29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid

Nr. 125 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2024

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 13 februari 2024 een petitie in ontvangst genomen van LOC, Waardevolle zorg met betrekking tot de ouderenzorg. Op 15 februari jl. heeft de commissie aangegeven een reactie op deze petitie te willen ontvangen.

Met deze brief geef ik, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, invulling aan het verzoek van uw Kamer. Daarbij zal ik eerst een algemene reactie geven en daarna ingaan op de specifieke aanbevelingen in de petitie.

Uit de petitie spreekt een grote betrokkenheid bij de ouderenzorg, waarbij het initiatief wordt gelegd bij burgers, zorgverleners, cliënten en hun naasten. Het is een oproep om dit proces niet te verstoren en actief te ondersteunen.

Ik heb grote waardering voor dit initiatief en onderschrijf de beweging die nodig is om de kwaliteit van de ouderenzorg ook in de toekomst te kunnen waarborgen. Daarbij betreft het ook een oproep aan alle betrokken partijen van mensen met een zorg- en ondersteuningsvraag en zorgverleners tot de overheden.

Dit uitgangspunt vind ik belangrijk, omdat alleen met de inzet van alle partijen het boogde doel kan worden bereikt.

Naast deze algemene reactie zal ik ook ingaan op de punten die genoemd worden in de petitie en specifiek gericht zijn op de rijksoverheid.

Vertrouwen geven aan welwillende, initiatiefrijke en actieve burgers, zorgorganisaties en samenwerkingsverbanden, en aanvaarden dat er lokale verschillen ontstaan tussen buurten.

De Staatssecretaris van VWS en ik zetten met de uitvoering van het WOZO-programma en het GALA in op het versterken van vrijwillige inzet en burgerinitiatieven. Hierover is uw Kamer geïnformeerd op 6 juli 2023 met de aanpak Sociale Basis, inclusief Mantelzorgagenda1. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen dat het vernieuwen van vrijwillige inzet en burgerinitiatieven wordt ondersteund. Daarnaast hebben gemeenten, op basis van de brede SPUK GALA, de mogelijkheid om burgerinitiatieven te steunen met de ontwikkeling van de lokale aanpak sociale basis met de daarvoor extra beschikbaar gesteld financiële middelen. Het is evident dat verschillen bestaan tussen gemeenten.

In geen enkele gemeente zal de sociale basis op eenzelfde manier zijn vormgegeven, zelfs binnen gemeenten zullen (grote) verschillen bestaan.

Onder meer in de voortgangrapportage WOZO2 heb ik voorbeelden vermeld van lokale (burger) initiatieven die de ouderenzorg een impuls geven, zoals de samenwerking in Austerlitz en de domeinoverstijgende activiteiten in onder meer Hollandsche Veld. Deze voorbeelden ondersteun ik ook actief (in het geval van bijvoorbeeld Hollandsche Veld) via de Specifieke uitkering Domeinoverstijgende samenwerking.

Regelen dat de wet- en regelgeving zo wordt aangepast dat de zeggenschap bij burgers komt te liggen en dat de burgers daarbij ook bij gefaciliteerd worden, zodat burgers de ruimte krijgen om hun eigen leven te organiseren. Het versterken van het eigenaarschap van burgers door de zeggenschap over zorg en hulp wettelijk te borgen. Onder andere door initiatiefrecht om te bepalen hoe zorg en hulp in hun buurt of dorp is geregeld.

Ik deel de visie dat mensen zoveel mogelijk zeggenschap moeten hebben over hun leefomgeving. Momenteel is zeggenschap geregeld voor zowel burgers die hulp ontvangen via cliëntenraden van zorgorganisaties, als zeggenschap voor burgers die geen hulp ontvangen via vertegenwoordiging in gemeenteraden en Wmo-adviesraden. Burgers kunnen initiatieven starten in hun buurt of dorp en hiervoor steun vragen bij cliëntraden en gemeenteraden. Op welke wijze het eigenaarschap van burgers en vrijwilligers verdergaand versterkt kan worden, is aan mijn ambtsopvolger en afhankelijk van het beleid dat een nieuw kabinet wil voeren op dit punt. De Staatssecretaris van VWS is wel bezig met het voorbereiden van een visie op vrijwillige inzet en burgerinitiatieven, zoals aangekondigd in de Kamerbrief aanpak Sociale Basis3. Met een breed aantal maatschappelijke partners – zoals de NOV, Tijd voor Actie en het Oranjefonds – wordt verkend wat nodig is om tot bijvoorbeeld een vernieuwing van vrijwillige inzet te komen.

Geldstromen zo verleggen dat zij initiatieven vanuit burgers duurzaam faciliteren en financieringsstromen worden ontschot.

Gemeenten hebben, op grond van de Wmo2015, de beleidsruimte om burgerinitiatieven te ondersteunen. Zij hebben de vrijheid om te bepalen welke vormen van maatschappelijke ondersteuning worden ingekocht, tegen welke tarieven en kwaliteitseisen, maar hebben ook de ruimte om collectieve voorzieningen en het informeel netwerk te ondersteunen. De Wmo2015 stelt geen voorschriften over de wijze waarop en waaraan de beschikbare middelen in moeten worden gezet, tenzij in specifieke uitkeringen anders is bepaald. Dit is nu bijvoorbeeld het geval bij de financiële middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de uitvoering van de afspraken uit het IZA en het GALA. Maar ook hier hebben gemeenten voldoende ruimte om genoemde initiatieven te ondersteunen. De geldstromen dienen zo effectief mogelijk worden ingezet. Daarbij zijn alle partijen betrokken, afhankelijk van de soort zorg en ondersteuning (Wmo2015/Zvw/Wlz). Op lokaal niveau gaat het dan ook om de samenwerking van burgerinitiatieven met bijvoorbeeld het welzijnswerk, de wijkteams van de gemeenten en wijkverpleging. Gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren kunnen daarbij de beschikbare middelen op elkaar afstemmen. Daarnaast zijn op projectbasis ook aanvullende subsidies beschikbaar zoals de al genoemde middelen vanuit de Specifieke uitkering Domeinoverstijgende samenwerking, de regionale transitiemiddelen WOZO en de transitiegelden vanuit bijvoorbeeld het IZA-programma. Het is daarbij van belang dat de lokale (burger)initiatieven met de genoemde partijen tot een gezamenlijk plan komen.

Continuïteit bieden in financiering en regelgeving.

Voorop staat dat de landelijke financiële kaders voor de Wmo2015, Zvw en Wlz voldoende moeten zijn om de zorg en ondersteuning voor ouderen te kunnen garanderen. Dit is de inzet van dit kabinet. In de Wlz gebeurt dit via de kaderbrief Wlz en de jaarlijks adviezen van de NZa. Daarnaast worden de uitgaven van wijkverpleging en de Wmo2015 gemonitord en waar nodig en mogelijk bijgestuurd. Ten aanzien van de Wmo2015 heeft de Staatssecretaris van VWS u op 5 februari jl. geïnformeerd over de voortgang van het houdbaarheidsonderzoek Wmo2015.4

Administratieve lasten en bureaucratie terugdringen.

Op 11 december 2023 heb ik de intensiveringsbrief naar de Kamer gestuurd5, omdat de huidige aanpak van regeldruk mij niet radicaal en snel genoeg ging. Eveneens vroegen de gesprekspartners en de conclusie van het RVS rapport «Is dit wel verantwoord» om een radicalere regeldrukaanpak; hier geef ik nu invulling aan. De intensiveringsaanpak loopt langs vier lijnen, namelijk:

  • De actielijn «Beleid dat werkt in de praktijk», waarin VWS eigen wet- en regelgeving toetst op het principe zinnig en radicaal simpel;

  • Een Regiegroep Aanpak Regeldruk met mandaat en slagkracht;

  • De inzet van twee onafhankelijke speciaal gezanten met doorzettingsmacht;

  • Naast een zorgbrede aanpak komt er eveneens een jaarlijkse focus op 1 specifieke zorgsector, beginnend met de eerstelijnszorg in 2024.

Ik zie dat er door alle partijen een gedeelde urgentie wordt gevoeld om werk te maken van het verminderen van administratieve lasten, waarbij ieder een eigen bijdrage levert.

Het spanningsveld opheffen tussen de oproep om meer betaald werk te doen en het toenemende beroep op vrijwilligers en mantelzorgers.

De Staatssecretaris van VWS heeft reeds actie ondernomen op dit punt. In de mantelzorgagenda 2023–20266 zijn maatregelen opgenomen voor de korte en lange termijn om werkende mantelzorgers te ondersteunen. Op de korte termijn gaat het vooral om faciliteren en ondersteunen, bijvoorbeeld door de Stichting Werk en Mantelzorg. Voor de langere termijn hebben de Staatssecretaris van VWS, de Minister van SZW, de Staatssecretaris van FB en de Minister van OCW de SER verzocht om een advies over de combinatie van werk en mantelzorg7.

Een onafhankelijk door mensen bemand (telefonisch of digitaal bereikbaar) «loket» dat burgers wegwijs maakt en hen helpt een vervolgstap te zetten bij een hulpvraag.

De Staatssecretaris en ik vinden dat zorgzame gemeenschappen en de sociale basis, op lokaal niveau gefaciliteerd moeten worden en dat burgers laagdrempelig hun weg moeten kunnen vinden. Het Rijk faciliteert daarom gemeenten op meerdere manieren om de sociale basis en de toegang tot hulp en ondersteuning te versterken. Op lokaal niveau wordt bepaald op welke wijze en met welke partijen hulpvragen worden gekanaliseerd. Gemeenten hebben een sleutelrol in het faciliteren van burgerinitiatieven en zorgen dat mensen de weg naar passende hulp makkelijk weten te vinden. Dit kan in iedere gemeenschap op eigen wijze plaatsvinden. Het kabinet is dan ook geen voorstander van het invoeren van een gestandaardiseerd loket. Bovendien zijn er al vele landelijk opgezette netwerkorganisaties die lokale initiatieven ondersteunen. Wel wil het kabinet vanuit de landelijke zorgakkoorden samen met andere partners als de VNG een vervolg geven aan het toewerken naar meer laagdrempelige vormen van zorg en ondersteuning.

Resumerend wil ik nogmaals benadrukken dat ik de inzet van burgerinitiatieven zeer waardeer en mij zal inzetten om waar mogelijk ook vanuit de Rijksoverheid de voorwaarden te scheppen om burgerinitiatieven te faciliteren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstukken II, 2022/2023, 30 169, nr. 75.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2023/2024, 29 389, nr. 123; d.d. 22-12-2023.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2022/2023, 30 169, nr. 75.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2023/2024, 29 538, nr. 357.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2023/2024, 29 515, nr. 491.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2022/2023, 30 169, nr. 75.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2023/2024, 30 169, nr. 76.

Naar boven