Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2018
In mijn brief van 3 april jl.1 heb ik aangekondigd een commissie in te stellen die nog in de zomer heeft onderzocht
welke maatregelen op korte termijn mogelijk zijn ten behoeve van omwonenden in gebieden
waar de geurnorm wordt overschreden. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de
stand van zaken omtrent de commissie Geurhinder Veehouderij.
Aanleiding
Gemeenten geven vergunningen aan veehouders af voor het houden van vee mede op basis
van vooraf vastgestelde rendementen van luchtwassers. De zogenaamde combiluchtwassers
(voor geur, ammoniak en fijnstof) in varkens- en runderstallen blijken met name voor
geur minder effectief te zijn dan eerder was aangenomen. Daardoor zijn er onbedoeld
overbelaste situaties ontstaan.
Opdracht
Eind juni heb ik de commissie de opdracht gegeven om aanbevelingen te doen die gericht
zijn op het op de korte termijn verminderen van geurhinder in de situaties waarin
de veehouderij beschikt over een geldige vergunning en naar nu blijkt de omwonenden
meer overlast ondervinden dan op basis van de vergunningverlening verwacht mag worden.
Ik heb de commissie hierbij ook verzocht in te gaan op de inspraakreactie van de Producenten
Organisatie Varkenshouderij (POV) op de voorgenomen wijziging van de Regeling geurhinder
en veehouderij (Rgv). In het bijzonder vraag ik de Commissie advies over de passage
dat met deze wijziging van de regelgeving verduurzaming wordt tegengegaan en met voorstellen
te komen om eventuele belemmeringen weg te nemen. Omwonenden, veehouders, gemeenten
en andere belanghebbenden zullen worden betrokken bij de uitvoering van de opdracht.
Daarnaast heb ik de Commissie gevraagd om een bijdrage te leveren aan een robuust
geurbeleid op de langere termijn.
Commissie
De heer mr. P.J. Biesheuvel zal op mijn verzoek de commissie voorzitten. De overige
leden van de commissie zijn onafhankelijke deskundigen van het RIVM, de GGD, de WUR
en de Universiteit Utrecht.
Planning
Ik heb de commissie verzocht om in de zomer haar bevindingen voor het verminderen
van de korte termijn problematiek aan te leveren. Op basis daarvan zal ik in het najaar
mijn beleidsreactie met u delen. Een rapportage met een bijdrage aan een robuust geurbeleid
op de langere termijn is aan het einde van het jaar voorzien. Ook deze zal ik uw Kamer
doen toekomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer