nr. 132
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2009
Naar aanleiding van het wetgevingsoverleg Wabo op 29 juni jl. stuur
ik u hierbij het basistakenpakket voor de regionale uitvoeringsdiensten, zoals
bedoeld in mijn brief van 19 juni jl1. Dit
basistakenpakket is onderdeel van de recente package deal met het IPO en de
VNG over«Mans/eindbeeld en bevoegdheidsverdeling Wabo». Met het
IPO en de VNG is afgesproken dat het takenpakket op korte termijn nader wordt
ingevuld en verfijnd. Over de resultaten hiervan zal ik u informeren voorafgaand
aan het AO Handhavingstructuur dat gepland staat voor 30 september as.
Het basistakenpakket omvat activiteiten2 die
bovenlokaal toezicht en handhaving vergen op de milieuvoorschriften krachtens
de Wabo en andere milieuwet- en regelgeving van VROM (behoudens de na punt
7 genoemde uitzondering). Het toezicht op bedrijven die zo’n activiteit
uitvoeren, wordt daarom uitgevoerd door de regionale uitvoeringsdiensten die
werken in opdracht en onder verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies.
Van een overdracht van bevoegdheden aan de uitvoeringsorganisaties is dus
geen sprake.
Basistakenpakket:
1. De volgende bedrijfsmatige niet-omgevingsvergunningplichtige activiteiten:
• opslag van vloeibare gevaarlijke stoffen, gevaarlijke afvalstoffen
en brandbare vloeistoffen in tanks,
• opslag van nitraathoudende kunstmeststoffen, gevaarlijke stoffen,
ontplofbare stoffen, vuurwerk en gassen,
• aflevering van vloeibare brandstof, mengsmering en aardgas t.b.v.
de openbare verkoop,
• parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen,
• activiteiten met betrekking tot metaal, motoren, motorvoer- en
vaartuigen, gemotoriseerde apparaten,
• reiniging van tanks en tankwagens,
• veehouderij en agrarisch gemechaniseerd loonwerk (zoals grondverzet,
mestdistributie, cultuurtechnische werken)
• sloopwerkzaamheden van bedrijven en particulieren.
2. De volgende omgevingsvergunningplichtige activiteiten:
• sloopwerkzaamheden van bedrijven en particulieren,
• oprichten en in werking hebben van een vergunningplichtige inrichting,
• activiteiten waarvoor krachtens provinciale verordening een vergunning
is vereist,
• activiteiten die op 1 januari 2009 aanlegvergunningplichtig
zijn op grond van de Wro,
• indirecte lozingen door bedrijven,
• activiteiten met REACH-stoffen, stoffen, preparaten en GGO’s
die onder een amvb op grond van titel 9.2 Wet milieubeheer vallen of producten
en toestellen die onder de Wet geluidhinder, de Wlv, titel 9.4 Wet milieubeheer
of titel 10.3 Wet milieubeheer vallen.
3. Opsporing en winning van natuurlijke hulpbronnen.
4. Tot stand brengen en beheren van werken en infrastructurele voorzieningen
door bedrijven.
5. Bedrijfsmatige activiteiten met stoffen die de bodem kunnen verontreinigen
of aantasten en het uitvoeren van werken op of in de bodem met ingrepen of
stoffen die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten.
6. Bodemsanering, sanering van bedrijfsterreinen en lozing van grondwater
bij bodemsanering en proefbronnering.
7. Bedrijfsmatige activiteiten met gevaarlijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen
en ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen, asbest, vuurwerk, bouwstoffen,
grond, baggerspecie, meststoffen, dierlijke vetten, radioactief schroot, destructiemateriaal
of explosieven voor civiel gebruik.
Uitzondering op het basistakenpakket toezicht en handhaving
Indien een onder punt 1 t/m 7 bedoelde activiteit plaatsvindt in of met
een Defensie-inrichting waarvoor de minister van VROM het bevoegd gezag betreffende
de omgevingsvergunning is, of in of met een mijnbouwinrichting of mijnbouwwerk
waarvoor de minister van Economische zaken het bevoegd gezag betreffende de
omgevingsvergunning is, vinden toezicht en handhaving plaats door de betrokken
Rijksinspectie.
In het basistakenpakket is opgenomen dat de volgende activiteiten een
bovenlokaal voorbereide omgevingsvergunning vergen:
1. Omgevingsvergunningplichtige activiteiten waarvoor GS momenteel bevoegd
is om milieuvergunningen te verlenen op grond van de Wet milieubeheer en het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (betreft omgevingsvergunningen
in hun geheel).
2. De gevallen waarin voor de verwezenlijking van een project van provinciaal
belang GS een omgevingsvergunning verlenen waarbij met toepassing van artikel
2.12, eerste lid, onder a, onder ten derde, van de Wabo, van het bestemmingsplan
wordt afgeweken (betreft omgevingsvergunningen in hun geheel).
3. Oprichten en in werking hebben van IPPC- en BRZO-inrichtingen die onder
het bevoegd gezag van B&W vallen (betreft het milieudeel van deze omgevingsvergunningen).
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
J. M. Cramer