Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29390 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29390 nr. 4 |
Vastgesteld 7 mei 2004
Het oordeel dat de voorgenomen rechtshandeling inzake de oprichting van de stichting Ontwikkelingsfonds Nederlandse Antillen een voorafgaande machtiging bij de wet behoeft kan door een van beide Kamers worden uitgesproken uiterlijk op 31 mei 2004.
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 heeft op 6 april 2004 overleg gevoerd met de heer De Graaf, vice-ministerpresident, minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties over:
– de Slotverklaring inzake de Contactplanbijeenkomst op Bonaire van 19 tot en met 23 januari 2004 (29 434, nr. 1);
– de reactie van de minister op de slotverklaring (29 434, nr. 2);
– lijst van vragen en antwoorden over de oprichting van de stichting Ontwikkelingsfonds Nederlandse Antillen (29 390, nr. 2);
– brief van de ministers voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en van Justitie van 17 februari 2004 met het verslag van hun bezoek aan de Nederlandse Antillen en Aruba van 5 tot en met 9 januari 2004 (29 200, IV, nr. 13).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
De minister vindt dat het hem past de laatste stand van zaken van de politieke verhoudingen van het land Antillen weer te geven, maar niet om zich uit te spreken over de interne politieke verhoudingen. Op dit moment hebben de ministers en staatssecretarissen van alle partijen, met uitzondering van de drie bewindslieden van de FOL, hun ontslag aangeboden aan de gouverneur. De gouverneur houdt dit ontslag in beraad en heeft betrokkenen gevraagd de lopende zaken te behartigen.
De kern van het conflict in de boezem van het Antilliaanse kabinet hing samen met het handelen met minister Komproe van Justitie. Zijn beleid staat heden op de agenda van de Staten. De coalitie in de Antillen is primair gebroken doordat de ministers van de PNP hun ontslag hebben aangeboden, gevolgd door de bewindslieden van alle andere partijen die aan de coalitie deelnamen.
In het Nederlandse staatsrecht zou een dergelijke breuk betekenen dat ook de minister-president namens de overige ministers dan wel namens het hele kabinet zijn ontslag zou aanbieden. Dit is in dit geval niet gebeurd. De minister zegt dat hij niet in het Antilliaanse staatsrecht wil treden, maar hij houdt het voor mogelijk dat de Staten niet alleen over het beleid van minister Komproe zullen praten, maar ook over de situatie die thans is ontstaan en dat zij in dit kader ook de positie van de FOL-bewindslieden ter discussie zullen stellen. Indien de Staten een wantrouwenvotum zouden uitbrengen, heeft dat tot gevolg dat de betrokken bewindslieden direct hun ontslag zullen aanbieden en ook krijgen.
Het kabinet kan nu niet meer op een meerderheid in de Staten rekenen en is demissionair. Onder leiding van de gouverneur moet worden beoordeeld wat de volgende stappen zijn, daarover kan nu nog geen zinnig woord worden gezegd.
De minister acht het verstandig om zijn voorgenomen bezoek aan de Nederlandse Antillen volgende week op te schorten. Niet uit gebrek aan respect, belangstelling of betrokkenheid, maar omdat hij het minder verstandig acht om midden in een politiek formatieproces besprekingen te voeren, ook wetende dat er sprake is van een demissionaire status. Hij betreurt dit, omdat hij een aantal punten graag wil bespreken, maar hij vindt het verstandiger om die gesprekken enkele weken uit te stellen. Overigens kunnen verscheidene activiteiten die in gang zijn gezet en volgende week zouden plaatsvinden, gewoon doorgaan zoals de eerste bijeenkomst van de werkgroep Bestuurlijke en financiële verhoudingen.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Van Bochove (CDA) maakt zich ernstig zorgen over de situatie op de Nederlandse Antillen, met name over de aanpak van de problemen die tijdens de contactplanbijeenkomst aan de orde zijn gesteld. De meest kwetsbaren in de Antilliaanse samenwerking zijn hier niet bij gebaat.
Tijdens de bijeenkomst bleek dat de interne discussie en de interne actualiteit het overleg nadrukkelijk beïnvloedden. Die invloed was ook merkbaar bij de totstandkoming van de werkgroep Bestuurlijke en financiële verhoudingen en in het bijzonder bij de benoeming van een voorzitter waardoor veel kostbare tijd verloren is gegaan. Hij hoopt op een gedegen en snelle voortgang en is daarom blij met de opmerking van de minister dat de eerste bijeenkomst van de werkgroep volgende week gewoon zal doorgaan. De eilanden hebben daar immers recht op; zij willen nu zelf snel zaken doen en enkele eilanden zijn daar nu ook klaar voor. Wil de minister toezeggen dat hij de Kamer informeert als zich nieuwe ontwikkelingen of vertragingen voordoen?
Tijdens het contactplanoverleg heeft de Nederlandse delegatie toegezegd dat zij de regering zou vragen om in de overgangsfase naar het Ontwikkelingsfonds bijzondere aandacht te besteden aan de onderbestedings- en capaciteitproblemen op de Antillen. De minister verwijst in zijn brief van 5 maart jl. naar de instelling van het Ontwikkelingsfonds en naar het feit dat als gevolg daarvan de procedures kunnen worden bekort. De minister benadrukt dat de voortgang nog afhangt van de instemming van de Kamer met de oprichting van de stichting Ontwikkelingsfonds Nederlandse Antillen. Bij het instellen van het fonds moeten de adviezen van de werkgroep Wijers wel worden uitgevoerd en mag er niet opnieuw discussie ontstaan over het rapport, aldus de heer Van Bochove. Dit is in het verleden al te vaak gebeurd.
Hoe verloopt de voorbereiding van de programma's? Is er nu in omvang en kwaliteit voldoende capaciteit? Heeft de minister succes gehad in het overleg met zijn ambtgenoot van Financiën over het overhevelen van geld van 2003 naar 2004?
Is het amendement dat toetreding als UPG-status met gekwalificeerde meerderheid mogelijk maakt, ingediend of niet?
De vraag waarom er een nieuwe studie moet worden uitgevoerd naar de armoedeproblematiek, wordt door het kabinet tamelijk uitgebreid behandeld. Los van tijdelijke steun in probleemgevallen door de ngo's moet er werkelijk actie worden ondernomen. Is de minister het ermee eens dat de tijd van plannen maken, opnieuw organiseren en weer nieuwe plannen maken, voorbij moet zijn? De heer Van Bochove wijst erop dat de Kamer die vraag al vaker heeft gesteld en dat zij er iedere keer op aandringt dat er nu aan het werk wordt gegaan. Toch worden er iedere keer weer nieuwe vragen en problemen opgeworpen.
Het financieel reglement en een deugdelijke administratie voor de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO) zijn gereed en er is overeenstemming bereikt over het controleprotocol. Is dit inmiddels ondertekend? Is de Nederlandse bijdrage voor 2004 van 9,5 mln euro inmiddels overgemaakt?
In het kader van de armoedebestrijding is ook gesproken over de drugsproblematiek en de kustbewaking. Kan de minister iets vertellen over de huidige stand van zaken?
Wie gedurende langere tijd elke dag de Amigo leest, kan niet aan de indruk ontkomen dat er nauwelijks wordt geregeerd op de Antillen. De regering sleept zich van procedure naar procedure, van hoger beroep naar nieuwe affaires en nu is er weer een crisis. Dit is des te triester omdat er zoveel moet worden gedaan. Wat er in de nabije toekomst ook gebeurt, de partijen moeten elkaar in de ogen kijken en oud zeer opzij zetten. Zij kunnen het zich niet meer veroorloven om een beetje op de oude voet door te gaan. Nederland zal over de brug komen, maar alleen in een stabiele situatie waarin alle partijen hun verlammende onderlinge twisten staken en verder werken aan de aanpak van de grote problemen. Het rapport van de werkgroep van de heer Jesurun kan daaraan wellicht een bijdrage leveren. De heer Van Bochove is van mening dat de regel moet blijven: minimale bevoegdheden bij het Land, maximale bevoegdheden bij het eiland en cruciale bevoegdheden bij het Koninkrijk.
De heer Leerdam (PvdA) zegt dat het nu oogsttijd is op Curaçao. De oogsttijd wordt bekroond met het oogstfeest – de Seu – ter viering van al hetgeen ooit gezaaid is.
De afgelopen week is na een lange periode van turbulentie het kabinet Godett gevallen. Zal de gewijzigde politieke situatie op de Antillen gevolgen hebben voor het optreden van de minister? Verwacht hij dat hij bij een regering met een andere samenstelling meer handelend kan optreden? Is hij bereid zich te committeren aan een nieuwe regering door bijvoorbeeld geen commissie in te stellen, maar door het adequaat sturen van expertise en bijstand als daaraan behoefte bestaat? Hoe is de relatie van de minister met de gouverneur? Spreekt hij hem regelmatig? Heeft hij het gevoel dat hij goed op de hoogte is van hetgeen zich nu afspeelt op de Nederlandse Antillen?
De heer Leerdam prijst de minister voor zijn betrokkenheid bij de problematiek van een deel van de Antilliaanse jongeren in Nederland. De opvang in Nederland moet zeker worden verbeterd, maar nog belangrijker is dat het probleem bij de wortel wordt aangepakt, namelijk op de Antillen. De heer Leerdam is daarom minder te spreken over het tot nu toe gevoerde beleid. Tijdens de contactplanbijeenkomst bleek dat er zeer veel schort aan het beleid ter bestrijding van de armoede en de onderuitputting, of beter nog: het niet gevoerde beleid. De minister zet zich in Nederland in voor deregulering, maar in het contact met de Nederlandse Antillen en Aruba is dit veel minder het geval. Erg veel werkgroepen zagen het licht en er zijn veel beleidsvoornemens geuit, maar het tastbare resultaat valt tegen.
Na een maandenlange impasse heeft de minister de werkgroep Bestuurlijke en financiële verhoudingen geïnstalleerd. De heer Leerdam is benieuwd naar de resultaten van deze werkgroep en ook naar de resultaten en tussenstanden van de werkgroepen en comités die de minister heeft ingesteld ten behoeve van de Koninkrijksrelaties. De vraag lijkt gerechtvaardigd of er niet meer comités dan eilanden zijn. Welke einddata gelden voor de verschillende werkgroepen? Bestaat er inzicht in de gang van zaken in deze werkgroepen?
Het is vooral kwalijk dat er na het aantreden van deze minister nog zo weinig is gebeurd aan de bestrijding van de armoede. Het is een schande dat er in dit Koninkrijk nog steeds armoede wordt geleden zoals op sommige delen van Curaçao en op de andere eilanden. Er is een protocol getekend om de armoede nader in kaart te brengen, maar wat wordt er het komende halfjaar gedaan? Wordt er gewacht op de uitkomst van het onderzoek terwijl de armoede steeds verder om zich heen grijpt, de criminaliteit zijn ijzeren greep versterkt en de corruptie toeneemt?
Hoe denkt het kabinet over de inzet van Nederlandse mariniers in de strijd tegen de criminaliteit? De drugscontroles blijken goed te werken, maar de gevolgen voor de bewoners op de eilanden zijn schrijnend. De criminaliteit neemt zienderogen toe en het aantal gevallen van moord en straatroof stijgt schrikbarend. Door de structurele onderbezetting staat de politie bovendien vaak machteloos tegenover dit toenemende geweld. Heeft de Nederlandse regering het voornemen om de sociale gevolgen van dit beleid op te vangen? Hoe denkt zij over het personele tekort bij de politie waardoor er vrijwel geen gezag op straat is?
Het verschil tussen rijk en arm neemt eerder toe dan af. Dit wordt ook in de hand gewerkt door het belastingsstelsel waardoor vooral de middengroepen zwaar worden getroffen. Hier toe behoren ook de onderwijzers waar het Land zo'n behoefte aan heeft, omdat goed onderwijs bijdraagt aan bestrijding van de armoede op langere termijn en de jeugd kansen geeft om zich te ontwikkelen.
Eerder is toegezegd dat de viering van 50 jaar Statuut ook een culturele component zal hebben. De minister zou hierover spreken met de staatssecretaris van cultuur. Wat heeft dit gesprek opgeleverd?
In een interview in het NRC Handelsblad van 16 januari jl. spreekt de fractievoorzitter van het CDA over de maatregelen die Nederland zou kunnen treffen op Curaçao en hij voegt daaraan toe dat hij binnen een maand resultaten wil zien. Heeft de minister sindsdien nog iets van hem gehoord of zelfs met hem gesproken? Hoe denkt hij over de suggestie dat zou kunnen worden ingegrepen over de Landsregering heen en dat direct zaken zou kunnen worden gedaan met de afzonderlijke eilandsregering over bijvoorbeeld het inzetten van marechaussees op luchthavens?
Is de minister bereid een document op te stellen waaruit blijkt in welke fase van hun werkzaamheden de commissies en werkgroepen zich bevinden? Is hij bereid een overzicht te verschaffen van de rapportages die hij recent heeft ontvangen?
Vooral in de laatste week van de vastentijd die nu is aangebroken, spookt het volgens het Curaçaose bijgeloof. Het spook van armoede, corruptie en criminaliteit dat rondwaart op de Nederlandse Antillen is echter een stuk tastbaarder, ondanks alle protocollen en commissies, zo besluit de heer Leerdam.
Ook de heer Rijpstra (VVD) stelt vast dat de situatie op de Antillen bepaald niet rooskleurig is. Over de onderbesteding is al vaker gesproken. Het is te gek voor woorden dat het geld dat nodig is op de Antillen, niet wordt besteed. Terecht wordt er niet zomaar geld uitgegeven als er geen goede plannen zijn of plannen niet voldoen aan de voorwaarden. De armoede is echter zo groot en in het onderwijs en de gezondheidszorg zijn er zoveel mogelijkheden tot verbetering dat het de vraag is waarom het geld niet besteed kan worden.
Hij herinnert eraan dat Nederland enkele jaren geleden met de LPF in opkomst en de Fortuyncrisis een periode heeft gekend waarin het land, de regering, als het ware lam is gelegd. Eenzelfde situatie doet zich nu voor op de Nederlandse Antillen. Natuurlijk is het niet aan Nederland om te bepalen wat er op de Antillen moet gebeuren, maar aan de andere kant hebben de Nederlandse parlementariërs en de regering wel een verantwoordelijkheid ten opzichte van de andere zijde. Nederland moet niet de bestraffende vinger opsteken en zeggen hoe het moet, maar kan wel aangeven wat de gevolgen kunnen zijn van een crisis. Van Nederlandse zijde kunnen voorstellen worden gedaan waar de mensen op de Antillen misschien iets mee kunnen doen.
Hij heeft voor zichzelf een paar voorstellen geformuleerd. Hij hoopt dat er geen nieuwe verkiezingen komen en dat er een regering wordt geformeerd die dusdanige steun krijgt in het parlement dat de leden van de regering in feite boven de partijen staan. Het maakt niet zoveel uit of dit nu een zakenkabinet, een crisiskabinet of een extraparlementair kabinet wordt genoemd; de stabiliteit moet voorop staan. Hij vindt dat de Nederlandse parlementariërs dit tegen hun collega's op de Antillen kunnen zeggen, niet omdat zij het beter weten, maar wel omdat zij zich betrokken voelen bij de Nederlandse Antillen en willen meewerken om de grote problemen en vraagstukken op te lossen. De heer Rijpstra is van mening dat er een kabinet moet komen dat in feite geen binding heeft met de politiek en ook zo min mogelijk met allerlei maatschappelijke en andere groeperingen.
Als dit lukt, als men de handen ineen durft te slaan en over de eigen grenzen heen durft te gaan, als er wordt gewerkt aan een nieuw bestel waarin de een-op-eenrelatie tussen Nederland en de eilanden wordt versterkt, dan mag Nederland niet langs de kant blijven staan. Dan moet worden nagegaan of er eerder financiële hulp kan worden geboden. Als de voorwaarden zijn vervuld en een zekere stabiliteit is ontstaan, is Nederland dit verplicht aan de Antillen.
De werkgroep Bestuurlijke en financiële verhoudingen gaat voortvarend aan de slag, maar begint natuurlijk wel met een achterstand. Daarom is de vraag gerechtvaardigd of de voortgang van het proces van de werkgroep kan worden gewaarborgd. Het heeft geen enkele zin om weer nieuwe woorden aan het papier toe te vertrouwen en rapporten te schrijven, want de stand van zaken is bekend. Nu moet een weg worden gevonden om tot uitvoering over te kunnen gaan opdat de een-op-eenrelatie kan worden gerealiseerd. De heer Rijpstra is van mening dat dit ook gedifferentieerd kan worden uitgevoerd. Als er met bijvoorbeeld de bovenwindse eilanden onder bepaalde voorwaarden een bestuurlijk akkoord kan worden bereikt, waarom zou die mogelijkheid dan niet worden aangegrepen?
Ook de instelling van het Ontwikkelingsfonds is van belang, evenals de Herstelbank.
De minister vindt het niet gepast om nu naar de Antillen te gaan. Hij wil terecht voorkomen dat de indruk van bemoeizucht wordt gewekt, maar aan de andere kant zou de politiek zo'n bezoek kunnen aangrijpen voor gesprekken met de minister. Hij zou kunnen tonen dat hij bereid is om mee te denken. Wil hij in zijn antwoord ingaan op zijn rol die hij nu wat te bescheiden lijkt in te schatten? Hij kan heel veel betekenen voor de politieke partijen op de Antillen. Er moet vaart worden gemaakt bij de uitvoering van de voornemens.
De criminaliteit is een van de grootste zorgpunten. De minister van Defensie lijkt bereid om eventueel militairen in te zetten om bepaalde activiteiten ter bestrijding van de criminaliteit op de Antillen te ondersteunen. De heer Rijpstra hoopt dat daar gebruik van wordt gemaakt. Hij voegt hieraan toe dat er naar andere afgegrensde voorzieningen moet worden gezocht voor tijdelijke detentie als de huidige detentiecapaciteit onvoldoende is, ook als die tijdelijke voorziening met behulp van militairen moet worden beveiligd.
De minister schrijft in zijn brief dat de AMFO is opgericht. Is er een relatie gelegd met de Nederlandse medefinancieringsorganisatie? Acht hij samenwerking tussen beide wenselijk?
De minister zegt dat hij door de houding die de heer Leerdam inneemt, een beetje het spoor bijster raakt. In verschillende debatten kreeg hij de indruk dat zijn beleid wordt gesteund door de Kamer, inclusief de PvdA-fractie; de PvdA-fractie in de Eerste Kamer heeft hem zelfs gecomplimenteerd met zijn beleid. Toch spreekt de heer Leerdam namens zijn fractie regelmatig zware woorden die hij vervolgens niet waarmaakt, ook vandaag weer. Hij gebruikt woorden als kwalijk, schande, uiterst zorgelijk, hij spreekt over beleid dat niet wordt gevoerd en over beleid waar zeer veel aan schort. De minister vindt dit ergerlijk. Het is een van de twee: of de heer Leerdam wijst de inzet van het kabinet af, of hij steunt het beleid of amendeert het, maar hij kan niet beide tegelijk doen. Dit is ongeloofwaardig. De minister is verbaasd over deze opstelling, gelet op de gezamenlijke inzet in de afgelopen tien maanden en wat er in die periode tot stand is gebracht. Hij daagt de heer Leerdam uit om alle commissies en werkgroepen te benoemen die hij zou hebben ingesteld, want hij kent er slechts twee.
Nadat eerder is vastgesteld dat het nuttig zou zijn om de verschillende toekomstbeelden over de relaties met de Europese Unie te inventariseren, is een aantal gezaghebbende mensen gevraagd om een overzicht op te stellen. Zij zijn bijeengebracht in de commissie Europese Unie.
Daarnaast is een werkgroep samengesteld van vertegenwoordigers van de eilanden en van Nederland om met een zekere onafhankelijkheid de bestuurlijke en financiële problemen in kaart te brengen en gezaghebbende aanbevelingen te doen. Het is vervelend dat het vijf maanden heeft geduurd voordat de werkgroep kon worden ingesteld, maar zij is nu met grote toewijding en betrokkenheid aan het werk gegaan.
Als de Kamer ermee akkoord gaat, kan de stichting Ontwikkelingsfonds Nederlandse Antillen binnen een dag worden opgericht en kan het stichtingsbestuur worden benoemd. Er zijn al leden voor het bestuur aangezocht. De aanbestedingsprocedure voor de uitvoeringsorganisatie is inmiddels in volle gang.
Verder is de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO) opgericht, een organisatie die het geld toedeelt op basis van de plannen van de platforms per eiland. Het bedrag van 9,5 mln euro wordt nu aan de organisatie overgemaakt. Er zijn inmiddels ruim 40 projecten ingediend bij de AMFO.
Daarnaast is het samenwerkingsprogramma Rechtshandhaving opgesteld. Hierover zijn goede afspraken gemaakt.
Tot slot is er een wijziging gebracht in het beleid ter bestrijding van de armoede. Voor het eerst in de geschiedenis hebben de eilanden, het Land, de Wereldbank, UNDP en Nederland gezamenlijk besloten vast te stellen welke maatregelen ter bestijding van de armoede nodig zijn door een integrale armoedeanalyse opstellen en vaststellen welke structurele maatregelen nodig zijn om de armoede te bestrijden. De minister zegt dat hij het hierbij niet zal laten en dat hij ook bereid is om op korte termijn maatregelen te treffen. Enerzijds door de aanbevelingen op te volgen die de Wereldbank en UNDP op korte termijn zullen doen, anderzijds door via de AMFO een aparte geldstroom te financieren voor de ngo's die het dichtst bij de problemen en de betrokken burgers staan.
Hij is van mening dat er in de afgelopen periode flinke vooruitgang is geboekt, ondanks de moeilijke politieke situatie op de Antillen. Nederland kan de verantwoordelijkheid niet overnemen of zeggen hoe het moet, maar dit wil nog niet zeggen dat de regering niet meer doet dan commissies instellen.
Het is dan misschien wel de tijd van het oogstfeest op Curaçao, maar er valt helaas niet veel te oogsten; het is hooguit zaaitijd. Armoede is een essentieel probleem op de Antillen. Het is ook een verdelingsvraagstuk dat niet los kan worden gezien van twee andere elementen, namelijk de onwerkbare bestuurlijke en financiële verhoudingen en het feit dat de financieel economische situatie wel degelijk kan worden beïnvloed door het beleid van de Antilliaanse regering. De Nederlandse regering wil vanuit haar verantwoordelijkheid bijdragen aan de ontwikkelingen op die drie verschillende sporen.
Vorige week heeft er een gesprek plaatsgevonden met de voorzitter en de Nederlandse leden van de werkgroep Bestuurlijke en financiële verhoudingen en de werkgroep zal komende week haar eerste werkbijeenkomst houden op Curaçao. Het secretariaat heeft hiervoor al veel voorwerk gedaan. De minister gaat ervan uit dat de werkzaamheden niet zullen worden gefrustreerd door politieke ontwikkelingen en veranderingen. De werkgroep is gevraagd voor 1 oktober a.s. te rapporteren.
De Nederlandse regering gaat ervan uit dat alle acties en activiteiten die inmiddels op verschillende terreinen zijn ingezet, gewoon doorgaan. Dit geldt ook voor het Ontwikkelingsfonds. Dit wordt door Nederland opgericht en in gang gezet, omdat dit de snelste werkwijze is. Hij is het ermee eens dat er nu niet opnieuw discussie mag ontstaan over het fonds. Het is in ieders belang dat er nu wordt doorgezet in hetzelfde tempo als er de afgelopen maanden is gewerkt.
Hij wijst erop dat de onderbesteding door verschillende factoren wordt veroorzaakt. In de eerste plaats door het geringe absorptievermogen; er zijn te weinig mensen die het werk kunnen doen. In de tweede plaats door de eisen van de VBTB-procedure. Op grond hiervan is gekozen voor programmafinanciering in plaats van de financiering van veel verschillende projectjes. Dit vraagt om goede, duidelijke procedures met een heldere afrekening en verantwoording. Aan deze eis van de Kamer en van de Algemene Rekenkamer kan de regering niet voorbij gaan. De programma's moeten bovendien gericht zijn op duurzame, haalbare resultaten. Nederland verleent waar mogelijk bijstand aan de opstelling van de programma's, ook in technische zin. Het Ontwikkelingsfonds zal een einde maken aan de moeizame verhoudingen en bureaucratische procedures, maar dit neemt niet weg dat de programma's die bij het fonds worden ingediend en de projecten die daarin zijn vervat, wel aan stevige randvoorwaarden moeten voldoen.
De minister wil niet in details treden over de mogelijkheid om de onderuitputting van 2003 over te hevelen naar 2004 zolang het overleg over de voorjaarsnota in het kabinet nog gaande is. Overigens wordt er ook gesproken over de mogelijkheid van een meerjarige overheveling zodat er financiële ruimte ontstaat voor met name de meer structurele vormen van armoedebestrijding.
Langs de lijn van de armoedebestrijding en de samenwerkingsprogramma's op het terrein van onderwijsvernieuwing en duurzame economische ontwikkeling kan Nederland een bijdrage leveren aan het jeugd- en jongerenwerk op de Antillen. In het programma Rechtshandhaving zal veel aandacht worden besteed aan preventie.
Hij maakt zich zorgen over de grote criminaliteit en het geweld op Curaçao en is daarom verheugd dat de Antilliaanse regering dit probleem onderkent en een aantal maatregelen heeft aangekondigd. Nederland is bereid dit beleid te steunen, mits helder is wat die maatregelen inhouden. Tijdens het tripartiete overleg in januari zijn afspraken gemaakt over een aantal projecten in het kader van de rechtshandhaving. Dit kan onder omstandigheden betekenen dat Nederland bijstand zal verlenen als de Antilliaanse regering daarom vraagt.
De minister van Defensie heeft tijdens een werkbezoek gezegd dat binnen het verband van de kustwacht extra inzet kan worden geleverd in de vorm van snelle operationele eenheden die voor de kust patrouilleren en opereren. De mariniers kunnen echter niet zonder meer worden ingezet voor de rechtshandhaving op het land. Als er bijstand wordt geleverd, is dit ook niet per se door mariniers. De kustwacht speelt een belangrijke rol in de rechtshandhaving en zeker bij het indammen van de drugscriminaliteit en de aanlanding van drugs; hij verwacht dat de inzet van een walradar daaraan kan bijdragen. De Kustwachtcommissie zal nagaan of dit mogelijk is. In samenspraak met de minister van Justitie is toegezegd dat deze investering in de kustwacht zal worden gesteund als daarvoor een goed plan op tafel wordt gelegd. Voorwaarde is onder meer dat er een sluitend systeem ontstaat.
De minister heeft begrip voor de opmerking dat er de afgelopen acht maanden nauwelijks lijkt te zijn geregeerd op de Antillen. Er is inderdaad veel energie gestoken in de onderlinge politieke verhoudingen en incidenten en het beleid heeft weinig zichtbare resultaten opgeleverd. Er zijn wel goede aanzetten gegeven zoals het plan van de minister van Financiën voor de financiële perspectieven, maar voor dit conceptplan heeft zij niet de instemming van de ministerraad gekregen. Bovendien was het niet belegd met concrete maatregelen om het gewenste begrotingsevenwicht in 2008 te bereiken. Op financieel economisch terrein is geen voortgang geboekt, terwijl naast sanering ook flexibilisering van de arbeidsmarkt en het privatiseren van overheidsstichtingen e.d. dringend gewenst is. De Nederlandse regering is bereid om naast de bijdrage aan de samenwerkingsprogramma's, een extra bijdrage te leveren in termen van de herfinanciering van schulden of liquiditeit als het Antilliaanse kabinet zichtbaar op weg gaat naar een herstelprogramma. Er wordt dan echter meer verlangd dan alleen een goed voornemen.
De minister hoopt dat de crisis in de Antilliaanse politiek ruimte schept voor politieke verhoudingen die zijn gericht op stabiliteit en de uitvoering van een regeerprogramma. De vraag of er verkiezingen moeten worden gehouden, is een zaak van de Antilliaanse politiek. De contacten met de gouverneur zijn goed; hij stelt de Nederlandse regering regelmatig op de hoogte van de situatie. Het laatste contact was nog enkele ogenblikken voor dit algemeen overleg.
De huidige bestuurlijke structuren voldoen niet langer en ieder eiland wil het anders. De vraag is of wat zij willen met elkaar te verenigen is en met de Nederlandse mogelijkheden om de relaties met de verschillende eilanden en in het Koninkrijk als geheel te onderhouden. In dit beleid past de ontwikkeling van een een-op-eenverhouding. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het Ontwikkelingsfonds waarin de eilanden samenwerkingsprogramma's kunnen indienen en in de AMFO waarin platforms per eiland zijn ingericht voor de ngo's. Er worden nu ook gerichte gesprekken aangegaan met de eilanden. Vanzelfsprekend moet er onderscheid worden gemaakt tussen wat wenselijk wordt geacht en wat mogelijk is. Eerst moet duidelijk zijn waar het om gaat. Het is nu niet mogelijk om een aparte bestuurlijke structuur te maken voor een van de eilanden en zeker niet zonder instemming van het Land. Er kunnen natuurlijk wel afspraken worden gemaakt over wat het eilandbestuur zelf kan doen, maar die afspraken kunnen niet apart worden gefinancierd buiten het Ontwikkelingsfonds om dat nu juist per eiland de programma's moet beoordelen en financieren. Waar mogelijk zal worden geprobeerd specifieke arrangementen te maken voor de eilanden. Dit past in de visie van een gedeeld belang en een gedeeld beleid om de rol van de eilanden te vergroten en in het streven naar cruciale verantwoordelijkheden voor het Koninkrijk, maximale mogelijkheden en bevoegdheden voor de eilanden en minimaal voor het Land. De werkgroep Bestuurlijke en financiële verhoudingen zal zich over de vraag buigen of er in de toekomst nog een Land als zodanig zal overblijven of dat er een heel andere vorm zal ontstaan. Wat binnen de mogelijkheden ligt, zal worden gedaan. Verder wordt ernaar gestreefd om de mogelijkheden te verruimen.
Aan de randvoorwaarden die worden gesteld aan de oprichting van een herstelbank – een gezond financieel economisch beleid, uitvoering van het privatiseringsbeleid en afbouw van de marktbescherming – wordt helaas niet voldaan. Daarom zal nu worden gewacht op een goed financieel economisch plan van een nieuwe Antilliaanse coalitie en het Ontwikkelingsfonds.
In het kader van het Uitbreidingsverdrag is al een formeel voorbehoud gemaakt voor de mogelijkheid van statusovergang. Bij de conventie is gesproken over een UPG-amendement. In het kader van de IGC is overeenstemming bereikt over een tekst die alle opties openhoudt, maar die een eventuele verandering van status mogelijk maakt zonder wijziging van het grondwetverdrag van de EU. In plaats daarvan kan een lichtere procedure worden gevolgd, maar overigens moet er wel een besluit worden genomen in Brussel. De minister zegt met nadruk dat dit volstrekt sans préjudice is. Nergens is besloten dat de Antillen en/of Aruba een statusverandering moeten ondergaan. Als de commissie EU haar rapport heeft opgemaakt, is het aan de Antillen, Aruba en de eilanden om te oordelen. Nederland zal faciliteren wat hier uit komt.
Hij herinnert eraan dat hij tijdens de begrotingsbehandeling heeft gezegd dat hij het een uitstekend idee vindt om buiten de samenwerkingsprogramma's om een culturele uitwisseling tot stand te brengen in het kader van 50 jaar Statuut. Daarvoor is contact opgenomen met de staatssecretaris van cultuur die ook een financiële bijdrage zal leveren. Zij vond de inhoudelijke component van de plannen die aan haar zijn voorgelegd, onvoldoende. Daarom worden er nieuwe plannen ontwikkeld. De producties voor de culturele ontwikkeling zullen voor het einde van dit jaar worden uitgevoerd.
Hij kan zich niet herinneren dat de heer Verhagen hem zou hebben gesommeerd om binnen een maand maatregelen te treffen.
Tot slot merkt hij op dat hij het niet opportuun vindt om een overzicht op te stellen van de werkzaamheden van de werkgroepen en commissies.
De heer Van Bochove (CDA) stelt tot zijn genoegen vast dat de minister zich betrokken toont en laat blijken dat hij samen met de Antillen wil verder werken aan de voortgang van vele processen ondanks het feit dat het soms wat rommelt in de regering van de Antillen. Hij lijkt de juiste vorm te hebben gevonden om voortgang te boeken in een aantal processen dat voor het Land, de eilanden, maar vooral ook voor de bewoners van belang is. De wijze waarop een en ander wordt uitgevoerd, moet aan de politieke partijen op de Antillen worden overgelaten, maar er moet wel iets gebeuren.
De heer Van Bochove onderschrijft de opmerking dat Nederland een extra bijdrage zal leveren als de Antilliaanse regering zichtbaar laat zien dat zij op weg is naar een herstelprogramma.
Het is verheugend dat de minister zich wil inspannen om de eilanden ook binnen de huidige omstandigheden te bedienen in afwachting van de vervolgstappen die wellicht leiden tot een een-op-eensituatie.
De heer Van Bochove zegt dat zijn fractie graag groen licht geeft voor de oprichting van de stichting Ontwikkelingsfonds. Hij hecht eraan dat dit zo snel mogelijk gebeurt.
Hij benadrukt dat er niet te lang mag worden gewacht op de uitslag van nieuw onderzoek naar de armoedeproblematiek. Het antwoord van de minister op dit punt stelt hem echter gerust. Ook op korte termijn zullen er maatregelen worden getroffen. Het is goed dat dit in samenwerking met de Wereldbank en de ngo's wordt gedaan.
Ook de reactie van de minister op de vraag naar de EU is geruststellend.
Het doet de heer Leerdam (PvdA) deugd te horen dat de minister nog zo kort geleden contact heeft gehad met de gouverneur. De Partij van de Arbeid zal altijd blijven wijzen op de druk van de omstandigheden. Het is goed dat de minister zo bewogen reageert op de kritiek die hier is geuit. Zo blijven Kamer en regering scherp.
De heer Leerdam merkt op dat hij in zijn eerste termijn heeft verwezen naar de werkgroep Wijers, de commissie Europese Unie, de werkgroep Bestuurlijke en financiële verhoudingen, justitie, de commissie Havermans, de AMFO, de analyse van de Wereldbank en UNDP en kunst en cultuur.
Hij is van mening dat de politieke stabiliteit op de Antillen gediend is met een betrokkenheid van Nederlandse zijde. In het jaar dat 50 jaar Statuut wordt gememoreerd, is het schandelijk dat de armoede en de criminaliteit die zich in de afgelopen jaren steeds verder in negatieve zin ontwikkelen, niet alleen op Curaçao, maar ook op de andere eilanden, ertoe leiden dat er binnen een Koninkrijk zulke verschillen zijn ontstaan. Nederland moet zich verantwoordelijk voelen voor de mensen op de Antillen.
De heer Leerdam zegt dat zijn fractie de minister steeds het voordeel van de twijfel heeft gegund, omdat zij het beleid positief wil benaderen. Zij heeft zich echter vanaf het aantreden van dit kabinet ook kritisch getoond en zal dit blijven doen zolang zij in de oppositie zit.
Hij is van mening dat Nederland niet alleen betrokkenheid moet tonen, maar ook daadkracht. Samen met de eilanden moet worden gezocht naar oplossingen op korte termijn. Het is te gek voor woorden dat binnen het Koninkrijk nog steeds dergelijke problemen worden aangezien. Daarom vraagt hij aan de minister wat deze hier op korte termijn aan zal doen.
Desgevraagd zegt de heer Leerdam dat hij namens zijn fractie groen licht geeft voor de oprichting van het Ontwikkelingsfonds.
De heer Rijpstra (VVD) zegt dat hij oprecht hoopt dat de Nederlandse Antillen niet in een vacuüm van misschien wel een halfjaar of langer belanden. Dit zal grote gevolgen hebben voor alle initiatieven die nu zijn ingezet en worden ingezet. Hij zegt dat hij dit als parlementariër zal overbrengen aan zijn collega's overzee.
Hij is tevreden over het antwoord dat zal worden nagegaan waar en op welke momenten een een-op-eensamenwerking met eilanden mogelijk is zonder dat er strijd ontstaat met de bestaande (wettelijke) afspraken. Enkele eilanden hebben duidelijk laten blijken wat zij willen en hoe. Hij hoopt dat er ruimte is voor dergelijke initiatieven.
In de samenwerkingsovereenkomst met de Antillen is een aantal beleidsgebieden niet benoemd. Die programmapunten kunnen wellicht opnieuw worden gewogen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de volksgezondheid die zo belangrijk is voor de bevolking dat dit punt opgenomen zou moeten worden in de samenwerkingsprogramma's, maar dit voorstel moet natuurlijk van beide kanten komen.
Het is goed dat leden van het kabinet met enige regelmaat een bezoek brengen aan de Antillen. De ministers van Defensie en van Justitie hebben zich, net als de Kamer, laten informeren over het walradarsysteem. Wil de minister bevorderen dat de Kustwachtcommissie zo snel mogelijk een beslissing neemt? Heeft hij meer informatie over de Orions?
De heer Rijpstra zegt dat hij de ontwikkelingen nauwgezet zal volgen. Hij steunt de lijn van het Nederlandse kabinet en dringt erop aan dat de minister zich duidelijk uitspreekt. Dit bevordert het begrip, ook aan de andere kant van de oceaan.
De minister zegt dat hij realist is en pragmaticus en zich een aantal doelen heeft gesteld die hij in deze periode wil verwezenlijken. De vele partners op de Antillen worden hierbij betrokken, want het wordt steeds duidelijker dat heel veel mensen op de Antillen vinden dat de politieke en bestuurlijke verhoudingen en het financieel economisch beleid aan verandering toe zijn. Nederland zal waar mogelijk die veranderingen steunen en waar nodig een bijdrage leveren.
Op Aruba is volksgezondheid wel onderdeel van de samenwerkingsprogramma's. De Arubaanse regering en staten hebben daar voor gekozen, maar de Antillen niet. De minister zegt dat hij hier best voor wil pleiten, maar hij waarschuwt ervoor dat een extra programma niet betekent dat er meer geld beschikbaar komt. Integendeel, het zal tot vermindering van de uitgaven voor de andere programma's leiden. Er moeten dus echt keuzes worden gemaakt. Rechtshandhaving zal daar in ieder geval toe moeten behoren, gelet op het belang daarvan voor alle eilanden en voor het vertrouwen van investeerders in de Antillen.
Thans worden samenwerkingsprogramma's gefinancierd die het stempel van de Antilliaanse regering dragen. In het kader van het Ontwikkelingsfonds kunnen eilanden programma's indienen. Dit is iets anders dan projecten. Het gaat erom dat er een structureel beleid wordt gevoerd op grond waarvan projecten nodig zijn. Ook in de huidige structuur is dit mogelijk. Als er in de toekomst een verandering van bestuurlijke structuren zou plaatsvinden, ligt het nog meer voor de hand dat er zo zal worden gewerkt. Dit jaar zullen de huidige samenwerkingsprogramma's als het ware in het Ontwikkelingsfonds stromen. Daarna komt er ruimte voor samenwerkingsprogramma's per eiland. De minister wijst erop dat dit programma's zijn die worden gefinancierd uit hoofdstuk IV van de rijksbegroting. Dit wil niet zeggen dat er daarnaast niets mogelijk is. Zoals bekend hebben andere ministeries kleine budgetten die zij kunnen inzetten voor bijvoorbeeld sport of volksgezondheid. Daarnaast kunnen er samenwerkings- en ondersteuningsrelaties tot stand komen tussen Antilliaanse of Arubaanse en Nederlandse instellingen, bijvoorbeeld tussen ziekenhuizen die expertise uitwisselen en kennis overdragen. Niet alles hoeft door de overheid te worden betaald.
De programma's verlopen via de Antilliaanse ngo's, maar niets of niemand verbiedt de Antilliaanse en Nederlandse ngo's om contacten te onderhouden en om te proberen gezamenlijk dingen op gang te brengen. De Antilliaanse ngo's worden betaald door de Nederlandse overheid en kunnen steun van Nederlandse instellingen zeker gebruiken.
Tot slot merkt hij op dat er geen keuze hoeft te worden gemaakt tussen walradar of Orions. Voor de vervanging van de Orions is nu een structurele begrotingsvoorziening getroffen. De walradar kan een welkome aanvulling zijn. Als die wordt betaald uit hoofdstuk IV van de rijksbegroting, moet het geld natuurlijk wel elders worden gevonden.
De voorzitter stelt vast dat er geen bezwaren zijn tegen de oprichting van de Stichting Ontwikkelingsfonds Nederlandse Antillen.
Samenstelling Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Klaas de Vries (PvdA), Rijpstra (VVD), Dittrich (D66), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Van Egerschot (CDA), Adelmund (PvdA), Buijs (CDA), Van Bommel (SP), Halsema (GroenLinks), Mosterd (CDA), De Pater-van der Meer (CDA), Rambocus (CDA), Van Bochove (CDA), Wolfsen (PvdA), ondervoorzitter, Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van Fessem (CDA), Nawijn (LPF), Tjon-A-Ten (PvdA), Blom (PvdA), Leerdam (PvdA), Griffith (VVD), Hirsi Ali (VVD), Visser (VVD) en Van Hijum (CDA).
Plv. leden: Koenders (PvdA), Arib (PvdA), Wilders (VVD), Bakker (D66), Van Gent (GroenLinks), Van de Staaij (SGP), Van Dijken (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Van Velzen (SP), Vendrik (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Çörüz (CDA), Jager (CDA), Ormel (CDA), Timmermans (PvdA), Van den Brink (LPF), Joldersma (CDA), Eurlings (CDA), Van As (LPF), Kalsbeek (PvdA), Straub (PvdA), Van Heemst (PvdA), Schippers (VVD), Van Baalen (VVD) en Szabó (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29390-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.