29 387
Herziening hoofdstuk 5 Telecommunicatiewet (graafrechten)

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2004

Inleiding

Op 25 juli 2003 heb ik, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en de Minister van Verkeer en Waterstaat (VenW), uw Kamer geïnformeerd over de kwaliteit van de informatievoorziening aangaande liggingsgegevens van alle ondergrondse kabels en leidingen in Nederland (ez03000383). Dit in reactie op door uw Kamer op 29 april 2003 gestelde vragen (kenmerk EZ-03-207/208). Bij brief van 19 december 2003 (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 387, nr. 2) heb ik u laten weten dat de kennis bij de kabel- en leidingbeheerders over de ligging van hun kabels en leidingen over het algemeen goed is maar dat de uitwisseling van deze gegevens naar grondroerders niet altijd vlekkeloos verloopt. Hierdoor kunnen graafincidenten veroorzaakt worden. Om goed inzicht te krijgen in de belangrijkste oorzaken van de graafincidenten en om daarvoor oplossingen te zoeken, heb ik het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) een onderzoek laten uitvoeren. NEN heeft in september 2004 zijn eindrapportage opgeleverd. Mede op basis daarvan ben ik gekomen tot mijn voornemen om de hieronder genoemde verplichtingen te gaan opleggen aan partijen. De nadere toelichting hierop vindt u in bijlage 11. De rapportage van NEN is opgenomen in bijlage 21.

Middels deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van VROM en de Minister van VenW, over mijn beleidsvoornemen dat erop gericht is de belangrijkste oorzaken van graafschades weg te nemen. Deze brief kent een nauwe relatie met de brief die de Minister van VROM, vrijwel gelijktijdig met deze brief, aan uw Kamer zal toesturen aangaande een goede ruimtelijke ordening van de ondergrond.

Daarnaast zijn er op 21 oktober 2004 door het lid Gerkens (SP) aan mij en aan de Minister van VROM Kamervragen gesteld (nr. 2040502220) over het bericht dat er teveel bijna-ongevallen zijn met pijpleidingen in Nederland.

Dit naar aanleiding van het rapport «Registratie en analyse van pijpleidingincidenten» dat in oktober 2004 is uitgebracht door de Vereniging van Leidingeigenaren in Nederland (VELIN). Deze Kamervragen zullen een dezer dagen, in lijn met het gestelde in deze brief, separaat beantwoord worden.

Huidige situatie

Het huidige systeem van zelfregulering voorziet, middels het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC), in beginsel in informatie-uitwisseling tussen kabel- en leidingbeheerders enerzijds en grondroerders anderzijds. Ongeveer 900 kabel- en leidingbeheerders (zoals nutsbedrijven, gemeenten, waterschappen en andere organisaties) zijn thans aangesloten bij het KLIC. Hoewel het KLIC veel heeft bereikt, wordt in de huidige graafpraktijk een aantal tekortkomingen geconstateerd. Ik ga hier kort op in.

Grondroerders

De grondroerder loopt bij het graven het risico dat hij schade veroorzaakt aan in de grond aanwezige infrastructuur. Hij is gehouden deze schade te vergoeden, tenzij hij kan aantonen dat hij – vanuit zijn zogenaamde onderzoeksplicht – alles heeft gedaan om schades te voorkomen. De grondroerder voldoet aan zijn onderzoeksplicht door zorgvuldig te graven. Dit houdt bijvoorbeeld in dat hij vooraf liggingsgegevens achterhaalt van ter plekke aanwezige kabels en leidingen en bij de uitvoering van het werk proefsleuven graaft. Om de liggingsgegevens van de op de graaflocatie aanwezige kabels en leidingen te verkrijgen kan de grondroerder zijn werkzaamheden melden bij het KLIC. Het KLIC stuurt de melding door aan de beheerders die in het gebied een belang hebben en verstrekt de grondroerder een overzicht van deze beheerders. Die verstrekken vervolgens op eigen inzicht het kaartmateriaal aan de grondroerder. Niet in alle gevallen doet een grondroerder echter een KLIC-melding. Ook wordt niet in alle gevallen gebruik gemaakt van het verstrekte kaartmateriaal.

Hoewel de opdrachtgever in een vroeg stadium een zogenaamde oriëntatiemelding kan doen bij het KLIC, zodat de grondroerder bij zijn offerte rekening kan houden met de aanwezige ondergrondse infrastructuur, wordt het vaak aan deze laatste overgelaten om deze informatie in te winnen. De feitelijke situatie aangaande de ondergrondse kabels en leidingen (die erg bepalend is voor de benodigde tijd) blijkt hierdoor vaak pas na aanname van de opdracht. Hierdoor ervaart de grondroerder vaak een zodanige tijdsdruk bij de uitvoering dat hij niet altijd zorgvuldig graaft. Het feit dat grondroerders zich (vooralsnog) kunnen verzekeren tegen graafschade speelt hierbij een rol. Daarnaast zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de huidige professionaliteit, kennis en ervaring van de grondroerders.

Grondroerders die constateren dat de ligging van kabels en leidingen (soms aanzienlijk) afwijkt van het door beheerders aangeleverde kaartmateriaal koppelen de feitelijke liggingsgegevens vaak niet terug aan deze beheerders. Daar komt bij dat terugmeldingen door grondroerders aan de beheerders, door deze laatste nauwelijks verwerkt worden.

Kabel- en leidingbeheerders

Kabel- en leidingbeheerders die een KLIC-melding ontvangen, verstrekken op eigen beoordeling en initiatief informatie aan de grondroerder. Dit leidt ertoe dat er aan de grondroerder door de diverse beheerders verschillende kaarten worden verstrekt. De kwaliteit van de informatie en de presentatievorm verschilt vaak per beheerder. Voor risicovolle leidingen (bijvoorbeeld leidingen voor gevaarlijke stoffen) is de informatievoorziening in het algemeen goed. Beheerders van dit type leidingen sturen, in plaats van kaartmateriaal, vaak een vertegenwoordiger om de ligging van de leiding ter plekke aan te duiden en eventueel aanwezig te zijn tijdens de graafwerkzaamheden. Daarmee borgen deze beheerders, in reactie op een KLIC-melding door een grondroerder, de veiligheid rond hun leiding. Wordt er echter geen melding gedaan, dan is het voor de betreffende beheerder vanzelfsprekend niet mogelijk om deze activiteit te ontplooien, met alle risico's van dien. Andere kabel- en leidingbeheerders hebben hun gegevens soms minder goed op orde. Kaarten kunnen fouten bevatten (bijvoorbeeld door verkeerd inmeten of grondwerking), onvolledig zijn of onvriendelijk in het gebruik (bijvoorbeeld door een onhandige schaalgrootte). Sommige kabel- en leidingbeheerders leveren de benodigde informatie niet of te laat aan. De soms gebrekkige kwaliteit van de aangeleverde informatie in combinatie met de vaak grote hoeveelheid kaartmateriaal, vormt ook een reden waarom grondroerders deze informatie niet altijd opvragen. Door gebruiksvriendelijker en beter kaartmateriaal is hier een duidelijke verbetering mogelijk.

KLIC

Het KLIC heeft weinig invloed op de kwaliteit van de uitgewisselde informatie, doordat het werkt op basis van vrijwillige deelname van de kabel- en leidingbeheerder en grondroerder. Het lukt het KLIC vooralsnog niet om alle beheerders ertoe te bewegen de registratie van hun liggingsgegevens te verbeteren (onder andere door digitalisering en onderlinge afstemming van de gebruikte kaartondergrond). Onlangs is het experiment gestart van KLIC-online, waarbij het contact tussen de grondroerder en de beheerders (via het KLIC) gaat verlopen via internet. Een aantal grote kabel- en leidingbeheerders doet hieraan mee, anderen blijven kaartmateriaal toesturen per post.

Conclusie

Het is de grondroerder die feitelijk de schade aan kabels en leidingen veroorzaakt. Het blijkt echter dat er zich in de hele keten problemen voordoen (waardoor het systeem niet goed werkt), te weten:

1. De grondroerder meldt zijn werkzaamheden soms niet omdat hij vindt dat dit hem teveel tijd kost, uitgaat van reeds in bezit zijnde (soms gebrekkige) informatie of op voorhand niet overtuigd is van de praktische bruikbaarheid van de aangeleverde informatie. Doordat de grondroerder de graafwerkzaamheden niet meldt, wordt er niet alleen onnodig schade geleden, het vergroot ook het risico dat hij een gevaarlijke (buis)leiding over het hoofd ziet. De grondroerder neemt vaak niet de tijd om zorgvuldig te graven. Dit door het proces van opdrachtverlening en een gebrek aan professionaliteit, kennis en ervaring bij de grondroerder. Omdat hij verzekerd is, is zijn belang om schades te voorkomen (commercieel gezien) relatief beperkt.

2. Er bestaat geen kwaliteitseis voor kabel- en leidingbeheerders om hun informatie op een goede en eenduidige wijze aan te leveren. Hierdoor is de verstrekte informatie moeilijk(er) bruikbaar voor de grondroerder. De sector is niet bij machte gebleken deze kwaliteitsverbetering tot stand te brengen. Ook wordt momenteel geen lering getrokken uit de bij grondroeringen feitelijk vastgestelde ligging van kabels en leidingen.

3. Het KLIC is gebaseerd op vrijwillige deelname van kabel- en leidingbeheerders en is mogelijk daardoor niet in staat gebleken de geconstateerde problemen op te lossen. Hoewel het KLIC er mogelijk in slaagt om met een aantal grote kabel- en leidingbeheerders een ICT-oplossing (KLIC-online) te realiseren, zullen veel kabel- en leidingbeheerders achterblijven, waardoor de informatie-uitwisseling aan de grondroerder suboptimaal blijft.

Publieke belangen

Het voorkomen van graafincidenten borgt een aantal publieke belangen.

Het eerste publieke belang is de externe veiligheid en milieu. Dit kan zowel de persoonlijke veiligheid betreffen van direct betrokkenen, zoals grondroerders, als die van de omgeving. Alhoewel het externe veiligheids- en milieuaspect slechts aan de orde is bij een relatief beperkt deel (buisleidingen, hoge druk gasleidingen, hoogvermogen elektriciteitskabels en drinkwaterleidingen met grote diameter) van alle in de ondergrond aanwezige kabels en leidingen, kunnen de gevolgen van een graafincident hier zeer ernstig zijn (kijk bijvoorbeeld naar de gasramp van 30 juli 2004 in het Belgische Ghislenghien). Om de externe veiligheid wezenlijk te verbeteren dient zekergesteld te worden dat alle risicovolle grondroeringen gemeld worden, zodat kabel- en leidingbeheerders altijd vooraf geïnformeerd worden over graafactiviteiten in de nabijheid van hun infrastructuur. Dit laatste is momenteel niet het geval. Daarnaast hebben hulpverleningsdiensten (waaronder de brandweer) behoefte aan goede en actuele liggingsgegevens van kabels en leidingen. Momenteel betrekt elk van deze diensten afzonderlijk deze informatie via KLIC, gemeenten en/of rechtstreeks van de betreffende kabelen leidingbeheerders. Dit kan beter en efficiënter.

Aangaande de externe veiligheid is thans ook het registratiebesluit externe veiligheid in voorbereiding dat voorziet in informatie aan burgers over risico's van uitsluitend de risicovolle infrastructuur. Deze informatie is niet primair bestemd voor grondroerders.

Het tweede publieke belang betreft het voorkomen van leveringsonderbrekingen van essentiële diensten in onze maatschappij (gas, elektriciteit, water en telecommunicatie). Deze onderbrekingen kunnen een aanzienlijke overlast veroorzaken voor de betrokken bedrijven en burgers. Daarnaast brengen ze voor bedrijven een aanzienlijke schadepost met zich mee. Bijvoorbeeld gederfde inkomsten doordat een bedrijfsterrein enige tijd van elektriciteit verstoken blijft of een winkel enige tijd niet te bereiken is doordat (in verband met de reparatie) een straat is afgezet. Dit komt door het relatief hoge aantal graafincidenten (in circa 20% van de gevallen ontstaat momenteel schade). Een onderzoek uitgevoerd door Capgemini in juni 2004 noemt een totaal schadebedrag van 175 miljoen Euro per jaar. Deze maatschappelijke kosten zijn (door minder graafincidenten) aanzienlijk te reduceren.

Het derde publieke belang betreft de ondergrondse ordening. Een goed werkend informatie-uitwisselingssysteem kan inzichtelijk maken waar de diverse kabels en leidingen liggen, het verandert als zodanig echter nog niets aan de feitelijke ligging van de aanwezige infrastructuur. Zowel marktpartijen als overheden kunnen, door gebruikmaking van deze informatie, bij hun planvorming een meer kostenefficiënte afweging maken.

Ook kunnen de verschillende overheden, als ordenaars van de ondergrondse gebruiksruimte, door toegang tot deze informatie, deze vroegtijdig betrekken bij hun planvorming. Voor de ruimtelijke ordeningsaspecten in de ondergrond (waarin ook kabels en leidingen zich bevinden) loopt momenteel binnen het ministerie van VROM een separaat project.

U zult, vrijwel gelijktijdig met deze brief, bij brief geïnformeerd worden over de voornemens van de Minister van VROM hieromtrent.

Beleidsvoornemen

Om bovengenoemde publieke belangen afdoende te waarborgen acht ik wettelijk ingrijpen noodzakelijk. Dit zal inhouden:

1. De grondroerder wordt verplicht om voorgenomen werkzaamheden bij één loket te melden (incl. het terugmelden van significant afwijkende liggingen).

2. De kabel- en leidingbeheerder wordt verplicht om de grondroerder tijdig te voorzien van betrouwbare en bruikbare informatie (incl. verwerking van afwijkende liggingen).

3. De grondroerder heeft de plicht om kabels en leidingen op de graaflocatie te lokaliseren en ook verder zorgvuldig te werken.

4. Zowel de grondroerders als kabel- en leidingbeheerders worden verplicht zich aan te sluiten bij het informatie-uitwisselingsysteem.

Reikwijdte nieuwe regeling

Alhoewel een adequate informatievoorziening op zichzelf niet zaligmakend is ter voorkoming van graafincidenten, is het wel een cruciaal onderdeel in een breder geheel van maatregelen. Het wel of niet adequaat zijn van de informatievoorziening wordt hierbij bepaald door de informatiebehoefte van de grondroerder op de graaflocatie. Deze heeft behoefte aan een gebruiksvriendelijk totaaloverzicht van alle ter plekke aanwezige kabels en leidingen. Bij het fysiek opsporen van deze ondergrondse infrastructuur is het onderscheid tussen bijvoorbeeld een gebruikte of een lege telecommunicatie mantelbuis voor de grondroerder weinig relevant. De grondroerder wil weten of hij alle (volgens de kaart) aanwezige kabels en leidingen ter plekke heeft opgespoord. Dit is alleen te faciliteren met een informatievoorziening die betrekking heeft op alle ondergrondse kabels en leidingen; dit is dan ook de reikwijdte waartoe voor de grondroerdersregeling is besloten. Het huidige KLIC is ook gebaseerd op zo'n brede aanpak.

Digitaal informatiesysteem

Gezien de vereiste duurzaamheid en het prestatieniveau van het beoogde informatie-uitwisselingsysteem (gebruiksvriendelijk, kostenefficiënt voor betrokken partijen en aansluitend op andere informatie- en registratiesystemen) wordt gekozen voor een ICT-systeem. Dit sluit ook aan op het vanuit het KLIC opgestarte en nu lopende experiment van KLIC-online.

Ik bezie het borgen van deze informatie-uitwisseling in relatie tot het programma Andere Overheid, gericht op stroomlijning van diverse registraties binnen de overheid. Ik ben er echter sterk voorstander van om de registratie van de liggingsgegevens van kabels en leidingen (en daarmee de verantwoordelijkheid voor de juistheid daarvan), te laten waar die nu ligt, bij de kabel- en leidingbeheerders. Vanwege de goede technische mogelijkheden om deze daarvandaan te ontsluiten, is er ook geen noodzaak om deze registratie als overheid ter hand te nemen. Wel ben ik voornemens om de kaartondergrond die voor de informatie-uitwisseling aangaande kabels en leidingen door alle partijen moet worden gebruikt, te laten aansluiten bij een authentieke registratie (één wettelijk verankerd bestand dat verplicht gebruikt moet worden voor alle publieke taken). Verder zal (bijvoorbeeld door een eventuele koppeling met het Registratiebesluit externe veiligheid) de informatie-uitwisseling meer gestroomlijnd worden. Dit zal bijdragen aan een zo eenduidig mogelijke presentatie, waarvan zowel kabel- en leidingbeheerders, grondroerders, gemeenten als hulpverleningsdiensten voordeel zullen ondervinden.

Organisatorische inbedding

Het huidige KLIC is een instrument van zelfregulering, waarbij participatie berust op vrijwilligheid. Hierdoor kan besluitvorming soms moeizaam (of zelfs niet) tot stand komen. Dit speelt met name rond lastige kwesties, zoals de wijze van registratie van liggingsgegevens binnen elk van de individuele kabel- en leidingbeheerders alsook het proces van informatie-uitwisseling tussen partijen. Overigens heeft recent onderzoek uitgevoerd door Capgemini in opdracht van Bolegbo-vok (de vereniging van boor-, kabelleg- en buizenlegbedrijven)1, door middel van diepte-interviews met de voornaamste belanghebbenden binnen de markt van ondergrondse infrastructuur, dit beeld (moeizame besluitvorming) ook bevestigd. Aanleiding voor het onderzoek was «dat er op dit moment veel problemen in de ondergrondse infrastructuur markt zijn die onopgelost blijven.» Als redenen hiervoor worden genoemd «een gebrekkige onderlinge samenwerking» en «sterk uiteenlopende belangen tussen de diverse bedrijven». Ook wordt deze markt door de geïnterviewden getypeerd als «reactief, volgend en redelijk gesloten». Mede hierdoor zie ik, evenals de betrokken marktpartijen, zelfregulering (in dit specifieke geval) niet meer als een serieuze optie.

De vraag doet zich voor waar het beoogde informatie-uitwisselingsysteem organisatorisch ingebed wordt: bij het huidige KLIC of bij een overheidsorganisatie.

Hierbij is het van belang een goede afweging te maken waar de overheid wel en niet verantwoordelijkheid voor wenst te nemen. Overigens is de zwaarte van het wettelijke regime voor de grondroerders en de kabelen leidingbeheerders in beide gevallen hetzelfde, aangezien door deze keuze geen concessies worden gedaan ten aanzien van het beoogde doel (aanzienlijk minder graafincidenten). Ook dient in beide gevallen voldaan te worden aan eisen ten aanzien van de continuïteit van de organisatie (inclusief de financiering) en de betrokkenheid van de belangrijkste belanghebbende partijen. In beide gevallen zal naar verwachting door de nieuwe wettelijke verplichtingen de civielrechtelijke aansprakelijkheid zodanig verduidelijkt worden dat spontane naleving door partijen zal optreden.

Gezien de betrokken publieke belangen, de reikwijdte van de verplichtingen en de mogelijkheid om als overheid op termijn de diverse informatiestromen en registraties optimaal op elkaar te kunnen afstemmen, neig ik ertoe als overheid verantwoordelijkheid te nemen voor een beperkt deel van de uitvoering (de intermediair). Gezien de huidige taakomschrijving zoals vastgelegd in de Kadasterwet, met name de doelstelling om een doelmatige geo-informatie-infrastructuur te bevorderen, zou het Kadaster hiervoor in aanmerking kunnen komen. Teneinde kapitaalvernietiging te voorkomen denk ik daarbij aan organisatorische onderbrenging van het KLIC bij het Kadaster. Overigens lijkt het Kadaster zelf hier ook positief tegenover te staan.

Kabel- en leidingbeheerders hechten, vanwege de directe koppeling van het systeem aan hun eigen computersystemen, (ook in de nieuwe situatie) grote waarde aan een overwegende zeggenschap over de wijze van informatie-uitwisseling. In geval van onderbrenging van het KLIC bij het Kadaster zou een gebruikersraad, waar gebruikers (zoals kabel/leidingbeheerders en grondroerders) binnen het wettelijke kader nadere afspraken maken over het gebruik en de inrichting van het informatiemodel, hiervoor het aangewezen platform zijn.

Verantwoordelijkheden partijen

In de op te stellen regeling zal, in lijn met de hier gegeven hoofdlijnen, helder worden gemaakt wie waarvoor verantwoordelijk is en aan welke eisen dient te worden voldaan. Daarmee worden verschillende doelen gediend. In de eerste plaats wordt het voor partijen en verzekeraars bij de afwikkeling van schade makkelijker te achterhalen of de verplichtingen door alle partijen zijn nageleefd omdat «het KLIC nieuwe stijl» bijhoudt of, en zo ja wanneer, een melding is gedaan respectievelijk de liggingsgegevens zijn verstrekt. In de tweede plaats worden de mogelijkheden om de uitvoering van graafwerkzaamheden te verbeteren – onder andere door opleiding, certificering en graafprotocollen – hierdoor aanzienlijk vergroot omdat duidelijker wordt wat specifiek van eenieder wordt verwacht. De benodigde activiteiten ter verbetering van de uitvoering dienen vanuit de sector te worden gerealiseerd (ook grondroerders zelf zijn deze mening toegedaan). Deze verbeteringen zal ik waar nodig ondersteunen, bijvoorbeeld door een communicatiecampagne om brede bekendheid te geven aan het concept van veilig graven of door het bevorderen van convenanten ter verbetering van de samenwerking tussen verschillende partijen.

Kosten-baten en administratieve lasten

Uitvoering van dit beleidsvoornemen kent, afgezien van een aantal initiële investeringen, aanzienlijke kostenvoordelen voor elk van de betrokken partijen. Deze investeringen slaan voornamelijk neer bij de kabel- en leidingbeheerders door de beoogde uniformering van de informatiehuishouding van kabels en leidingen. Wanneer deze uniformering heeft plaatsgevonden ontstaan er substantiële baten voor de sector. Ik ben dan ook van mening dat de kosten van dit beleidsvoornemen gedragen dienen te worden door de partijen die er ook de baten van ondervinden (kabel/leidingbeheerders en grondroerders). De inschatting zoals gemaakt door NEN is dat de totale initiële investeringen in de ordegrootte van 67 tot 89 miljoen Euro, binnen circa 3 jaar zullen zijn terugverdiend.

Vanwege de met dit onderwerp gemoeide publieke belangen, het gebrek aan een alternatief voor een wettelijk kader en de financiële voordelen voor (alsmede de wens van) partijen, acht ik een zo spoedig mogelijke uitvoering van dit beleidsvoornemen noodzakelijk.

Door het opleggen van bovengenoemde verplichtingen lijkt een toename van de administratieve lasten onontkoombaar. De betrokken partijen maken overigens ook in de huidige praktijk, met het vrijwillige KLIC-systeem, de nodige kosten. Tegenover de toename van het aantal meldingen in de nieuwe situatie, staat echter ook de beoogde uniformering en stroomlijning van het huidige proces. Gezien de taakstelling die het huidige Kabinet zichzelf heeft opgelegd aangaande reductie van administratieve lasten, zal hiervoor in de nadere uitwerking bijzondere aandacht zijn. Dit betekent dat zo goed mogelijk zal worden aangesloten op bestaande informatiestromen en dat waar mogelijk zal worden ingezet op het creëren van reducties binnen bestaande administratieve lasten. In een gesprek hierover hebben gemeenten aangegeven wellicht mogelijkheden te zien om, zodra het hierboven beschreven systeem naar behoren functioneert, hun eigen administratie- en registratiesystemen aangaande kabels en leidingen in de ondergrond af te slanken. Pas in het wetgevingstraject is het mogelijk hiervoor een meer kwantitatieve inschatting te geven.

Conclusie

Bovenstaande is besproken met KLIC, met marktpartijen (kabel/leidingbeheerders en grondroerders), met gemeenten en met Kadaster. Uit die gesprekken blijkt dat het voornemen om genoemde verplichtingen aan partijen op te leggen breed wordt gedeeld (er is zelfs breed om gevraagd). Men ziet het belang (inclusief het eigen voordeel) en onderkent dat realisatie van de gestelde doelstelling door zelfregulering nog lang zou kunnen uitblijven.

Bovengenoemde bedragen zijn vooral gebaseerd op het NEN-onderzoek. Mocht bij de uitwerking blijken dat er sprake is van een significant ander effect voor betrokken partijen dan momenteel voorzien, dan wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.

Al met al verwacht ik dat de introductie van de genoemde verplichtingen, gecombineerd met nadere afspraken tussen grondroerders ter verbetering van de uitvoering en een goede communicatiecampagne, de belangrijkste tekortkomingen binnen de huidige graafpraktijk zullen wegnemen en daadwerkelijk zullen leiden tot de beoogde aanzienlijke reductie van het aantal graafincidenten.

Hoe nu verder?

Nog voor einde van dit jaar zal het wetgevingstraject voor de grondroerdersregeling van start gaan. Binnen dit traject vindt consultatie plaats van de diverse betrokken partijen. Ik streef ernaar de grondroerdersregeling eind volgend jaar ter behandeling te kunnen toesturen aan uw Kamer.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Titel «Haalbaarheid platform ondergrondse infrastructuur markt», 30 juni 2004.

Naar boven