29 399
Uitwerking lumpsumbekostiging

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2005

1. Inleiding

In januari van dit jaar (Handelingen II, vergaderjaar 2004–2005, nr. 45 blz. 2737–2769) heb ik met u gesproken over het wetsvoorstel lumpsum. In juli heb ik daarover met de Eerste Kamer gesproken. Ik heb toen aangegeven, dat de voorbereidingen op de punten die er toe doen op schema liggen. Ook nu is dat het geval, er zijn geen onverwachte of onoplosbare tegenvallers, die er voor zorgen dat de voorbereidingen stagneren. De afgelopen maanden hebben we een goed zicht gekregen op de stand van zaken van de voorbereidingen op de invoering van lumpsum door besturen, directies en medezeggenschapsraden. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de stand van zaken en door de betrokken organisaties zijn alle besturen benaderd met de vraag naar de voortgang van de voorbereidingen op de invoering van lumpsum. In deze rapportage ga ik in op de conclusies van die onderzoeken en geef ik aan, welke activiteiten naar aanleiding daarvan ondernomen zijn. Allereerst informeer ik u over een aantal zaken, die zeker niet onbelangrijk zijn als het gaat om de voorbereiding op de invoering van lumpsum: wetgeving en financiële aangelegenheden.

2. Algemene voorbereiding

De voorbereidingen op financieel en juridisch terrein liggen goed op stoom. Analyses, berekeningen en simulaties geven een steeds beter beeld van de werkelijkheid. Daarbij wordt van de ervaringen in de pilots dankbaar gebruik gemaakt.

Wet- en regelgeving

Het wetgevingstraject verloopt volgens schema. De wijziging van de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op de expertisecentra (WEC) en de Wet Medezeggenschap Onderwijs 1992 (WMO) is in juli door de Eerste Kamer aangenomen. Daarmee is de wettelijke basis gelegd voor de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs. Dat wil, zoals u weet, echter niet zeggen dat de wet al in werking is getreden. Hierover ga ik met u in januari 2006 nog een keer praten.

De algemene maatregel van bestuur die het meetjaar (dat is het jaar dat de basis vormt voor alle berekeningen) regelt is klaar en wordt binnenkort gepubliceerd. De algemene maatregel van bestuur die de onderbouwing van de bekostiging geeft in formatieplaatsen per leerling wordt (of is) een dezer dagen aan u voorgelegd. Voor de ministeriële regeling met de bekostiging per formatieplaats, omgerekend naar bekostiging per leerling zijn de uitkomsten van het meetjaar en de uitkomsten van de besprekingen over de Voorjaarsnota nodig. Deze regeling wordt daarom uiterlijk 15 april 2006 gepubliceerd. Voor het bekendmaken van de herverdeelpercentages zijn de gegevens van het meetjaar nodig.

Voor speciale groepen als de trekkende bevolking en de instellingen voor visueel gehandicapten is specifieke regelgeving in voorbereiding. Kortom, de voorbereidingen op dit terrein verlopen volgens schema.

CFi

De invoering van de lumpsumfinanciering vereist een andere werkwijze bij CFI. CFI werkt aan een nieuwbouw van de bestaande geautomatiseerde systemen. De planning is dat deze nieuwbouw begin 2006 gereed is. Intussen heeft CFI de zogenaamde life-line gebouwd waarmee op basis van de bestaande systemen de invoering van lumpsum per 1 augustus 2006 gegarandeerd kan worden. Het life- line- systeem is getest en gereed voor productie mocht de nieuwbouw onverhoopt vertraging oplopen. Uitvoeringstechnisch kan de lumpsumfinanciering per 1 augustus 2006 van start gaan. Onafhankelijk onderzoek door Het Expertisecentrum (HEC) bevestigt dit.

In december zal HEC de vorderingen bij Cfi opnieuw onderzoeken. De resultaten van dit onderzoek worden meegenomen in de besprekingen met u over de invoeringsdatum van lumpsum primair onderwijs in januari 2006.

Simulatietool

Scholen en besturen kunnen oefenen met lumpsum. Op de website van CFI is een zogenaamde simulatietool beschikbaar. Met dit instrument kan men de toekomstige lumpsumvergoeding vergelijken met de huidige bekostiging volgens het formatiebudgetsysteem. Bij het gebruik van dit instrument zal men soms ook verschillen zien tussen de huidige en de toekomstige bekostiging.

Een helpdesk moet voorkomen dat directies en besturen de weg kwijt raken bij het gebruik van de simulatietool. Er wordt een apart team van deskundigen ingesteld om vragen van besturen te beantwoorden en waar nodig besturen te helpen met het analyseren van verschillen tussen lumpsum en declaratiebekostiging.

Meetjaar

Om een helder inzicht te krijgen in de huidige en toekomstige situatie is het ontzettend belangrijk dat de basisgegevens op orde zijn. Het schooljaar 2004/2005 is zoals u weet het meetjaar, op basis waarvan de lumpsumbedragen berekend worden. Om de lumpsumbedragen goed te kunnen berekenen moeten voor 10 oktober de juiste gegevens in het salarissysteem zijn ingevoerd. Eind 2004 zijn daarom alle scholen telefonisch benaderd om op het belang van goede gegevens te wijzen. In september zijn ook dit jaar weer alle scholen telefonisch benaderd.

Herverdeeleffecten

Hoezeer ik ook probeer om de overgang van het oude declaratiestelsel naar de nieuwe lumpsumfinanciering soepel te laten verlopen: herverdeeleffecten kunnen bij deze operatie niet voorkomen worden. De herverdeeleffecten kunnen definitief worden vastgesteld als de uitkomsten van het meetjaar (schooljaar 2004/2005) beschikbaar zijn. In de zomer hebben we een proef gehad met de levering van gegevens. De uitkomsten van deze proef wijken niet af van eerdere analyses. In de volgende paragraaf ga ik verder in op de oorzaken van de herverdeeleffecten. Ik wil voorkomen dat scholen en besturen door de herverdeeleffecten in problemen komen en dat daardoor het onderwijs gevaar loopt. Daarom wordt er een overgangsregeling getroffen. Die overgangsregeling is gebaseerd op de in het meetjaar aangeleverde gegevens. Uit de (voorlopige) berekeningen blijkt dat naast positieve ook negatieve verschillen kunnen optreden tussen de huidige declaratie- en de toekomstige lumpsum bekostiging. Uitgangspunt is dat besturen in staat zijn de inkomsten en uitgaven binnen de begroting op orde te kunnen brengen. Voor besturen die door de invoering van lumpsum ondanks alle maatregelen toch in financiële problemen komen en dit niet binnen de eigen begroting kunnen oplossen, wordt er naast de overgangsregeling een vangnet ingericht.

Er komt een aparte regeling waarin de voorwaarden en de procedure worden beschreven, een limiet wordt gesteld aan jaarlijks beschikbare bedrag en wordt aangegeven hoe lang men van deze regeling gebruik kan maken. Een onafhankelijke commissie adviseert over de toepassing van het vangnet.

3. Pilots

Bij het maken van regelingen en het bedenken van ondersteunende activiteiten maak ik dankbaar gebruik van de ervaringen die worden opgedaan in de pilots lumpsum.

Er zijn zoals u weet twee pilots ingericht. Pilot I bestaat uit 12 besturen, die werken met de volledige lumpsumfinanciering. Pilot II bestaat uit 22, voornamelijk grote schoolbesturen (meer dan 10 scholen). Voor deze besturen, die nog op basis van de huidige declaratiesystematiek worden bekostigd geldt vanaf 1 januari 2004 ontschotting. Daarnaast is voor pilot II verruiming van de bestedingsvrijheid gerealiseerd door afrekenen op bestuursniveau mogelijk te maken.

Rapporten

De pilots lumpsum hebben inmiddels meer dan een jaar de tijd gehad om ervaring op te doen met lumpsum. Over de voortgang van de pilots zijn twee rapporten beschikbaar. Beide rapporten treft u hierbij aan1. Uit de rapportage van het eerste onderzoek, dat van ITS, blijkt dat de pilotbesturen «er zin in hebben» en niet meer van lumpsum af willen. Dat is een belangrijke conclusie. Er is niet alleen vooruitgang geboekt als het gaat om de bewustwording, maar ook heeft men veel meer zelfvertrouwen gekregen. Men heeft scherper op het netvlies waar het om gaat, wat de voor- en de nadelen zijn en welke rollen en belangen besturen, directies, medezeggenschapsraden en administratiekantoren hebben.

Het tweede onderzoek is uitgevoerd door Ernst & Young (E&Y). Dit onderzoek heeft alleen betrekking op Pilot I.

De conclusie is dat de pilotbesturen financieel goed overeind blijven. Wel blijkt dat er schommelingen in de kosten optreden, die voor een bestuur niet altijd even goed beheersbaar zijn. Zo wijst E&Y op de variabele lasten als gevolg van het ouderenverlof (de BAPO-regeling). Deze kosten zijn als gemiddelden verwerkt in de lumpsumbekostiging, maar de besturen zullen voorzieningen moeten treffen om de schommelingen op te vangen. Als belangrijkste maatregel tot risicobeheersing noemt E&Y het op orde brengen van de planning- en controlcyclus. Ook de relatie met administratiekantoren en de accountant moet toegesneden zijn op de nieuwe bekostiging en verantwoording. Het is E&Y gebleken dat een aantal thema's rond de verantwoording via het jaarverslag tot discussies leiden. Goede voorlichting kan er voor zorgen dat er wederzijds meer duidelijkheid komt. In het flankerend beleid en in de brede veldbenadering, waarover later in deze rapportage meer, neemt de planning- en controlcyclus een centrale plaats in en krijgen de rol van de administratiekantoren en de voorlichting over het jaarverslag prominent aandacht.

«Twaalf Pilots – twaalf verhalen»

Onderzoeken schetsen een beeld van de werkelijkheid. In de publicatie «Twaalf Pilots – twaalf verhalen», die u hierbij aantreft1, vertellen pilotdeelnemers welke verwachtingen zij hadden toen ze de pilot instapten, wat er van die verwachtingen terecht is gekomen en ook wat de meevallers en tegenvallers waren. Uit de verhalen komt een overwegend positief beeld naar voren: «men zou zich zeker weer aanmelden voor een pilot». Toch zijn er ook dingen die men anders zou doen, bijvoorbeeld de (administratieve) organisatie beter op orde hebben voor de start, wat minder uitgaan van veronderstelde aanwezigheid van kennis en vaardigheden van de administratiekantoren en een betere afstemming met bijvoorbeeld (G)MR om het interne draagvlak te versterken.

Uit de verhalen blijkt dat de pilotdeelnemers niet meer terug willen naar de oude situatie: ze vinden allemaal dat lumpsum moet worden ingevoerd.

Uit de genoemde onderzoeken en de publicatie over de 12 pilots krijgen we een goed beeld van de knelpunten en valkuilen waar besturen mee geconfronteerd worden. Ook zien we welke oplossingen hiervoor zijn.

Zo is uit de pilots naar voren gekomen dat het voor de pilotbesturen moeilijk was om een goed inzicht te krijgen in de feitelijke salarisuitgaven gedurende een schooljaar. Daarom is een werkgroep ingesteld die een gedetailleerde analyse van de salarisuitgaven van Pilot I besturen heeft gemaakt. Ik wil u graag informeren over de resultaten.

Analyse salarisuitgaven

De berekening van het toe te kennen budget heeft per school heeft plaatsgevonden. Er zijn echter omstandigheden denkbaar, die er toe kunnen leiden dat er verschillen optreden tussen berekening en vergoeding. Daarom zijn binnen Pilot I analyses uitgevoerd. De analyses zijn utgevoerd door een werkgroep bestaande uit deskundigen ingezet vanuit een administratiekantoor, een besturenorganisatie, een accountantsorganisatie, OCW, het projectbureau lumpsum en de Universiteit van Tilburg. Bijgaand stuur ik u de rapportage over de uitkomsten toe1. Uit de rapportage komt naar voren dat het van groot belang is om een zuivere vergelijking te maken. Besturen hebben nog maar weinig ervaring met het bepalen van hun personele uitgaven. Daarbij wordt nogal eens uitgegaan van foute aannames, waardoor ten onrechte geconcludeerd wordt dat er grote verschillen optreden tussen de salarisuitgaven en de lumpsumbedragen.

Wanneer op basis van een zuivere vergelijking herverdeeleffecten te zien zijn, dan blijken deze relatief beperkt van omvang. De herverdeeleffecten worden vooral verklaard door de volgende factoren:

• Er kan sprake zijn van meer dan gemiddelde Bapo-uitgaven.

• Het bestuur heeft meer personeel met salarisgaranties in dienst dan gemiddeld.

• De premies die het bestuur betaalt voor WAO-uitkering liggen hoger dan gemiddeld.

• De vereenvoudiging van de toekenning van de directietoeslag werkt nadelig.

• De relatie tussen leeftijd van het personeel en het salaris van dit personeel wijkt af van het landelijk gemiddelde.

Vooral het laatste punt speelt een rol bij de besturen met wat grotere herverdeeleffecten. In de lumpsum- systematiek is immers een leeftijdscorrectie opgenomen op basis van het landelijk gemiddelde salarisniveau per leeftijdsjaar. Bij sommige besturen bereikt het personeel gemiddeld op jongere leeftijd het salarisniveau dat (landelijk gemiddeld) hoort bij een hogere leeftijd. Het salarisniveau dat landelijk met bijv. 30 jaar wordt bereikt, wordt bij deze besturen al met 28 jaar bereikt. De leeftijdscorrectie pakt daarmee voor deze besturen relatief ongunstig uit. Daar staat tegenover dat bij een veel groter aantal besturen als gevolg van de leeftijdscorrectie juist veel kleinere herverdeeleffecten ontstaan.

Een laatste opvallende uitkomst van de analyses is dat de herverdeeleffecten van jaar op jaar kunnen verschillen in omvang Door veranderingen in de samenstelling van het personeel en de salarisopbouw. Dat kan van invloed zijn op de werking van de overgangsregeling. Op basis van de uitkomsten van het meetjaar worden percentages vastgesteld waarmee de lumpsumtoekenningen vanaf het schooljaar 2004–2005 worden gecorrigeerd. Al in de Uitwerkingsnotitie is erop gewezen dat door personele veranderingen ook de herverdeeleffecten in opeenvolgende jaren kunnen veranderen. Besturen zullen in hun beleid rekening moeten houden met zulke veranderingen.

Tot slot wijs ik er nog eens op dat wanneer besturen als gevolg van de herverdeeleffecten in problemen zouden komen, zij een beroep kunnen doen op het vangnet.

Vanzelfsprekend wordt er van de ervaringen die binnen deze analyses zijn opgedaan gebruik gemaakt. De berekeningsmethode wordt aan de Pilotbesturen beschikbaar gesteld, zodat men alles zelf nog eens goed kan narekenen.

Een aantal elementen is verwerkt in de simulatietool van CFI, die voor het veld beschikbaar is. Voor de zomervakantie is de vernieuwde simulatietool, waarmee men de toekomstige lumpsumvergoeding kan vergelijken met de huidige bekostiging via het formatiebudgetsysteem, via de website van Cfi beschikbaar gekomen. In september is dit instrument geschikt gemaakt voor analyses over het schooljaar 2005/2006. De helpteksten worden medio oktober uitgebreid om meer inzicht te geven in de achtergronden van verschillen tussen lumpsum en declaratiebekostiging. Dan wordt ook de vergelijking lumpsumen declaratiebekostiging zo gemaakt dat er minder snel fouten in de vergelijking komen doordat besturen in de tool zelf de gegevens aanpassen.

Rond 1 november zal er een speciaal team (helpdesk) zijn ingericht om vragen van besturen (niet alleen de pilotbesturen, maar alle besturen) te beantwoorden en om de besturen te helpen bij het analyseren van verschillen. Een deel van de vragen die het veld heeft kan via de gebruikelijke kanalen, zoals het Informatiecentrum Onderwijs (ICO), het projectbureau en de organisaties worden afgewikkeld. Een ander deel, meestal complexer/financieel technisch van aard, zal worden afgewikkeld door de speciale helpdesk. De in de pilots opgebouwde kennis wordt overgedragen aan deze helpdesk.

Met de administratiekantoren wordt in een periodiek overleg gesproken over te leveren gegevens.

4. Flankerend beleid

Van meet af aan zijn de organisaties uit het veld betrokken bij de implementatie van lumpsum. De stuurgroep en de projectgroep, waarin de organisaties zijn vertegenwoordigd, zijn de afgelopen periode met uitzondering van de vakanties maandelijks bijeengekomen. De stuurgroep onder voorzitterschap van OCW; de projectgroep voorgezeten door de projectleider lumpsum.

De hoofddoelstelling van het flankerend beleid is het aanbieden van een zodanig pakket aan activiteiten en producten, dat besturen en directies in het primair onderwijs zich in hun eigen tempo en op hun eigen wijze kunnen voorbeiden op de invoering van lumpsum.

Activiteiten en producten

De activiteiten in het kader van het flankerend beleid stonden in 2004 vooral in het kader van het bewustwordingsproces. 2005 staat vooral in het teken van de kennisvergaring. Daartoe is een groot aantal producten en activiteiten ontwikkeld. Er is een lumpsumwijzer die duidelijk maakt hoe ver men is met de voorbereiding op lumpsum, wat er nog gedaan moet worden en welke materialen er beschikbaar zijn om meer te weten te komen. Er zijn brochures gepubliceerd over onderwerpen als «verantwoorden», nieuwsbrieven verspreid en conferenties georganiseerd. Landelijk met als thema «Zo is het verantwoord», regionaal getiteld «Klaar voor de Start».

Brede veldbenadering

De ervaringen die binnen de pilots worden opgedaan worden «vertaald» in het flankerend beleid dat de invoering van lumpsum in het primair onderwijs ondersteunt. In de bij mijn brief van 20 juni jl. (OCW0500640), gevoegde 1e tussenrapportage veldbenadering gaf ik aan, dat op grond van de eerste ervaringen van de pilots (najaar van 2004) een aantal acties is ondernomen.

Uit die ervaringen bleek dat lang niet alle administratiekantoren goed waren ingespeeld op de eisen die lumpsum stelt aan de gegevenslevering. Om de informatie-uitwisseling van en naar de administratiekantoren te versterken wordt door het projectbureau lumpsum nu periodiek met de administratiekantoren overlegd. Schoolbesturen moeten erop kunnen vertrouwen dat hun administratiekantoor klaar is voor de invoering van lumpsum. Een «keurmerk lumpsum» kan duidelijkheid geven aan de besturen. Het projectbureau onderzoekt de mogelijkheden op dit punt. Een initiatief dat ik graag ondersteun.

Uit de ervaringen bleek ook dat bij de pilotbesturen de administratieve organisatie niet goed op orde was. Omdat dit een belangrijke voorwaarde is voor een goede invoering van lumpsum is besloten tot de zogenaamde «directe veldbenadering». In december 2004 heb ik u daarover ter voorbereiding van ons overleg in januari geïnformeerd. Het doel van deze directe veldbenadering, die inmiddels brede veldbenadering heet, was om inzicht te krijgen in de stand van zaken van elk individueel bestuur. Aan de hand daarvan kon vervolgens bepaald worden of aanscherping van het flankerend beleid, intensivering van de ondersteuning door de organisaties dan wel andere activiteiten nodig waren. In de eerste helft van dit jaar zijn de besturen benaderd, er is gekeken naar vier onderdelen: personele organisatie, financiële organisatie, kengetallen en procedures. Per onderdeel werd een aantal punten toegedeeld. Op basis hiervan werd een kleurcode toegekend: groen (alle onderdelen voldoende), geel (3 van de onderdelen voldoende) of rood (minder dan 3 onderdelen voldoende).

Bij de brief aan de Eerste Kamer, die u in afschrift heeft ontvangen, was een voorlopige tussenrapportage bijgevoegd. Inmiddels is de definitieve tussenrapportage beschikbaar. Deze rapportage treft u hierbij aan. Het beeld dat uit de voorlopige tussenrapportage van juni naar voren kwam is, zoals verwacht, niet veel gewijzigd. Bijna driekwart van de besturen is bezocht, in juni was dat nog 50%. Er wordt een fractie meer «groen» gescoord, maar gemiddeld wordt 30% groen, 30% geel en 40% rood gescoord.

De toegekende kleurtjes geven een beeld van hoe het veld er voor staat, hoe ver men is en wat er nog gedaan moet worden. Ik vind het belangrijk om de vinger aan de pols te houden als het gaat om inzicht in de stand van zaken van de voorbereidingen. Het is belangrijk om voeling te houden met de voortgang in het betrokken onderwijs en waar nodig additionele maatregelen en activiteiten te ontplooien.

Ook dit najaar zullen alle besturen weer door de organisaties benaderd worden. Bij de benadering wordt er gekeken naar de voorbereidingen, die besturen treffen. Belangrijk is dat de besturen bezig zijn, dat men niet achterover leunt. Met de organisaties is afgesproken dat in december 2005 duidelijk is dat de besturen actief bezig zijn met de voorbereidingen op de invoering van lumpsum. De afspraak is dat de organisaties van mening zijn dat 95% van de besturen goed op stoom ligt. Met andere woorden 95% ligt in december 2005 op koers om per 1 augustus 2006 lumpsum in te voeren. Aan de overige 5% zal gerichte extra ondersteuning en begeleiding gegeven moeten worden: ook daarover heb ik afspraken gemaakt.

2e meting voortgang Ecorys

Naast de brede veldbenadering is ook dit jaar weer door Ecorys een meting uitgevoerd. Ook hier was de vraag in hoeverre het veld klaar is voor de invoering van lumpsum. Over het algemeen wordt in de rapportage van Ecorys (juni 2005), die u hierbij aantreft1, geconcludeerd, dat er sprake is van een vooruitgang in de attitude, bewustwording, kennisvergaring, implementatie en algemene vorderingen ten opzichte van de meting vorig jaar.

Van de besturen meent de helft, en de directeuren delen dit beeld, goed voorbereid te zijn.

Minpuntje vormen de (G)MR-en: zij scoren op alle punten nog steeds aanzienlijk lager dan de overige geledingen. Zij krijgen de komende periode extra aandacht.

5. Vervolg

We liggen goed op stoom, maar er valt nog heel wat werk te verzetten. Het flankerend beleid richt zich de komende periode op de verdere praktische ondersteuning van het veld. Naast de organisatie van regionale werkconferenties, het aanreiken van handreikingen en brochures, het bieden van directe mondelinge ondersteuning, is de directe benadering van het betrokken onderwijsveld van groot belang.

Het bewustzijn dat lumpsum ingevoerd gaat worden is bij de besturen en directies voldoende aanwezig. De komende periode staan professionaliteit (het vermogen inzicht te hebben in de informatie die kengetallen bieden en deze kunnen vertalen in meerjarenbegrotingen), financieel management en planning & control volop in de schijnwerpers.

Ervaringen binnen de pilots, signalen uit het veld en resultaten van de onderzoeken hebben er toe geleid dat een aantal doelgroepen de komende periode extra aandacht krijgt.

Voor de (G)MR-en is er een intensivering in de benadering conform de brede veldbenadering opgezet. Alle (G)MR-en zullen de komende periode telefonisch worden benaderd met een praktisch ondersteuningsaanbod op locatie.

Besturen van openbare scholen, WSNS-samenwerkingsverbanden en de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs krijgen meer en meer specifieke aandacht. Vanuit de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs komen weinig vragen binnen bij het projectbureau en ook de inschrijvingen voor conferenties zijn erg beperkt. Reden om deze sector extra aandacht te geven, want ook zij zullen klaar moeten zijn voor lumpsum. Door de organisaties wordt een plan opgesteld om de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs individueel te benaderen met waar nodig een ondersteuningsaanbod.

Ook aan de zogenaamde eenpitters wordt doorlopend extra aandacht gegeven. Speciaal voor deze doelgroep is in september een conferentie georganiseerd. Ook deze groep krijgt de komende periode extra aandacht. In november wordt er een tweede conferentie voor eenpitters georganiseerd en er komt een eenpittersplatform, dat de belangen van de eenpitters zal behartigen en de deskundigheid bevorderen. Centraal staat de versterking van wat er al is daaromheen de extra ondersteuning die nodig is.

Door alle betrokken partijen wordt continue de vinger aan de pols gehouden als het gaat om de effectiviteit van het flankerend beleid. Er wordt snel gereageerd als doelgroepen buiten de boot dreigen te vallen of een extra zetje in de rug nodig hebben.

Nog dit najaar vindt een uitwisseling en overdracht plaats tussen de pilotbesturen over de projecten. De komende periode wordt benut voor de overdracht van kennis en ervaringen aan volgscholen door werkbezoeken, werkconferenties en regiobijeenkomsten. Alle scholen en besturen kunnen gebruik maken van de handreikingen die te vinden zijn op de website www.lumpsumpo.nl.

Tot slot

Ik vind dat we er met dit beleid alles aan doen om het betrokken veld goed voor te bereiden op de komst en invoering van lumpsum. We zullen echter ook niet moeten vergeten dat hier ook een stukje eigen verantwoordelijkheid van het veld ligt. Je kunt wel water aandragen, maar drinken zal men toch zelf moeten.Op basis van de huidige voorbereidingen is een verantwoorde invoering van lumpsum op 1 augustus 2006 mogelijk. In januari 2006 bekijken we samen of dit vertrouwen gerechtvaardigd is.

Ter voorbereiding van dit overleg wil ik u nog voor het kerstreces een aantal conceptregelingen en de rapportage van de 2e fase brede veldbenadering voorleggen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven