29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid

Nr. 101 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2020

Mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kom ik hierbij tegemoet aan het verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid om voor het algemeen overleg Pensioenonderwerpen op 19 februari 2020 een reactie te geven op het gegeven dat de SVB door het ontbreken van de doelbinding in de wet geen inkomens- en vermogensgegevens kan gebruiken bij het terugdringen van het niet-gebruik van de AIO, en op de vraag wat mogelijk de nadelen zouden kunnen zijn van het wel opnemen van deze doelbinding.

Het klopt dat de wet nu geen taak voor de SVB bevat met een zodanig concrete doelbinding dat op basis daarvan inkomens- en vermogensgegevens gebruikt mogen worden ten behoeve van het terugdringen van het niet-gebruik van de AIO. Maar dat is niet de enige vereiste: het is daarnaast noodzakelijk dat de gegevensuitwisseling aan de privacyvereisten voldoet. Om een aanpassing van de wet mogelijk te maken moet dat eerst vastgesteld worden. Daar ga ik in deze brief verder op in.

Ik vind het belangrijk dat het niet-gebruik van de AIO wordt teruggedrongen. Ik heb dat ook benadrukt in mijn brief van 26 november 2019 (Kamerstukken 29 389, nr. 98). We moeten kijken naar alle mogelijkheden die er zijn om de kwetsbare groep ouderen om wie het gaat beter te bereiken. Naast de inzet van andere instrumenten, kan dat mogelijk met het instrumentarium van gegevensuitwisseling. Ik heb de SVB dan ook gevraagd om dit gezamenlijk verder te verkennen.

Zoals het rapport van de Algemene Rekenkamer laat zien, doet de SVB al veel om het niet-gebruik van de AIO terug te dringen. De reden om de AIO sinds 2010 door de SVB te laten uitvoeren is onder meer geweest, dat de SVB dit ook kan doen door de AIO in combinatie met de AOW uit te voeren. Voor een deel is die opzet geslaagd, maar het rapport van de Algemene Rekenkamer laat zien dat het beter moet. Knelpunt is dat de doelgroep van de AIO een zeer specifiek en qua aantal relatief klein gedeelte van de AOW-populatie is. Zonder aanvullende informatie is deze groep niet goed zichtbaar. Dat maakt het ook moeilijk om deze groep gericht te benaderen. Als de SVB meer inzicht zou hebben in hun inkomen en vermogen, kan een gerichte groep worden benaderd. Daarmee zou het niet-gebruik van de AIO waarschijnlijk veel gerichter kunnen worden aangepakt. Daartoe zou de SVB dan wel inkomens- en vermogensgegevens moeten kunnen verzamelen van AOW-gerechtigden met een onvolledige AOW-opbouw en/of een jongere, niet AOW-gerechtigde partner, zonder dat er nog sprake is van een aanvraag voor een AIO-uitkering. Dat raakt aan het recht op privacy, kan mogelijk als stigmatiserend worden ervaren door de betrokkene en is in de sociale zekerheid ook niet gebruikelijk. In deze specifieke situatie kan het echter wel nodig zijn om deze moeilijk te bereiken groep kwetsbare ouderen beter te bereiken, aangezien een groot gedeelte van de doelgroep van de AIO nu niet tot het doen van een AIO-aanvraag komt en de informatie die de SVB nu wel mag gebruiken niet toereikend blijkt om hen daarover gericht te benaderen.

Toen de uitvoering van de AIO in 2010 aan de SVB werd opgedragen is niet in de wet opgenomen dat voor deze taak inkomens- en vermogensgegevens uitgewisseld mogen worden als er nog geen sprake is van een AIO-aanvraag.

  • De Wet SUWI bevat in de taakomschrijving van de SVB (artikel 34 lid 1c Wet SUWI) wel een algemene taak tot «het zorgdragen voor gevraagde en ongevraagde verstrekking van deugdelijke informatie aan werkgevers, werknemers, uitkeringsgerechtigden, verzekerden en andere belanghebbenden in verband met de uitvoering» van onder meer de AOW, maar uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat hiermee beoogd is om de SVB in staat te stellen met gegevensuitwisseling de AIO-doelgroep beter in beeld te krijgen en hen gerichte informatie over de AIO te verstrekken.

  • De Participatiewet draagt de SVB taken op die verband houden met het op aanvraag verstrekken van AIO. Uit de wetsgeschiedenis komt wel naar voren dat uitvoering van de AIO vanaf 2010 aan de SVB is opgedragen met als doel om het niet-gebruik van de AIO tegen te gaan en dat de gecombineerde uitvoering met de AOW een belangrijk argument is om de AIO-taken aan de SVB op te dragen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet expliciet dat hiermee beoogd werd dat de SVB al voordat sprake is van een AIO-aanvraag gegevens gaat verzamelen om te kijken welke AOW-gerechtigden mogelijk recht op AIO zouden hebben.

Overigens is het niet zo dat met gegevensuitwisseling van inkomens- en vermogensgegevens een volledig sluitende aanpak zou ontstaan. Bij een dergelijke data-analyse zullen zowel «vals negatieven» als «vals positieven» ontstaan. In de ene situatie kunnen belanghebbenden van extra informatie over de AIO verstoken blijven, terwijl zij wel recht op AIO zouden kunnen hebben. Dan zou uit gegevensuitwisseling geen signaal naar voren zijn gekomen, waaruit potentieel recht op AIO zou blijken. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer gegevens geen actuele situatie weergeven. In de andere situatie kunnen belanghebbenden wel extra informatie ontvangen terwijl er feitelijk geen recht op AIO bestaat. Dan kan het bijvoorbeeld gaan om de aanwezigheid van vermogen, voor zover gegevens daarover niet in de gegevensuitwisseling betrokken (kunnen) worden.

Dat neemt niet weg dat ik de mogelijkheid om met gegevensuitwisseling het niet-gebruik van de AIO aan te pakken positief benader. Ik wil daaraan bijdragen door zo nodig de juridische grondslag hiervoor te versterken. Daarvoor is het wel belangrijk om eerst vast te stellen dat deze gegevensuitwisseling binnen het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) te verwezenlijken is. Naast doelbinding gaat het daarbij ook om principes als transparantie, noodzakelijkheid en proportionaliteit. Ook mag hetzelfde doel niet bereikt kunnen worden met een minder grote inbreuk op de privacy (subsidiariteit). En alle personen waarvan de gegevens opgevraagd worden, moeten hierover geïnformeerd worden. Daarom heb ik in mijn brief van 26 november 2019 ook aangegeven dat de toetsing van het concrete plan van de SVB door de Functionarissen Gegevensbescherming en advisering door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) belangrijk is. In deze overwegingen is van belang dat de SVB al veel doet om het niet-gebruik van de AIO tegen te gaan en er weinig andere mogelijkheden overblijven dan om met behulp van gegevensuitwisseling deze aanpak te verbeteren. Mocht naar voren komen dat alleen het ontbreken van een toereikende doelbinding in de wet de beperkende factor is, dan zal ik mij er dan ook voor inzetten om daarin te voorzien. Via de rapportage over de stand van de uitvoering zal ik voor de zomer uw Kamer over de voortgang informeren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven