29 387
Herziening hoofdstuk 5 Telecommunicatiewet (graafrechten)

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2004

Hierbij bied ik u aan het onderzoeksrapport «Ondergrondse ordening; Naar een meerdimensionale benadering van bestaande praktijken»1 van het Centrum voor Ondergronds Bouwen (COB). Dit onderzoek heeft het COB uitgevoerd ten behoeve van het door VROM, samen met de departementen van EZ, DEF, LNV en VenW, geïnitieerde project inzake het gebruik en de ordening van de ondergrond. Hierover heb ik ook in een eerder stadium met uw Kamer van gedachten gewisseld (Kamerstukken II 2003/04 29 387 nr. 4).

De ondergrond wordt al eeuwen gebruikt, maar in de laatste decennia is dit gebruik niet alleen qua ruimtebeslag sterk toegenomen, maar ook steeds meer divers geworden. Doel van dit onderzoek is om hierin een beter inzicht te krijgen. Daarbij lag de focus met name op het in beeld brengen van de huidige en eventueel toekomstige problemen met het gebruik en de ordening van de ondergrond.

Vanuit verschillende functies van de ondergrond zijn door het COB trends, toekomstige ontwikkelingen en knelpunten geïnventariseerd. Daarbij is er een onderscheid gemaakt naar de transportfunctie (o.a. transportleidingen en tunnels), de draag- en verblijfsfunctie (bijv. funderingen en parkeergarages), de productiefunctie (o.a. biodiversiteit en grondstofwinning), de bergingsfunctie (zijnde ondergrondse opslag) en de archieffunctie (bijv. de aardkundige cultuurhistorische waarden) van de ondergrond.

Tevens is daarbij een praktijkgerichte benadering gevolgd. Aan bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties is gevraagd welke concrete knelpunten zij bij ondergrondse ordening ervaren. Op basis daarvan doet het COB – zelf een samenwerkingsorganisatie met veel kennis en ervaring uit de praktijk – een aantal aanbevelingen voor een optimaal gebruik en ordening van het ondergronds ruimtegebruik.

Zoals ik ook heb aangegeven in het algemeen overleg van 20 april jl., is dit onderzoek een belangrijke bouwsteen voor het uiteindelijke doel van dit interdepartementale project: een breed gedragen aanpak van de gesignaleerde knelpunten en de daarbij horende verantwoordelijkheden van overheden. U ontvangt, zoals ook per brief toegezegd (Kamerstukken II 2003/04 29 387 nr. 3), nu dit onderzoeksrapport en ik zal u ná het zomerreces het kabinetsstandpunt daarover doen toekomen. Dit zal ik doen mede in samenhang met het beleidsstandpunt van EZ over de verplichte informatie-uitwisseling inzake kabels en leidingen.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven