Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 februari 2019
Uw Kamer heeft mij in het Algemeen Overleg Verkeersveiligheid op 13 december 2018
(Kamerstuk 29 398, nr. 659) verzocht om begin 2019 een brief te sturen met een tijdlijn over eventuele mogelijkheden
tot het toetsen van effecten op verkeersveiligheid van een helmplicht voor snorfietsers
en e-bikes en het eventueel wettelijke verankeren daarvan. Recent heeft uw Kamer de
motie van het lid Von Martels c.s. aangenomen die de regering verzoekt om de Kamer
spoedig een wetsvoorstel voor te leggen waarbij het dragen van een helm verplicht
wordt voor snorfietsers.1 Na de stemming op 22 januari (Handelingen II 2018/19, nr. 43, Stemmingen moties Verkeersveiligheid)
heeft het lid Von Martels mij verzocht om met een brief te komen over hoe ik deze
motie zo spoedig mogelijk denk uit te voeren. Middels deze brief voldoe ik aan dat
verzoek en aan de toezegging uit het AO verkeersveiligheid.
Processtappen helmplicht
Een helmplicht geldt momenteel niet voor de snorfiets2, bijzondere bromfiets, gehandicaptenvoertuigen, e-bikes en fietsen. Uw Kamer vraagt
mij in de motie van het lid Von Martels c.s. een helmplicht voor de snorfiets in te
voeren.
Het verplichten van het dragen van een helm op de snorfiets vergt een wijziging van
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Ik zal uw Kamer zo
spoedig mogelijk het ontwerpbesluit toesturen. Daarvoor zullen eerst een aantal processtappen
moeten worden doorlopen. Een wijziging zoals deze vergt doorgaans ongeveer negen tot
twaalf maanden.
Onderdeel van een zorgvuldig wetgevingsproces is het analyseren van de te verwachten
(neven)effecten. Wat is het effect op verkeersveiligheid? Gaan bestuurders van de
snorfiets kiezen voor een andere mobiliteit en, zo ja, welke? Kan er onderbouwd worden
waarom een dergelijke verplichting wel geldt voor de snorfiets maar niet voor vervoersmiddelen
met een vergelijkbare snelheid? En is deze maatregel ook te handhaven? Ik streef ernaar
om deze onderzoeken naar de te verwachten effecten en de interdepartementale afstemming
dit najaar af te ronden.
Als volgende stap moet het stuk worden aangeboden voor internetconsultatie. Vervolgens
dienen de resultaten hiervan te worden verwerkt.
Na de internetconsultatie zal ik het ontwerpbesluit, na akkoord van de ministerraad,
aan de Eerste en de Tweede Kamer aanbieden middels de voorhangprocedure.
Daarna zal ik het stuk aanbieden aan de Raad van State voor een advies. Uitgaande
van een positief dictum zal ik tenslotte het besluit publiceren in het Staatsblad.
Ik voorzie dat er rekening moet worden gehouden met een redelijke overgangsperiode
voordat het besluit in werking treedt aangezien mensen wel de gelegenheid moeten hebben
om een geschikte helm te kopen. Die helmen moeten ook beschikbaar zijn. Momenteel
zijn er namelijk ongeveer 700.000 geregistreerde snorfietsen in Nederland. Daarnaast
is ook goede voorlichting over deze maatregel van belang.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga