Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2016
Hierbij bied ik u aan het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels
ruimtelijke ordening1.
Het ontwerpbesluit herformuleert de voorwaarden waaronder het kabinet ruimte wil bieden
aan nieuwe initiatieven in de kustzone. Andere voorgestelde wijzigingen vloeien voort uit het Deltaprogramma, maatregelen in het kader
van Ruimte voor de Rivier en het vervallen van een elektriciteitscentrale aan de Galileïstraat
te Rotterdam.
Over de voorwaarden waaronder het kabinet ruimte wil bieden aan nieuwe initiatieven,
hebben de leden Cegerek (PvdA) (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1206), Smaling (SP) (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1205), Koşer Kaya (D66) (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1204) en Jacobi en Cegerek (PvdA) schriftelijke vragen gesteld. De antwoorden op deze
Kamervragen ontvangt u bij afzonderlijke brief. Ook via diverse berichtgeving in de
media is reeds melding gemaakt van dit ontwerpbesluit.
Het spreekt voor zich dat ik niet zal overgaan tot vaststelling van het ontwerpbesluit
dan nadat een eventueel debat hierover met uw Kamer heeft plaatsgevonden. Ook heb
ik maatschappelijke organisaties, die de afgelopen jaren vanzelfsprekend ook actief
zijn betrokken bij de totstandkoming ervan, uitgenodigd voor een (vervolg)overleg
op 15 februari 2016 over het ontwerpbesluit. Dit mede naar aanleiding van hun publiekelijk
geuite zorgen over het mogelijke effect van de voorgestelde wijzigingen.
Graag benadruk ik ook dat het kabinet de Nederlandse kustlijn, die een open karakter
heeft en veel ruimte biedt voor natuur en recreatie, sterk waardeert. De in 2013 vastgestelde
Nationale Visie Kust is daarbij vanzelfsprekend een belangrijke bron van inspiratie,
op basis waarvan het Rijk, provincies en gemeenten samen werken aan een economisch
sterke kust, met oog voor de verschillende verantwoordelijkheden. Voor de verdere
inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit2.
De voorlegging van het ontwerpbesluit geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven
voorhangprocedure in artikel 4.3, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en biedt
uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan
de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal
worden vastgesteld. Het ontwerpbesluit wordt daarnaast gelijktijdig in de Staatscourant
bekend gemaakt om een ieder de gelegenheid te geven om hierover gedurende een termijn
van vier weken zienswijzen kenbaar te maken.
Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging
van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit
niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal
is overgelegd en in de Staatscourant is bekendgemaakt.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus