vastgesteld bij het regelen van coëxistentie, bijvoorbeeld dat er een detectiegrens is van 0,1%. Aan het begin van de keten, bij het uitgangsmateriaal, moet deze grens niet worden overschreden. Is dat ook de inzet van het kabinet? Bij onbedoelde en niet te voorkomen contaminatie, die onder de grens van 0,9% moet blijven, is er een verantwoordingsplicht. Boven 0,9% is er een etiketteringsplicht.
De heer Waalkens staat niet negatief tegenover biotechnologie of het genetisch modificeren van planten, maar is van mening dat daarbij grote zorgvuldigheid moet worden betracht. De eerste stap zijn de veldproeven en de tweede stap is het mogelijk commercieel telen van genetisch gemodificeerde gewassen. Er zijn zeer zorgvuldige veldproeven met aardappels opgezet, waarbij het risico van contaminatie verwaarloosbaar is. Als de basis wordt gelegd voor coëxistentie bij meerdere gewassen, moeten er in Europees verband afspraken worden gemaakt over isolatieafstanden, omdat er geen pollenscherm is tussen de lidstaten. Er moeten ook afspraken worden gemaakt over internationale arbitrage.
Zoals in de petitie is opgemerkt, zouden ggo-vrije gewassen de standaard moeten zijn en de introductie van genetisch gemodificeerde gewassen de uitzondering, maar het lijkt erop dat dit wordt omgedraaid. Dit is ook van belang voor de afbakening van gebieden. In beginsel zou Nederland gmo-vrij moeten zijn, met uitzondering van gebieden waar genetisch gemodificeerde gewassen zijn toegestaan, als eerste stap om te zien of je de introductie daarvan goed kunt monitoren. De genetisch gemodificeerde zetmeelaardappelen worden dan niet in het hele gebied van Avebe geteeld, maar alleen in het hart van de Veenkoloniën. Het is de taak van de overheid om de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid te regelen, zoals in het nieuw BW is vastgelegd. Deze sturende rol van de overheid ontbreekt in de kabinetsreactie. Bij dit onderwerp moet niet worden gekozen voor een productschapsverordening, waarbij partijen dit in onderling overleg regelen.
Bij het schadefonds zou als richtlijn moeten gelden dat degene die introduceert, verantwoordelijk is. Het is niet op voorhand duidelijk dat er sprake is van vervuiling, maar als dat risico bestaat, is degene die introduceert ook de vervuiler, en heeft de gevolgen daarvan te dragen.
De informatieplicht is hierbij ook van groot belang. Bij een reis door Spanje bleek dat daar genetisch gemodificeerde gewassen worden geïntroduceerd, terwijl de telers daar soms zelf niet eens van op de hoogte zijn. De proefvelden kunnen wel globaal worden aangeduid, maar bij de commerciële teelt van GMO-gewassen moet de informatieplicht, bijvoorbeeld tegenover de buren, niet per 1 februari gelden, maar per 1 september, aan het begin van het plantseizoen.
De heer Geluk (VVD) merkt op dat er van oudsher al afspraken worden gemaakt in de land- en tuinbouw over coëxistentie, bijvoorbeeld over graszaad en verschillende soorten kool, om te voorkomen dat er vermenging plaatsvindt. De commissie-Van Dijk heeft gezorgd dat er een convenant is afgesloten met de partijen die betrokken zijn bij de primaire productie. Als het waar is dat Biologica zich hiervan distantieert, zoals in de krant staat, is dat wel een probleem. Bij het convenant gaat het niet zozeer om zaaizaad, als wel om de teelt van consumptiegewassen. Door de Europese Commissie is coëxistentie toegelaten bij bepaalde gewassen waarnaar wetenschappelijk onderzoek is gedaan. Dan moeten er ook afspraken worden gemaakt over het telen daarvan. Het is ook van belang voor de duurzame landbouw dat LNV invulling geeft aan deze overeenkomst.
Door de coëxistentieovereenkomst krijgen de consumenten meer keuzevrijheid, omdat zij go-gewassen, biologische gewassen of gangbare teelten kunnen gebruiken. Wanneer er afspraken zijn tussen producenten onderling, zal er ook een draagvlak ontstaan voor het toepassen van deze teelten.
Het belang van biotechnologie moet niet worden onderschat. Wereldwijd vindt al op 91 miljoen hectare teelt van genetisch gemodificeerde gewassen plaats, bijvoorbeeld in China, maar ondanks de Lissabon-overeenkomst lijkt deze ontwikkeling aan Europa voorbij te gaan. Vertrouwen in de wetenschap en goede voorlichting zijn van groot belang, omdat wetenschappelijk is aangetoond dat biotechnologie op veel punten geen gevaar oplevert. Er is ook wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de isolatieafstanden, maar de voorgestelde afstanden zijn nog ruimer, zodat er sprake is van extra zekerheid. Kan de regering zorgen dat er meer voorlichting wordt gegeven, zodat het belang hiervan meer zichtbaar wordt voor de mensen?
Het schadefonds is als een extra zekerheid ingebouwd, maar daar hoeft geen beroep op gedaan te worden, als het allemaal goed wordt uitgevoerd. Bij de aansprakelijkheid is de vraag wat er gebeurt, als iemand zich aan de regels houdt, maar er toch contaminatie optreedt. Het is niet meer dan rechtvaardig dat de direct betrokkenen, de verwerkers, de primaire producenten en degenen die er belang bij hebben, bereid zijn om hun deel van de premie te betalen. Het gaat hierbij niet om grote bedragen, omdat er op beperkte schaal wordt begonnen met een aantal teelten. De heer Geluk sluit zich aan bij de vragen over arbitrage in de internationale context. Hierover zou Europese regelgeving moeten worden vastgesteld, bijvoorbeeld omdat in Duitsland ook veel telers van gg-aardappels zitten, maar het is waarschijnlijker dat er nationale regels over komen, gezien de ontwikkelingen in Europa. Er moeten duidelijke juridische regels zijn, zodat er geen ellenlange procedures nodig zijn.
Om sabotage bij de proefvelden te voorkomen wordt voorgesteld om het raster iets groter te maken, maar het is nog altijd mogelijk om erachter te komen waar zij zich bevinden. Als er een openbaar register wordt opgesteld van degenen die inzage in de proefvelden vragen bij de gemeente of de provincie, heeft men daar meer zicht op. Dit is mogelijk volgens het Verdrag van Aarhus.
De heer Rouvoet (ChristenUnie) merkt op dat de coëxistentie van genetisch gemodificeerde, conventionele en biologische gewassen op een zorgvuldige manier moet worden benaderd, omdat het een ingewikkeld probleem is. De ChristenUnie heeft hierbij altijd een kritische lijn gekozen. De minister stelt dat coëxistentie een economisch vraagstuk is dat primair onder de verantwoordelijkheid van de betrokken partijen valt. Hij heeft geprobeerd mensen met tegengestelde belangen om de tafel te brengen om tot een breed gedragen convenant te komen, maar de milieu- en consumentenorganisaties maakten geen deel uit van de commissie-Van Dijk. De heer Rouvoet is geen principieel tegenstander van biotechnologie, maar hij is van mening dat hierbij het voorzorgprincipe moet gelden. Er moeten goede redenen zijn om tot nieuwe stappen te komen en daarbij moeten de noodzakelijke waarborgen worden gegeven.
Coëxistentie moet niet alleen economisch benaderd worden, omdat dit een ethisch geladen onderwerp is. Als men kiest voor een convenant met vrijwillige afspraken tussen de betrokken partijen, verschuift het middel van wetgeving naar de achtergrond, maar dit moet in beeld blijven, omdat alleen daardoor de mogelijkheid om voor ggo-vrije producten te kiezen kan worden gegarandeerd.
Volgens de minister zijn de voorstellen van de commissie-Van Dijk efficiënt, kosteneffectief en proportioneel. Enkele kritiekpunten van Biologica en anderen zijn dat de openbaarheid van veldproeven wordt ingeperkt, dat er geen voorstellen zijn gedaan om coëxistentie in het voor- en natraject van de keten te regelen, en dat er niet wordt ingegaan op de aansprakelijkheid voor vervolgschade. In de petitie van 14 organisaties zijn deze punten ook genoemd.
Biologica heeft gepleit voor een time-out, zolang er nog geen Europese aanpak is van coëxistentie en aansprakelijkheid. Is het wel in het belang van de Nederlandse export om een eigen lijn te kiezen, aangezien 80% van de export binnen Europa blijft, terwijl 70% van de Europese bevolking een zeer kritische houding tegenover gentech inneemt?
De heer Rouvoet onderschrijft de aanbevelingen van de commissie-Van Dijk die bij de volgende voorwaarden aansluiten. Zolang niet gegarandeerd kan worden dat vervuiling van ggo-vrije producten door de introductie van genetisch gemodificeerde gewassen op het vrije veld en in de rest van de keten wordt voorkomen, wordt niet voldaan aan het voorzorgprincipe. Er moet keuzevrijheid zijn voor de boer en de consument en ggo-vrij uitgangsmateriaal moet behouden blijven. Er moet een schadefonds zijn voor boeren die ggo-vrij willen blijven, maar bij wie dat niet lukt. Verder moet het principe gelden dat de vervuiler betaalt, zodat degene die deze producten introduceert, daarvoor de verantwoordelijkheid draagt. Bovendien moet de etiketteringsplicht worden verruimd naar met gg-gewassen gevoederde dieren, zoals de gentech-coalitie naar voren heeft gebracht.
De Europese norm van 0,9% contaminatie bij producten in het schap moet gehandhaafd blijven, maar voor zaaizaad is deze 0,1%. De Europese Commissie lijkt deze te willen verschuiven naar 0,3 of 0,5. Kan de minister toezeggen dat hij de norm van 0,1% in de raad zal verdedigen?
De heer Van der Ham (D66) benadert genetische modificatie met een kritische, maar positieve houding. De reden voor deze «ja, mits»-benadering is niet zozeer dat China en Amerika het ook doen, als wel dat er voordelen aan zijn verbonden, zoals voor het milieu bij de Avebe-aardappel. Door de witte biotechnologie kan veel energie worden bespaard. Sommige schimmels bij de bananenteelt in Afrika kunnen door gentech worden bestreden. De consumenten in Europa hebben de keuzevrijheid om het niet te kopen, als zij het niet willen. Bij het schadefonds wordt niet het principe gehanteerd dat de vervuiler of degene die introduceert, betaalt. Uit de brief blijkt dat de minister van mening is dat eerst de producenten moeten bewegen en dat hij daarna wat gaat doen, maar het risico is dan dat iedereen op iedereen wacht. Bij controle op de schade moet het uitgangspunt van de commissie-Terlouw worden gehanteerd dat men niet als rechter in eigen zaak mag optreden. Deze controle kan niet aan de wetenschap worden overgelaten, maar moet aan een onafhankelijke instantie worden opgedragen die wel bekend is met de wereld van de gentechnologie. Verder moet er een duidelijk onderscheid zijn tussen ggo- en niet-ggo-zaden, waarbij de standaard van 0,1% gehandhaafd moet blijven.
De commissie-Van Dijk is terecht voorzichtig met het doen van uitspraken over isolatieafstanden. Kan de minister nader ingaan op de internationale aspecten van coëxistentie?
Bij de openbaarheid van de velden is gekozen voor een gewasspecifieke benadering voor aardappelen, bieten en maïs, maar bij andere gewassen wil de minister dat aan de markt overlaten. Door meer regelgeving en verplichtingen op dit gebied kan de twijfel bij veel mensen worden weggenomen en wordt de sector een handvat geboden. Er is gekozen voor een specifieke en globale aanduiding van proefveldlocaties. Dat is wel heel creatief, maar daarmee wordt niet uitgesloten dat activisten er toch achter komen of zich op de globale locatie richten. Bij het debat over het Verdrag van Aarhus is openbaarheid ook als uitgangspunt genomen, omdat mensen meer ontspannen reageren op nieuwe ontwikkelingen, als zij actief worden geïnformeerd. Als zij iets vermoeden en dan via een register moeten achterhalen wat er aan de hand is, wordt de weerzin groter dan wanneer het op een website te vinden is.
Er is een enorme markt te winnen in Europa voor duurzame, biologische landbouw, maar op een aantal punten gelden in andere landen strengere normen. Als er een level playing field is op dit gebied, wordt het misschien makkelijker voor de biologische landbouw om te exporteren.
De heer Duyvendak (GroenLinks) haalt een opmerking aan uit een interview met de minister in Trouw dat gentechvrije regio's in Nederland ondenkbaar zijn, omdat ons land daarvoor te klein is. Je zou ook kunnen zeggen dat Nederland te klein is voor gentech, omdat gentechvrije productie daarmee onmogelijk wordt. De heer Duyvendak is vooralsnog tegenstander van de introductie van gentech in de landbouw, omdat de voordelen, die niet hard zijn aangetoond, niet opwegen tegen de risico's. De minister spreekt zich ook uit tegen het hanteren van het voorzorgbeginsel. Hij geeft als voorbeeld de introductie van DDT in Nederland, waarbij hij opmerkt dat zijn vader de geur van DDT, waarmee hij de kool besproeide, heerlijk vond. Als het voorzorgbeginsel toen wel was gehanteerd, had men veel gezondheidsproblemen in de agrarische sector kunnen voorkomen. Als er twijfel is over de risico's, moet je niet tot introductie overgaan.
Er zijn berichten dat er wordt aangestuurd op Europese harmonisatie wat coëxistentie betreft. Er wordt altijd gezegd dat er een level playing field moet zijn, maar op dit gebied wijkt Nederland af van de aanpak in andere landen. De biologische en de gangbare landbouw lopen hierdoor grote risico's, ook op economisch gebied. De rol van de overheid bij de introductie is cruciaal, omdat het gaat om een kwetsbare aangelegenheid. Het is niet primair een economische zaak, zoals de minister zegt, maar een ethisch en een ecologisch debat, waar economische kanten aan zitten.
De overheid dient hierbij het voortouw te nemen door kaders en regels vast te stellen. Er gebeurt echter het omgekeerde. De overheid verschuift de taak van wetgeving naar de betrokkenen, zoals het productschap, maar zij neemt wel de taak op zich om bij te dragen aan het schadefonds, waarmee het principe dat de vervuiler betaalt wordt losgelaten. Opvallend is ook dat consumenten- en natuur- en milieuorganisaties niet zijn uitgenodigd om mee te werken aan het convenant. Daarmee wordt weer eens duidelijk dat het ministerie van LNV te sterk verbonden is met deze sector en beter kan worden opgeheven en vervangen door een departement voor duurzame ontwikkeling.
De aansprakelijkheid moet ook wettelijk worden geregeld. Daarbij gaat het niet alleen om directe schade, maar ook om de gevolgen verderop in de keten of schade aan milieu en gezondheid die later kan optreden, zoals bij DDT. Bij de veldproeven moeten harde afspraken worden gemaakt over de isolatieafstanden. De voorstellen over openbaarheid zijn ook niet bevredigend. Als er sprake is van coëxistentie ligt het voor de hand dat men zijn buren en anderen informeert. Als deze informatie wordt achterhouden, leidt dat tot wantrouwen, terwijl er toch al sprake is van uiteenlopende belangen. Bij het zaaigoed moet worden vastgehouden aan de grens van 0,1%. 0,9% gold alleen voor uitzonderingen. Destijds is al gewaarschuwd dat dit de nieuwe norm kon worden, maar dat is niet de bedoeling. Onderschrijft de minister deze opvatting?
Het antwoord van de bewindslieden
De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid merkt op dat niet de vraag voorligt of de teelt van genetisch gemodificeerde organismen moet worden geïntroduceerd, maar hoe de toegelaten teelten moeten verkeren met teelten die daarmee niet moeten worden gecontamineerd. De ethische afweging is een van de afwegingen bij de toelating van een ggo-teelt, misschien zelfs de belangrijkste, maar deze vindt niet plaats bij de vraag of er coëxistentie moet zijn. De staatssecretaris voor Milieu specificeert de criteria bij de toelating. Als deze teelten er zijn, is de vervolgvraag of zij worden toegepast. De vraag voor overheid en bedrijfsleven is op welke wijze men omgaat met mogelijke belangentegenstellingen. Deze tegenstellingen kunnen worden overbrugd door ze bespreekbaar te maken en door daarover afspraken te maken in een convenant waar men zich vervolgens aan heeft te houden.
Het citaat uit Trouw over het voorzorgprincipe is enigszins uit de context gehaald. Het was vooral bedoeld als een relativering, omdat er in het verleden ook wel eens iets verkeerd is gegaan. Dat soort risico's bestaan altijd. De strekking van deze opmerking is dat nieuwe technologische ontwikkelingen niet zonder meer overgenomen moeten worden, maar dat daarbij ook lering moet worden getrokken uit het verleden.
In Duitsland is een wettelijk kader ontwikkeld en worden gentechvrije zones aangewezen. Een soortgelijke aanwijzing van zones kan in Nederland niet, omdat dat grote productietechnische en ruimtelijkeordeningsproblemen met zich brengt, bijvoorbeeld als iemand ggo wil telen in een gebied waar het niet mag. De overheid zou deze gebieden moeten vaststellen en vervolgens moeten de ondernemers, boeren of burgers daarmee aan de slag gaan. In Oost-Duitsland kunnen grote gebieden worden uitgezonderd. Bovendien gaat het daar om andersoortige gewassen dan waar Nederland het in de toekomst van moet hebben. De Commissie heeft veel belangstelling voor hoe de coëxistentie in Nederland wordt geregeld, want er is nog geen Europese regeling. Wat voor soort afspraken worden er gemaakt? Welke partijen worden erbij betrokken? Welke garanties en toezichtsmechanismen worden daarbij in het leven geroepen? Deze vormgeving wordt wellicht op Europees niveau nagevolgd en wordt dan ook geborgd door Europese wetgeving, maar vooralsnog is deze er nog niet.
De minister heeft overleg gehad met Biologica, die nog wat kritiekpunten had. Daarna zijn de partijen nog een keer om de tafel gaan zitten. Zij staan nog steeds allen achter het convenant. Er is een discussie over de drempelwaarde voor zaaizaad van 0,1%. De partijen zullen ook spreken over mogelijkheden voor vervolgafspraken in de keten. De door Biologica voorgestelde time-out is niet meer relevant, omdat de besprekingen worden voortgezet om een aantal kwesties beter te regelen. Het ministerie zal daarvoor faciliteiten blijven bieden. Om te voorkomen dat er een grote hoeveelheid regelgeving, administratieve rompslomp en bureaucratie ontstaat bij het schadefonds, is gekozen voor een praktische invulling door een productschapsheffing. Het gaat erom of de regelgeving dwingend is en sancties kent. Een productschapsverordening is vrijwel hetzelfde als wetgeving; nearby law. Er wordt nog overwogen of de overheid garant moet staan voor een gelimiteerd schadesegment. De regeling voor waterschade kan als voorbeeld worden genomen, waarbij de overheid een garantiestelling op zich neemt en het restant ten laste van het bedrijfsleven komt. Deze regeling is in Brussel aanvaard. Er is nog geen verzekeringsmaatschappij die deze schade wil dekken. De reden daarvoor is dat de risico's nog niet overzienbaar zijn. Op 21 juni is er overleg met het Institute for Risk Management in Agriculture, dat ook heeft geadviseerd bij het fonds voor waterschade.
Het schadefonds is gericht op het vergoeden van gewasschade die het gevolg is van vermenging op het primaire bedrijf. Het gaat om de economisch-juridische vraag hoe partijen met elkaar omgaan, als zij elkaar schade berokkenen bij de bedrijfsuitoefening, het telen van een gewas. De aansprakelijkheid voor vervolgschade blijft in beginsel bij de ketenpartijen, maar daarover vinden nog besprekingen plaats. Het fonds is bedoeld voor de vrijwaring van gevallen van contaminatie, waarbij alles volgens de regels is gebeurd, bijvoorbeeld wat de veiligheidsafstanden betreft. Het is nog te vroeg om te zeggen om welke bedragen het gaat, omdat andere partijen daardoor kunnen worden beïnvloed. Als er aanwijsbare schade is, is er wel een veroorzaker, maar iemand die zich aan de regels houdt, is geen vervuiler. Als iemand zich niet aan de regels houdt, is hij gehouden tot het vergoeden van de schade. Nederland loopt niet vooruit op internationale ontwikkelingen, maar probeert daar wel mede vorm aan te geven. De detectiegrens van 0,1% bij zaaizaad is niet vastgelegd in Europese regelgeving, maar wordt wel gehanteerd. De minister streeft daar ook naar. Omdat de biotechnologische ontwikkelingen zeer snel gaan, is het van groot belang dat de overheid hierover informatie verschaft aan het publiek. Er worden periodieke trendanalyses uitgegeven van nieuwe ontwikkelingen en de meningen van de burgers daarover. Uit een recente enquête blijkt dat minder dan 50% van de consumenten zich zorgen maakt over elementen van gentechproducten in het voedsel. Verder is er het voorlichtingsbureau. Iedereen kan bij de openbare vergunningsprocedure voor de toelating zien wat er gebeurt. Hierbij kan het devies van Thorbecke gelden: openheid is licht, beslotenheid is duisternis.
Bij de toelating wordt door de overheid ingegaan op de ethische en andere effecten van de beschikbare technologie van gentechgewassen of bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen. Daarbij wordt nagegaan of de volksgezondheid, het milieu of de positie van anderen hierdoor wordt benadeeld. Vervolgens is de vraag of het toepassen van deze nieuwe technologie in de praktijk nadelen met zich brengt voor degenen die deze niet toepassen. Het is niet aan de overheid om een kosten-batenanalyse uit te voeren en te kijken naar de maatschappelijke voordelen. De ondernemers maken zelf een individuele afweging of het voordelen heeft om dit te doen.
De milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen kan sterk worden verminderd, als er door biotechnologische ontwikkelingen een aardappel komt die resistent is tegen phytophtera. De overheid ondersteunt het onderzoek op dit gebied.
De biologische sector is belangrijk als pijler van duurzame landbouw. Via Biologica was deze betrokken bij het convenant, waarin hogere eisen zijn vastgelegd voor isolatieafstanden. De uitvoering van het convenant gebeurt in overleg met de betrokken partijen.
De staatssecretaris voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer merkt op dat bij een vergunningaanvraag het doel van het project en van de genetische verandering van gewassen moet worden vermeld. Het publiek wordt over de vergunningaanvraag uitvoerig geïnformeerd via de Staatscourant, de dagbladen en de internetsite van VROM, zodat deze informatie breed wordt verspreid. Bij de openbaarheid van de gegevens over veldproeven is het uitgangspunt dat het vernielen van proefvelden niet kan worden getolereerd. Er is uitvoerig gesproken over de vraag hoe de risico's van openbaarheid kunnen worden beperkt. Daarbij is ook gesproken over de suggestie om een register aan te leggen van degenen die deze informatie willen hebben. Een begin van een oplossing is om het kader te verruimen. Daarnaast wordt de aandacht van het Openbaar Ministerie voor de opsporing benadrukt. Als dat niet tot de gewenste resultaten leidt, kan worden overwogen om tot een register over te gaan, ook al is dat juridisch lastig, vanwege de wetgeving op het gebied van openbaarheid en persoonsregistratie.
Er zijn verschillende redenen om onderscheid te maken bij de openbaarheid van proefveldlocaties en van commerciële teelten. Bij commerciële teelt is de vernieling van specifieke velden niet mogelijk, omdat deze zeer breed verspreid zijn. Bovendien zijn de financiële consequenties per hectare aanzienlijk geringer dan bij de zeer kostbare proefvelden.
Wat betreft geografische spreiding is het formeel wel mogelijk dat een gemeente op grond van de bevoegdheden in de Wet op de ruimtelijke ordening overgaat tot het aanwijzen van ggo-vrije zones binnen de gemeente. De vraag is of dat effectief is, tenzij je Nederland als één gemeente wilt zien.
Er komt nog een fiche met informatie over het dossier over MON 863-maïs. Het dossier omvat 6000 pagina's. Het niet vertrouwelijke deel ligt bij de bibliotheek van VROM ter inzage. Het wordt ook toegankelijk doordat het op internet wordt gezet. De rattenstudies die zijn uitgevoerd, gaven geen aanleiding om te constateren dat er risico's zijn voor mens en milieu, zodat hiermee akkoord kan worden gegaan in de Milieuraad.
Er is afgesproken dat er bij elk biotechnologieproject aandacht wordt besteed aan communicatie en voorlichting, waardoor kan worden bijgedragen aan de acceptatie, zoals in het algemene debat hierover is besproken.
Er is een heel gedegen kader opgezet om de ggo's te regelen. Daarin zijn waarborgen vastgelegd voor de gezondheid van mensen en de veiligheid voor het milieu. Het is niet mogelijk om te komen tot een moratorium of het vrijwaren van gentechteelt. Deze zaken worden van geval tot geval beoordeeld. Daarbij gelden heldere en strakke criteria, zodat men daar heel voorzichtig mee is. Als er geen reden is om er niet mee in te stemmen, wordt daarmee ingestemd.
Op grond van de Wet Milieubeheer kan de staatssecretaris geen isolatieafstanden opleggen voor het vermijden van vermenging en economische schade. Afhankelijk van de soort modificatie, het gewas en het klimaat zijn er verschillende afstanden, zodat er niet één afstand verplicht gesteld kan worden.
De heer Ormel spreekt zijn vertrouwen uit in het koopmanschap van de minister wat betreft de overheidsbijdrage aan het schadefonds en gaat akkoord met de opstelling van de regering wat betreft coëxistentie.
Mevrouw Van Velzen vindt het niet onredelijk om te vragen naar een kosten-batenanalyse bij de bijdragen van het kabinet aan de ontwikkeling van gentechnologie. Zij vindt het zorgwekkend dat de verzekeringsmaatschappijen niet bereid zijn om het verzekeren van deze risico's op zich te nemen, omdat deze nog niet te overzien zijn. Heeft de regering een inschatting gemaakt van deze risico's? Als er sprake is van vermenging of uitkruising, is nog niet duidelijk bij wie de bewijslast ligt. Als het uitgangspunt wordt gehanteerd dat de vervuiler betaalt, hoeft de overheid niet mee te betalen aan een schadefonds en hoeft er ook geen productschapsheffing ingevoerd te worden. Als de sector de risico's accepteert van de introductie van gentechnologie, zal hij deze zelf moeten dragen. Voor een goede controle is het van belang dat het parlement nog voor het algemeen overleg over de Milieuraad inzage heeft in de samenvatting op grond waarvan de minister tot een oordeel komt over het Monsanto-dossier van 6000 pagina's.
De heer Waalkens is verheugd over de toezegging om de detectiegrens van 0,1% voor uitgangsmateriaal te handhaven als uitgangspunt. Dat moet de inzet zijn van het kabinet bij de besprekingen in Europa, want er is nog niets geregeld en er liggen voorstellen om de grens te verschuiven naar 0,3, 0,5 of 0,7%. Een productschapsverordening is bijna wetgeving volgens de minister, maar door het creëren van een wettelijk kader kunnen de drie vormen van productie eerlijke kansen krijgen. De heer Waalkens juicht het toe dat er nog vervolgafspraken over de keten worden gemaakt, maar vraagt om de datum voor de informatieplicht te verschuiven van 1 februari naar 1 september.
De heer Geluk benadrukt dat een convenant een goede manier is om de coëxistentie te regelen. Bij de biotechnologie gaat het niet alleen om bedreigingen, maar ook om kansen. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij wil kijken hoe dit zich ontwikkelt. Zou hij hierover na een teeltjaar een brief kunnen sturen aan de Kamer? Over de parlementaire controle merkt de heer Geluk op dat niets mevrouw Van Velzen belet om zelf die 6000 pagina's door te nemen.
De heer Rouvoet geeft er bij zwaarwegende belangen de voorkeur aan dat wordt ingezet op het instrument van wettelijke regels en niet alleen op het maken van afspraken en je daaraan houden. De minister lijkt een salamitactiek te hanteren door te zeggen dat de ethische aspecten in het voortraject aan de orde zijn gekomen en dat het nu gaat om contaminatie bij de teelt. In een later stadium wordt verwezen naar de beslissingen die eerder zijn genomen, zodat men niet terug hoeft te komen op de principiële aspecten daarvan. De heer Rouvoet gaat niet akkoord met de kabinetsaanpak, omdat zijn bezwaren overeind zijn gebleven.
De heer Duyvendak vraagt of er nog een deel 2 komt van dit convenant, omdat er nog open einden zijn wat betreft de vervolgaansprakelijkheid in de keten en de detectiegrens voor zaaizaad. Als het gaat om bijna-wetgeving door productschappen, is het van belang dat de Kamer daar kennis van kan nemen en er opnieuw een debat over kan voeren. De overheid heeft hierbij ook een verantwoordelijkheid. Verder acht de heer Duyvendak het principieel onjuist dat de overheid er financieel in participeert, omdat het principe dat de vervuiler betaalt moet worden gehanteerd.
De minister blijft bij zijn standpunt dat de overheid nagaat of er algemene belangen worden geschaad, terwijl de kosten-batenanalyse wordt gemaakt door de particulieren die zich op dit pad begeven. Het gaat niet zozeer om de risico's als zodanig, maar om verzekerbare risico's, waarbij een verzekeringstechnische invalshoek bepalend is. De bewijslast ligt bij de betrokken partijen. Als de aansprakelijkheid aantoonbaar is, is het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Als deze niet aantoonbaar is, treedt het schadefonds in werking. Het streven is om de detectiegrens van 0,1% ook op Europees niveau gestalte te geven. Door de partijen bij het convenant wordt ook gesproken over deze grens in verband met de kosten die deze met zich brengt. Hiervoor is nader onderzoek nodig.
Er is geen sprake van een salamitactiek, maar er zijn twee fasen. In de eerste fase wordt besloten of een bepaalde technologie wordt toegelaten. De staatssecretaris heeft toegelicht hoe dat wordt getoetst. Daarbij wordt gezorgd dat er zo weinig mogelijk schade ontstaat. Vervolgens is de vraag wat je doet als die technologieën naast elkaar bestaan en elkaar schade kunnen berokkenen. Dan moet economisch-juridisch worden geregeld wie gehouden is om de eventuele schade te vergoeden. Er komt geen deel 2 van het convenant, maar er moeten nog een aantal kwesties geregeld worden. De partijen zijn bereid om daarover verder te spreken. De Kamer zal kennis kunnen nemen van wat daaruit komt en de minister dan kunnen uitnodigen om er verder over te spreken.
De staatssecretaris zegt toe het risicobeoordelingsformulier en het COGEM-advies over MON 863 toe te zenden, zodat duidelijk is op grond van welke informatie hij tot een besluit is gekomen. Er zijn afspraken gemaakt tussen de partijen over de datum van 1 februari. Als zij deze zelf werkbaar achten, is het niet verstandig om deze te verschuiven naar 1 september. Als er onverhoopt iets gebeurt binnen de termijn van een jaar, mag de Kamer verwachten dat de staatssecretaris met een reactie komt over wat men dan gaat doen, maar als er niets gebeurt, hoeft dat niet.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Nijs (VVD).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Van As (LPF) Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Veenendaal (VVD).
Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (ondervoorzitter), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD).
Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koser-Kaya (D66), Gerkens (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Oplaat (VVD), Sande (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29404-21.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.