nr. 16
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2006
In mij brief van 28 november 2005 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006,
29 382, nr. 13) heb ik aangekondigd een wetsvoorstel te zullen indienen
dat voorziet in de voortzetting van socialezekerheidsaanspraken van degenen
die al voor 1 januari 2000, de datum van inwerkingtreding van de Wet
BEU, recht hadden op een AOW-, Anw-, WAO- of WAZ-uitkering en die toen al
buiten Nederland woonden. Daarmee wordt het overgangsrecht van de Wet BEU
dat aanvankelijk voor drie jaar gold, onbeperkt in de tijd voortgezet.
In het algemeen overleg met de vaste Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
op 1 februari 2006 (kamerstuk 29 382, nr. 15) betoonden de fracties
van CDA en PvdA zich tevreden over de eerste resultaten van de Wet BEU. De
fractie van het CDA pleitte er voor om de pardonregeling uit te breiden met
huidige AOW-gerechtigden die voor de inwerkingtreding van de Wet BEU in een
niet-verdragsland woonden, maar pas na de inwerkingtreding van de Wet BEU
65 jaar zijn geworden. Ik heb toegezegd te onderzoeken of aan dit verzoek
kan worden tegemoet gekomen.
De uitbreiding van de doelgroep van de overgangsregeling van de Wet BEU
is al in 1999 onderwerp geweest van een gedachtewisseling tijdens de mondelinge
behandeling in de Eerste Kamer. De toenmalige Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid was van mening dat het overgangsrecht uitsluitend
dient te gelden voor personen die al voor de inwerkingtreding van de Wet BEU
een uitkering ontvingen en in het buitenland woonden. Ik ben van mening dat
deze opvatting nog steeds geldig is. Het uitbreiden van de doelgroep met personen
die een minder sterk beroep op het rechtszekerheidbeginsel hebben, zou ernstig
afbreuk doen aan de effectiviteit van de Wet BEU. Dan immers, zouden ook andere categorieën, een beroep op verruiming van de overgangsmaatregelen
kunnen doen.
Ik wijs er nog op dat het niet zo is dat het recht op AOW-pensioen wordt
beëindigd als de betrokkene in een niet-verdragsland woont. De Wet BEU
heeft immers geen invloed op het recht op uitkering van gehuwden en ongehuwd
samenwonenden. Ongehuwden in een niet-verdragsland ontvangen maximaal het
bedrag van een gehuwde AOW-gerechtigde, namelijk 50% van het minimumloon.
Dit hangt samen met het feit dat het handhavingsrisico in de AOW betrekking
heeft op de leefsituatie. Ik ben van mening dat bij de toepassing van de AOW
niet sprake is van een bijzondere hardheid om van deze lijn af te wijken.
Voor de goede orde deel ik nog mee dat ik UWV en SVB, gelijktijdig met
mijn brief aan uw Kamer van 28 november 2005, heb gevraagd te anticiperen
op de pardonregeling die ik in die brief heb aangekondigd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof