29 385 Aanleg en de aanpassing van hoofdinfrastructuur

Nr. 99 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2019

Met deze brief informeer ik u over mijn besluit ten aanzien van het project Knooppunt Hoevelaken A28/A1. Ik heb besloten het contract met de combinatie A1/28, aan wie het project medio 2015 is gegund, te ontbinden, nadat de combinatie haar werkzaamheden met betrekking tot het Tracébesluit in goede orde heeft afgerond.

Bij aanlegprojecten zijn er drie fases: een verkenningenfase, een planstudiefase en een realisatiefase. De verkenningenfase wordt afgerond met een voorkeursbesluit dat wordt uitgewerkt tijdens de planstudiefase. Tijdens de planstudie schakelt RWS ingenieursbureaus in voor het uitvoeren van de verschillende verkeerskundige en milieutechnische onderzoeken. Deze onderzoeken vormen de basis voor het door de Minister van I&W en BZK te nemen (planologische) besluit. In geval van de aanleg of verbreding van hoofdwegen gaat het hierbij om (ontwerp)Tracébesluiten. In deze fase liggen de risico’s bij Rijkswaterstaat. De realisatie van het werk wordt daarna apart aanbesteed. Bij de grote projecten vormen bouwbedrijven vaakl combinaties. Dergelijke grote, complexe projecten worden door RWS meestal met een zogenaamd D&C (Design en Construct) op de markt gezet.

Na gunning liggen de risico’s bij de marktpartij.

Het project A28/A1 Knooppunt Hoevelaken is anders opgezet. Hier is zowel de planstudie als de realisatie in één contract op de markt gezet. In 2011 is gekozen voor een innovatieve manier om maximaal de creativiteit en de expertise van de markt te benutten. Door het maken van slimme keuzes tijdens de planstudie zou er meer gerealiseerd moeten kunnen worden dan op voorhand gedacht. Het resultaat van de inschrijving was een aanbiedingsontwerp met daarin, naast de verplichte eisen, vrijwel alle rijk- en regiowensen opgenomen.

Zowel Rijkswaterstaat als de Combinatie zijn tot de conclusie gekomen dat deze innovatieve contractvorm, die voor het eerst werd toegepast, achteraf gezien niet de juiste is geweest.

De onzekerheden en risico’s die per definitie gepaard gaan met planstudies en de doorwerking daarvan voor de realisatiefase, alsmede de lange periode tussen de aanbesteding en de werkelijke start van de uitvoering, zijn door beide partijen vooraf onvoldoende ingeschat.

De Combinatie heeft die risico’s en wijzigingen voor de realisatiefase, die voor rekening van de opdrachtgever, zouden komen vervolgens geprijsd en kwam daarbij veel hoger uit dan de prognoses van Rijkswaterstaat. Partijen hebben gezocht naar oplossingen en zich tot het uiterste ingespannen om er samen uit te komen. Helaas bleek een redelijke en billijke oplossing niet mogelijk binnen het contract. Daarvoor bleven de verschillen tussen de partijen te groot en is er in onderling overleg besloten om het contract te ontbinden, nadat de combinatie haar werkzaamheden met betrekking tot het Tracébesluit in goede orde heeft afgerond.

Door het Tracébesluit nog af te ronden wordt voor nu een verdere vertraging voorkomen. Actuele prognose is dat het Tracébesluit voorjaar 2020 kan worden vastgesteld. Dan zal ook de aanbesteding starten. Ik zal u op een later moment informeren over de wijze waarop de realisatie opnieuw wordt aanbesteed. Hierover wil ik eerst met de bestuurlijke partners in overleg treden.

Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over het onderzoek dat Rijkswaterstaat uitvoert naar de uitdagingen en verbetermogelijkheden in de GWW-sector. Voor de zomer zal ik u over de uitkomsten hiervan informeren.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven