29 400
Wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Wet op de economische delicten in verband met richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PbEG L 332)

nr. 8
AMENDEMENT VAN DE LEDEN DUYVENDAK EN GERKENS

Ontvangen 16 juni 2004

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel C, artikel 6a, wordt als volgt gewijzigd:

A. In het tweede lid wordt de zinsnede «tenminste gelijk is aan het bij regeling van Onze Minister te bepalen percentage van» vervangen door: gelijk is aan.

B. In het derde lid vervalt de laatste volzin.

Toelichting

Dit amendement zorgt ervoor dat direct na inwerkingtreding van het wetsvoorstel er een systeem is van 100% indirecte financiering van het in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van scheepsafval. Bij volledige indirecte financiering betaalt elk schip dat een haven aandoet een vaste toeslag op het havengeld als bijdrage aan de kosten van het ontvangst nemen, opslaan en verwerken van scheepsafval. Voor het afgeven van scheepsafval hoeft dan niet meer apart afgerekend te worden. Juist het apart moeten afrekenen van afval blijkt een grote drempel te zijn om afval netjes in te leveren in plaats van te lozen in zee.

In het wetsvoorstel wordt jaarlijks een percentage vastgesteld van het deel van de kosten dat indirect wordt gefinancierd. Hierdoor duurt het minimaal nog enkele jaren voordat er sprake is van volledige indirecte financiering. Deze termijn wordt ook nog eens afhankelijk gemaakt van een «afweging van milieubelangen, belangen van de exploitant van de havenontvangstvoorzieningen en de havenbeheerder». Voor een goede bescherming van het zeemilieu is echter een tijdige invoering van 100% indirecte financiering noodzakelijk.

Duyvendak

Gerkens

Naar boven