Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2016
In bijgaande brief treft u de antwoorden aan op de vragen van het lid Visser (VVD)
over fraude met de WRM-bevoegdheidspas (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 259).
De rijschoolbranche is een sterk concurrerende markt, met marginale winst en veel
kleine toetreders, waarbij soms de grenzen van het gangbaar ondernemen worden overschreden.
In het kader van de lopende wijziging van de Wet rijonderricht motorrijtuigen (WRM)
heb ik overleg gevoerd met de brancheorganisaties van rijschoolhouders, het CBR, het
exameninstituut IBKI, toezichthouders en andere departementen over de signalen van
fraude en ander wangedrag in de rijscholenmarkt. Het gaat hierbij met name om een
klein deel van de branche dat bewust verkeerde informatie verspreidt en verkeerd gedrag
etaleert waardoor rijschoolleerlingen worden gedupeerd en collega-rijscholen op oneerlijke
wijze worden beconcurreerd. Ook het CBR en het IBKI ervaren hinder van een aantal
van deze marktspelers. Het is echter moeilijk om uit de beschikbare signalen duidelijke
conclusies te trekken over de omvang van dit probleem.
In de antwoorden op de Kamervragen van de leden Visser en Hoogland1 heb ik uw Kamer het afgelopen jaar reeds geïnformeerd over wat het CBR heeft gedaan
om fraude bij de examens te bestrijden en wangedrag richting de organisatie en haar
medewerkers te voorkomen. De belangrijkste elementen van dit beleid zijn de in 2015
aangescherpte inschrijfovereenkomst met rijscholen, het nemen van maatregelen om theoriefraude
te voorkomen, het controleren op de aanwezigheid van een geldig WRM-bevoegdheidscertificaat
bij contact met een rijinstructeur en het bestrijden van misbruik van het reserveringssysteem
door rijscholen.
Vorige maand hebben de gezamenlijke brancheorganisaties een zogenoemd Startdocument
uitgebracht. Dit document is inmiddels besproken met de branche. Een aantal van deze
maatregelen zullen de komende maanden nog verder worden beoordeeld op hun effectiviteit
en zo nodig concreter worden uitgewerkt. Daarbij richt ik mijn aandacht in het bijzonder
op de volgende zaken:
De drie brancheorganisaties vragen in hun Startdocument om een pasfoto op het WRM-certificaat
en een verplichte VOG. Ik ben in overleg met de betrokken partijen, zoals het IBKI,
de RDW, het Ministerie van VenJ en de Autoriteit Persoonsgegevens of en hoe deze maatregelen
ingevoerd kunnen worden. Naar verwachting zal dit op wetsniveau geregeld moeten worden
en zal een nota van wijziging van de WRM noodzakelijk zijn.
De rijschoolbranche geeft verder tal van suggesties om het traject voor de opleiding
en de examinering van de rijinstructeurs te verbeteren, zowel via maatregelen bij
het IBKI als bij het CBR. Deze suggesties worden op dit moment nader bekeken. Het
betreft hier overigens een combinatie van «lichte» maatregelen, die zonder verandering
van regelgeving binnen het bestaande stelsel kunnen worden genomen, en meer ingrijpende
maatregelen voor de langere termijn die een herziening van de WRM met zich mee zouden
brengen.
Daarnaast bekijk ik met mijn collega van Economische Zaken wat het mogelijke effect
is voor de rijschoolbranche van de begin dit jaar opgestelde Nederlandse Franchise
Code. Ook ben ik met de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in overleg naar aanleiding
van meldingen over de rijschoolbranche.
Ik acht het van groot belang dat consumenten vooraf goed worden geïnformeerd over
de keuze van een rijschool. De brancheverenigingen hebben toegezegd om zich hiervoor
te zullen inspannen. Hiernaast wordt met het CBR bezien hoe de informatie op de CBR-website
kan worden verbeterd.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus