Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29372 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29372 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet aanpassing behoeven ter uitvoering van de richtlijn van 26 juni 2003, nr. 2003/54/EG, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG (PbEG L 176), van de Verordening van 26 juni 2003, nr. 1228/2003, betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (PbEG L 176) en van de richtlijn van 26 juni 2003, nr. 2003/55/EG, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG (PbEG L 176) en dat de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet eveneens aanpassing behoeven om de betrouwbaarheid van het transport van elektriciteit en gas te waarborgen, de handhaving van beide wetten te versterken en voorzieningen te kunnen treffen ingeval van tekortkomingen in het netbeheer;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Elektriciteitswet 1998 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «een natuurlijke persoon of rechtspersoon» vervangen door: een ieder.
2. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. Verordening: Verordening nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003, betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (PbEG L 176); .
3. Het eerste lid, onderdeel l, komt te luiden:
l. vergunninghouder: een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 95a; .
4. Het eerste lid, onderdeel m, komt te luiden:
m. richtlijn: richtlijn nr. 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn nr. 96/92/EG (PbEG L 176); .
5. Het eerste lid, onderdeel r, komt te luiden:
r. verwant bedrijf: een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, tweede lid, onderdeel g, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening, of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, eerste lid, daarvan of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort; .
6. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma, aan het slot van onderdeel z, een onderdeel ingevoegd, luidende:
aa. economische eigendom: een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot een goed, dat een belang bij dat goed vertegenwoordigt dat tenminste enig risico van waardeverandering omvat, waarbij de verkrijging van uitsluitend het recht op levering niet wordt aangemerkt als verkrijging van economische eigendom.
7. In het tweede lid wordt «niet zijnde een beschermde afnemer» vervangen door: niet zijnde een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
8. Het derde lid vervalt. Het vierde tot en met het zesde lid worden vernummerd tot het derde tot en met het vijfde lid.
9. Het derde lid komt te luiden:
3. Een onderneming die zich in hoofdzaak bezighoudt met het vervoer van personen of goederen per trein wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, aangemerkt als afnemer, niet zijnde een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, ook indien zij geen aansluiting heeft op een net.
Het opschrift van hoofdstuk 1, § 2 komt te luiden: Energierapport en monitoring.
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister verzamelt, analyseert en bewerkt systematisch inlichtingen en gegevens met betrekking tot de leverings- en voorzieningszekerheid, in het bijzonder met betrekking tot:
a. het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt,
b. het niveau van de verwachte toekomstige vraag,
c. de geplande of in aanbouw zijnde extra productie- en netwerkcapaciteit,
d. de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, en
e. de maatregelen in geval van piekbelasting of het in gebreke blijven van een of meerdere leveranciers.
2. Onze Minister publiceert jaarlijks uiterlijk op 31 juli op geschikte wijze een verslag van zijn bevindingen die het verzamelen, analyseren en bewerken van de inlichtingen en gegevens over de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, heeft opgeleverd, alsmede van de getroffen of voorgenomen maatregelen met betrekking tot die onderwerpen. Hij zendt het verslag onverwijld naar de Commissie van de Europese Gemeenschappen en doet mededeling ervan in de Staatscourant, onder vermelding van de wijze waarop het verslag kan worden geraadpleegd.
3. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent:
a. de gegevens en inlichtingen waarvan Onze Minister kan verlangen dat zij hem worden verstrekt,
b. degenen van wie Onze Minister, onverminderd artikel 78, kan verlangen dat zij hem gegevens en inlichtingen verstrekken, en
c. de termijn waarbinnen, de wijze waarop en de vorm waarin de gegevens en inlichtingen aan Onze Minister worden verstrekt.
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot het vierde tot en met het zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De directeur van de dienst houdt bij de uitoefening van de hem op grond van deze wet en de Gaswet toegekende taken en bevoegdheden rekening met het belang van de bevordering van een elektriciteitsmarkt en een gasmarkt die niet-discriminatoir en transparant zijn en die gekenmerkt worden door daadwerkelijke mededinging en een doeltreffende marktwerking. Hij volgt nauwlettend in welke mate de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt aan de in de vorige volzin genoemde belangen voldoen en doet hiervan in een afzonderlijk hoofdstuk verslag in het verslag, bedoeld in artikel 9, eerste lid.
2. In het vierde lid wordt na «deze wet» telkens ingevoegd: en de Verordening.
3. In het vijfde lid wordt na «bij of krachtens deze wet» ingevoegd: en de Verordening.
4. In het zesde lid wordt «het vierde lid» vervangen door: het vijfde lid.
5. In het zevende lid wordt «in verband met de naleving van deze wet» vervangen door: in verband met de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Verordening.
Artikel 5a vervalt.
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «een producent, een leverancier, een handelaar of een netbeheerder» vervangen door: een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer.
2. In het derde lid wordt «een producent, een leverancier, een handelaar of een netbeheerder» vervangen door: een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer.
Na hoofdstuk 2 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 2A. AANBESTEDING VAN PRODUCTIECAPACITEIT
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister om de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen onvoldoende productie-installaties worden gebouwd, kan hij een procedure starten overeenkomstig artikel 7 van de richtlijn.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de in artikel 7 van de richtlijn bedoelde procedure.
Artikel 10, derde lid, komt te luiden:
3. Degene aan wie een ander net toebehoort dan het landelijk hoogspanningsnet, wijst voor het beheer van dat net een of meer naamloze of besloten vennootschappen als netbeheerder aan.
Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, beschikt over de economische eigendom van het door hem beheerde net.
2. Bij gelegenheid van een aanwijzing als bedoeld in artikel 10, derde lid, vindt voor zover nodig overdracht van de economische eigendom aan de aangewezen netbeheerder plaats.
3. De overdracht, bedoeld in het tweede lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het net, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de door de directeur van de dienst in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar vastgestelde tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.
In artikel 11, eerste lid, wordt «Een producent of een leverancier» vervangen door: Een producent, leverancier of handelaar.
Artikel 11a, zesde lid, komt te luiden:
6. De leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen van de vennootschap die is aangewezen voor het beheer van het landelijk hoogspanningsnet hebben direct noch indirect binding met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas of elektriciteit verricht of met een aandeelhouder van die rechtspersoon.
Na artikel 11a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een netbeheerder die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek stelt een reglement vast, waarin regels worden gesteld die beogen discriminatie bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet te voorkomen. Het reglement bevat in ieder geval regels ten aanzien van het gedrag van werknemers die ertoe strekken dat discriminatie als bedoeld in de vorige volzin wordt voorkomen.
2. De netbeheerder draagt er zorg voor dat elke werknemer is gebonden aan het reglement en ziet er op toe dat het reglement nauwgezet wordt nageleefd.
3. De netbeheerder stelt jaarlijks een verslag op over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het reglement, en welke maatregelen in dat kader zijn genomen. Hij zendt het verslag naar de directeur van de dienst en draagt zorg voor publicatie ervan op een geschikte wijze.
In artikel 12, tweede lid, tweede volzin, wordt «artikel 11» vervangen door «de artikelen 10a, 11, 11a of 11b» en wordt «artikel 17 of 18» vervangen door: artikelen 17, 17a of 18.
Artikel 13 komt te luiden als volgt:
1. Indien het aanwijzen van een netbeheerder als bedoeld in artikel 10, tweede of derde lid, niet is geschied binnen vier weken na de aanleg van een net dan wel onverwijld na het intrekken of vervallen van een eerdere aanwijzing, wijst Onze Minister een naamloze of besloten vennootschap aan als netbeheerder van dat net.
2. Indien Onze Minister vaststelt dat niet meer voldaan wordt aan de artikelen 10a, 11, 11a of 11b of dat een netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in artikel 7 te voldoen, om een taak als bedoeld in artikel 16, 16a of 16b uit te voeren of indien hij artikel 17, 17a of 18 niet naleeft, kan hij de desbetreffende netbeheerder opdragen door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.
3. Indien de netbeheerder niet voldoet aan een opdracht als bedoeld in het tweede lid, indien hij vaststelt dat opdrachten, bedoeld in artikel 13a, eerste lid, niet worden uitgevoerd of indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering van deze netbeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening voor afnemers in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister:
a. de aanwijzing van de desbetreffende netbeheerder vervallen verklaren en uiterlijk op de dag waarop die aanwijzing vervalt een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aanwijzen, of
b. artikel 13a toepassen.
4. In een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bepaalt Onze Minister de termijn waarop die aanwijzing vervalt en kan hij degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen in de gelegenheid stellen binnen een door Onze Minister te bepalen termijn een andere netbeheerder aan hem ter aanwijzing voor te dragen. Onze Minister kan deze termijn eenmaal verlengen.
5. Onze Minister kan voor de periode totdat een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, artikel 13a toepassen.
6. Uiterlijk op de dag waarop een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, draagt de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de economische eigendom van het net over aan de door Onze Minister aangewezen nieuwe netbeheerder. Degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen, verleent daaraan voor zover nodig zijn medewerking.
7. De overdracht van de economische eigendom, bedoeld in het zesde lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde uiterlijk op de in dat lid bedoelde dag is vastgesteld en die ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het net, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de door de directeur van de dienst in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar vastgestelde tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.
8. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in dit artikel.
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan de netbeheerder aanzeggen dat hij vanaf een bepaald tijdstip de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden verstrekt door een door Onze Minister aangewezen persoon. Bij de aanzegging geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk belang de aanzegging geschiedt. Bij de aanzegging kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld aan de te geven opdrachten. De aangewezen persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter bescherming van het belang, bedoeld in de tweede volzin.
2. De netbeheerder verschaft de door Onze Minister aangewezen persoon desgevraagd alle medewerking.
3. Onze Minister kan te allen tijde de door hem aangewezen persoon vervangen door een andere persoon.
4. De door Onze Minister aangewezen persoon oefent zijn bevoegdheid uit gedurende een door Onze Minister in de aanzegging bepaalde termijn. Deze termijn bedraagt ten hoogste zes maanden indien het betreft een aanzegging als bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel b. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
5. Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd met een opdracht als bedoeld in het eerste lid, zijn bestuurders persoonlijk aansprakelijk tegenover de netbeheerder.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Een rechtspersoon als bedoeld in artikel 10, tweede of derde lid, kan» vervangen door: Degenen, bedoeld in artikel 10, tweede of derde lid, kunnen.
2. In het tweede lid wordt «wijzen de rechtspersonen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid,» vervangen door: wijzen degenen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid, .
3. In het derde lid wordt «De rechtspersonen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid,» vervangen door: Degenen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid, .
Artikel 15, tweede tot en met vierde lid, wordt vervangen door de volgende leden:
2. Onze Minister kan op diens aanvraag aan degene aan wie een ander net dan het landelijk hoogspanningsnet toebehoort een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in artikel 10, derde lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen zijn aangesloten en:
a. het net bestemd is om de aanvrager te voorzien van elektriciteit dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen, of
b. het net bestemd is om een aantal samenwerkende natuurlijke personen of rechtspersonen te voorzien van elektriciteit en de samenwerking van deze personen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of
c. ten aanzien van het net kwaliteitseisen van toepassing zijn die in betekenende mate afwijken van de voorwaarden die de directeur van de dienst op grond van artikel 36 of 37 heeft vastgesteld, en
d. de aanvrager geen netbeheerder is en niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden is.
3. Indien een ontheffing als bedoeld in het tweede lid is verleend, sluit de ontheffinghouder een overeenkomst met de netbeheerder van het net waarop zijn net is aangesloten om te waarborgen dat de uitvoering van de taken van die netbeheerder niet wordt belemmerd.
4. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de aansluiting op het net, de toegang tot het net, het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 16, eerste lid, 16a of 16b en met betrekking tot de tarieven en voorwaarden die daarbij gehanteerd moeten worden. Tevens int degene aan wie ontheffing is verleend bij de afnemers het tarief voor de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie, bedoeld in artikel 72aa, en draagt aan het eind van iedere maand alle ontvangen tarieven af aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Artikel 16b is van overeenkomstige toepassing.
5. Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien degene aan wie de ontheffing is verleend:
a. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid,
b. in strijd handelt met het derde lid of de voorschriften, bedoeld in het vierde lid, of
c. bij de aanvraag om een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de netten aan te leggen, te herstellen, te vernieuwen of uit te breiden, waarbij in overweging worden genomen maatregelen op het gebied van energiebesparing en vraagsturing of decentrale elektriciteitsproductie waardoor de noodzaak van vervanging of vergroting van de productiecapaciteit ondervangen kan worden; .
2. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
j. koppelingen met andere netten te realiseren en reparaties aan zijn net uit te voeren;
k. onverminderd de artikelen 19 en 79, op een geschikte wijze gegevens te publiceren over koppelingen tussen de netten, gebruik van de netten en de toewijzing van transportcapaciteit;
l. afnemers alle gegevens te verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot het net nodig hebben.
3. Aan het tweede lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. indien Onze Minister hem dit opdraagt, werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 4a;
h. andere netbeheerders de gegevens te verschaffen die nodig zijn om een betrouwbare en efficiënte werking, alsmede de samenhangende ontwikkeling en interoperabiliteit, van de netten te waarborgen.
4. In het derde lid wordt na «artikel 15, eerste of tweede lid,» ingevoegd: 16a of 16b, .
5. In het vierde lid wordt «en aandeelhouders» vervangen door: «, aandeelhouders en met de netbeheerder verbonden groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek».
6. In het vijfde lid wordt «een rechtspersoon» vervangen door: iemand.
7. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet energie inkoopt ter uitvoering van zijn wettelijke taken, doet hij dit op basis van een transparante, niet discriminatoire en marktconforme procedure.
8. Een besluit als bedoeld in het tweede lid, onderdeel g, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
In artikel 17 wordt na «Het is de netbeheerder» ingevoegd: , niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.
Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het is de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treden te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:
a. de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 16, eerste of tweede lid, 16a of 16b voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een economische eigendom van een net hebben,
b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van gas, warmte, koude of water, of
c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden.
2. Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, is het deze groep niet toegestaan om handelingen of activiteiten te verrichten die strijdig kunnen zijn met het belang van het beheer van het landelijk hoogspanningsnet.
3. De statuten van de rechtspersonen die met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in een groep zijn verbonden, behoeven de goedkeuring van Onze Minister voor zover het betreft de daarin opgenomen doelstellingen van die rechtspersonen.
4. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de directeur van de dienst een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn.
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «artikel 17» telkens vervangen door: artikel 17 of 17a.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «niet zijnde beschermde afnemers» vervangen door: niet zijnde afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
In artikel 19 wordt «beschermde afnemers» vervangen door: afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, .
Na artikel 19 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een netbeheerder houdt een registratie bij van kwaliteitsindicatoren betreffende het transport van elektriciteit.
2. De netbeheerder zendt de directeur van de dienst voor 1 maart van elk jaar een afschrift van de registratie van het voorafgaande jaar tezamen met een rapportage waarin de wijzigingen ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar zijn toegelicht. De netbeheerder maakt eveneens voor het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, de rapportage op een geschikte wijze openbaar.
3. De netbeheerder bewaart de registratie ten minste tien jaar.
4. De directeur van de dienst kan onderzoek doen naar de deugdelijkheid van de registratie, in het bijzonder doch niet uitsluitend door in het net van de desbetreffende netbeheerder metingen te verrichten of te doen verrichten. De netbeheerder gedoogt dat de metingen in zijn net worden verricht.
5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de inhoud van de registratie en de wijze van registreren;
b. de kwaliteitsindicatoren die in de registratie zijn opgenomen;
c. de rapportage.
6. De in het vijfde lid bedoelde ministeriële regeling kan, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, mede inhouden dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel uitvoering geeft aan de verplichting tot registratie.
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de directeur van de dienst:
a. een overzicht van de door hem gesloten overeenkomsten met betrekking tot het verrichten van diensten ten behoeve van het netbeheer, vergezeld van afschriften van die overeenkomsten voorzover de directeur van de dienst daarover niet reeds beschikt,
b. een overzicht van het aantal personen dat werkzaam is ter uitvoering van de in artikel 16, 16a en 16b genoemde taken, waarbij wordt aangegeven welke werkzaamheden worden uitgevoerd door onderscheidenlijk personen werkzaam bij de netbeheerder zelf en bij anderen,
c. een overzicht van in het afgelopen jaar gerealiseerde investeringen in het net,
d. een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn, en
e. een verklaring van een onafhankelijke deskundige omtrent het in onderdeel d bedoelde overzicht.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de overzichten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.
De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, draagt er zorg voor dat de afnemers die op zijn net zijn aangesloten een overzicht ontvangen waarop de kosten in verband met die aansluiting overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd.
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, voorziet in een procedure voor de behandeling van klachten van afnemers over het netbeheer.
2. De in het eerste lid bedoelde procedure voorziet er ten minste in dat:
a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,
b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden, en
c. de klacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken wordt afgehandeld.
In artikel 20, derde lid, wordt «De maatregel, bedoeld in het tweede lid, kan inhouden dat een net slechts wordt aangelegd en een vergunning als bedoeld in artikel 54 slechts wordt verleend» vervangen door: Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een net slechts wordt aangelegd.
Artikel 21 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Een netbeheerder beschikt over een doeltreffend systeem voor de beheersing van de kwaliteit van zijn transportdienst en over voldoende capaciteit voor het transport van elektriciteit om te voorzien in de totale behoefte.
2. De netbeheerder dient om het jaar bij de directeur van de dienst een door hem vastgesteld document in waarin hij:
a. aangeeft welk kwaliteitsniveau hij nastreeft,
b. aannemelijk maakt dat hij beschikt over een doeltreffend kwaliteitsbeheersingssysteem voor zijn transportdienst, en
c. aannemelijk maakt dat hij over voldoende capaciteit beschikt om te voorzien in de totale behoefte aan het transport van elektriciteit.
3. Bij ministeriële regeling worden regels, die kunnen verschillen per spanningsniveau, gesteld over:
a. de eisen aan het kwaliteitsbeheersingssysteem;
b. de te verschaffen informatie over het nagestreefde kwaliteitsniveau en over het kwaliteitsbeheersingssysteem;
c. de wijze van ramen van de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit;
d. de te verschaffen gegevens over de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit en over de wijze waarop de netbeheerder voornemens is te voorzien in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit;
e. de periode waarop het document of onderdelen daarvan betrekking hebben.
4. De netbeheerder maakt het document op een geschikte wijze openbaar.
5. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder een kwaliteitsbeheersingssyteem heeft en daaraan uitvoering geeft overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel.
Indien het niveau van de kwaliteit van het transport van elektriciteit reden tot zorg geeft, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de kwaliteit waaraan het transport van een netbeheerder, waaronder in elk geval te verstaan de betrouwbaarheid van het transport, ten minste voldoet.
Artikel 22, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien naar het oordeel van de directeur van de dienst uit de overzichten, bedoeld in artikel 19b of uit het document, bedoeld in artikel 21, of anderszins, blijkt dat een netbeheerder in onvoldoende mate of op een ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in het door hem te bereiken niveau van de kwaliteit van zijn transportdienst of in de totale behoeft aan capaciteit voor het transport van elektriciteit over de door hem beheerde netten, meldt hij zulks na overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de netbeheerder van het desbetreffende net aan Onze Minister.
Aan het slot van artikel 24, tweede lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Een weigering transport uit te voeren als bedoeld in de vorige volzin is met redenen omkleed. De netbeheerder verschaft degene aan wie transport is geweigerd desgevraagd en ten hoogste tegen kostprijs de relevante gegevens over de maatregelen die nodig zijn om het net te versterken.
Na artikel 24 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien een afnemer van leverancier wisselt, voert de netbeheerder die wisseling uit overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.
2. In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval regels gesteld over de termijn waarbinnen de wisseling moet zijn uitgevoerd en over de bij een verzoek om wisseling te verstrekken gegevens.
1. Een netbeheerder verstrekt een afnemer die op zijn net is aangesloten en die een onderbreking in het transport van elektriciteit heeft ondervonden een tegemoetkoming.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de hoogte van de tegemoetkoming, welke kan verschillen naar gelang het spanningsniveau, de omvang van de gecontracteerde transportcapaciteit, de duur van de onderbreking en het aantal onderbrekingen die een afnemer in een kalenderjaar heeft ondervonden. De regeling kan inhouden dat in bepaalde gevallen geen tegemoetkoming wordt verstrekt.
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De directeur van de dienst kan op aanvraag besluiten dat capaciteit op het landsgrensoverschrijdend net voor het transport van elektriciteit tot een door hem te bepalen omvang en voor een door hem te bepalen tijdsduur bij voorrang wordt bestemd voor door hem aan te geven verzoekers om capaciteit voor het transport van elektriciteit, indien die capaciteit uitsluitend is bestemd om op een transparante en niet-discriminatoire wijze, die bijdraagt aan een goede marktwerking op de elektriciteitsmarkt, te worden toegewezen.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het derde en vierde lid.
Artikel 26a komt te luiden:
1. Een netbeheerder hanteert voorwaarden die redelijk, objectief en niet-discriminatoir zijn.
2. De artikelen 236 en 237 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Voor artikel 27 wordt in paragraaf 5 van hoofdstuk 3 een artikel ingevoegd, luidende:
1. De directeur van de dienst stelt de tariefstructuren en voorwaarden vast overeenkomstig over de inhoud en reikwijdte daarvan bij ministeriële regeling te stellen regels.
2. Onze Minister verzoekt de directeur van de dienst om advies over het ontwerp van de in het eerste lid bedoelde ministeriële regeling en stelt netbeheerders en representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt in de gelegenheid hun zienswijze over het ontwerp van de ministeriële regeling te geven.
Aan artikel 27 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De tarieven die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in rekening brengt voor de handhaving van de energiebalans zijn objectief, transparant, niet-discriminatoir en weerspiegelen de kosten.
Aan artikel 28 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De tarieven voor de aansluiting van de afnemers die producent zijn, zijn objectief, transparant en niet-discriminatoir, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en baten van de onderscheiden technieken met betrekking tot duurzame energiebronnen, decentrale productie en warmtekrachtkoppeling.
In artikel 29, derde lid, vervalt «vóór 1 juli 1999».
Artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder verlettering van de onderdelen d tot en met g tot de onderdelen f tot en met i, worden in het eerste lid twee onderdelen ingevoegd, luidende:
d. de wijze waarop de netbeheerder afnemers die producent zijn objectief, transparant en niet-discriminatoir op het net aansluit, rekening houdend met de kosten en baten van de onderscheiden technieken met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen, decentrale productie en warmtekrachtkoppeling,
e. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet jegens de andere netbeheerders en de afnemers de energiebalans handhaaft, .
2. Het eerste lid, onderdeel h komt te luiden:
h. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening, welke in ieder geval betrekking hebben op:
1°. te hanteren technische specificaties,
2°. het realiseren van koppelingen tussen en het verrichten van reparaties aan de netten,
3°. het verhelpen van storingen in het transport van elektriciteit, en
4°. de klantenservice; .
3. In het tweede lid wordt «een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon» vervangen door: een ander.
4. In het vierde lid wordt «landsgrensoverschrijdende netten» vervangen door «het landsgrensoverschrijdend net» en wordt «op die netten» vervangen door: op dat net.
5. In het vijfde lid, aanhef, wordt «landsgrensoverschrijdende netten» vervangen door: het landsgrensoverschrijdend net.
6. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt «om transport van elektriciteit» vervangen door: om capaciteit voor het transport van elektriciteit.
7. Onder vervanging van «en» in het vijfde lid, onderdeel b, door een komma en onder vervanging van de punt aan het einde van het vijfde lid, onderdeel c, in «, en», wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de hoeveelheid capaciteit waarvoor Onze Minister ontheffing heeft verleend op grond van artikel 86c.
Aan artikel 31a wordt, onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot het derde tot en met het zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Onze Minister kan op verzoek voor gebruikers van delen van het landsgrensoverschrijdend net waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 86c is verleend, een afwijkende verdeling van transportcapaciteit vaststellen. Onze Minister kan aan de verdeling, bedoeld in de eerste volzin, voorschriften verbinden.
Artikel 33 vervalt.
Artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:
1. De directeur van de dienst stelt de tariefstructuren en voorwaarden vast met inachtneming van de regels, bedoeld in artikel 26b, en houdt daarbij rekening met: .
2. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt «en de resultaten van het overleg, bedoeld in artikel 33, eerste lid».
3. In het eerste lid wordt aan het slot van onderdeel d, «en» vervangen door een komma en wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «, en» een onderdeel ingevoegd, luidende:
f. het belang van een objectieve, transparante en niet-discriminatoire handhaving van de energiebalans op een wijze die de kosten weerspiegelt.
4. In het tweede lid wordt «artikel 7, tweede lid, van de richtlijn» vervangen door «artikel 5 van de richtlijn» en wordt na «objectief» ingevoegd: , evenredig.
Artikel 38, vierde lid, komt te luiden:
4. Na de vaststelling van de voorwaarden gelden deze als de minimumeisen voor de technische veiligheid en voor het technisch ontwerp en de exploitatie van de installaties en netten, bedoeld in artikel 5 van de richtlijn.
In artikel 39, eerste lid, wordt «voor 1 november» vervangen door: voor 1 maart.
Artikel 41 komt te luiden:
1. De directeur van de dienst stelt de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders, vast met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers:
a. de doelmatigheid van de bedrijfsvoering, en
b. de meest doelmatige kwaliteit van het transport, worden bevorderd en met toepassing van de formule , waarbij:
pt = de tarieven die zullen gelden in periode t;
pt-1 = de tarieven die golden in de periode voorafgaand aan periode t;
cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan periode t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan periode t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;
x = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering;
q = de kwaliteitsterm, die de aanpassing van de tarieven in verband met de geleverde kwaliteit aangeeft en die voor elke netbeheerder afzonderlijk wordt vastgesteld in verband met de meest doelmatige kwaliteit van het transport, waaronder in elk geval te verstaan de meest doelmatige betrouwbaarheid van dat transport.
2. De in het eerste lid bedoelde korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering heeft mede ten doel om een rendement te bewerkstelligen dat in ieder geval niet hoger is dan in het economisch verkeer gebruikelijk en dient de gelijkwaardigheid in de doelmatigheid van de bedrijfsvoering te bevorderen.
3. De directeur van de dienst stelt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering en de kwaliteitsterm q telkens vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar. Voor iedere netbeheerder kan worden vastgesteld:
a. een afzonderlijke korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering;
b. een afzonderlijke kwaliteitsterm q.
4. De directeur van de dienst stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt de methode tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering en van de kwaliteitsterm q vast. Hij geeft in die besluiten tot vaststelling van de methode aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van het overleg.
5. De directeur van de dienst kan de tarieven die zullen gelden in de periode t corrigeren, indien de tarieven die golden in de periode of periodes voorafgaand aan periode t:
a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd;
b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en de directeur van de dienst, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven;
c. zijn vastgesteld met gebruikmaking van geschatte gegevens en de feitelijke gegevens daarvan afwijken.
6. Indien een voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 40, aan de directeur van de dienst is gezonden, stelt deze de tarieven voor de desbetreffende netbeheerder uit eigen beweging vast met inachtneming van dit artikel.
7. De aanpassing in verband met de meest doelmatige kwaliteit van het transport geldt niet voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.
Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 17» vervangen door: artikel 17 of 7a.
2. Aan het slot van het tweede lid, onderdeel b wordt «en» vervangen door een komma.
3. In het tweede lid wordt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. een specificatie van de inkomsten verkregen uit de eigendom van het net, en.
4. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van de boekhouding voor de in het eerste lid bedoelde activiteiten.
Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 19, derde lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 21, eerste lid, van de richtlijn.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is verplicht aan een leverancier die daarom verzoekt, een aanbod te doen om elektriciteit te transporteren vanuit een ander land naar deze leverancier, als deze leverancier, gesteld dat hij gevestigd zou zijn in het andere land, op grond van het recht van dat land zou worden beschouwd als een in aanmerking komende afnemer als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de richtlijn.
3. In het derde lid wordt «artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, van de richtlijn» vervangen door: artikel 21, tweede lid, onderdeel b, van de richtlijn.
In artikel 46, wordt «artikel 19, derde lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 21, eerste lid, van de richtlijn.
In artikel 47 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
In artikel 48, tweede lid, wordt «bedoeld in artikel 3, derde lid, van de richtlijn» vervangen door: bedoeld in artikel 3, achtste lid, van de richtlijn.
In artikel 49 wordt «artikel 19, vijfde lid, onder b, van de richtlijn» vervangen door: artikel 21, tweede lid, onderdeel b, van de richtlijn.
De artikelen 51 en 52 komen te luiden:
1. Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de directeur van de dienst indienen.
2. De directeur van de dienst beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Indien de klacht betrekking heeft op de tarieven voor de aansluiting op het net van een grote productie-eenheid, kan de directeur van de dienst een langere termijn stellen. De directeur van de dienst kan de in de eerste volzin genoemde termijn met twee maanden verlengen als hij aanvullende gegevens nodig heeft. Indien de klager daarmee instemt, is verdere verlenging mogelijk.
3. De beslissing van de directeur van de dienst is bindend.
4. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.
In het geval van een landsgrensoverschrijdend geschil is de directeur van de dienst onbevoegd te beslissen op een klacht als bedoeld in artikel 51, als de netbeheerder waartegen de klacht is gericht onder de rechtsmacht van een andere lidstaat van de Europese Unie valt.
Na artikel 77f wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 5A. LAST ONDER DWANGSOM EN BESTUURLIJKE BOETE
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. last onder dwangsom: sanctie, inhoudende:
1°. een last tot herstel van de overtreding, en
2°. de verplichting tot betaling van een geldsom onder de opschortende voorwaarde dat de last niet wordt uitgevoerd;
b. bestuurlijke boete: sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, die is gericht op bestraffing van de overtreder;
c. overtreding: gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
1. De directeur van de dienst kan ingeval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van artikel 13, 22, tweede lid, en hoofdstuk 8, § 1a, dan wel van overtreding van het bepaalde bij de Verordening de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding bestaat, gelet op het voorschrift waarop de overtreding betrekking heeft, geeft de directeur van de dienst een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 5, zevende lid, alvorens een last onder dwangsom op te leggen.
3. Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken van gegevens aan de directeur van de dienst.
4. Artikel 5:32, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
5. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
1. De directeur van de dienst kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens:
a. de artikelen 4a, derde lid, 7, tweede lid, 11a, tweede lid, 11b, derde lid, 12, eerste en tweede lid, 16, eerste lid, onderdelen g, k en l, en tweede lid, onderdeel g, 16a, 16b, 17a, derde en vierde lid, 18, derde lid, 19b, 19c, 19d, 24, tweede lid, 24a, 38, derde lid, 39, 42, derde lid, 68, tweede lid, 71, 72l, 72z, 78, tweede lid, 95b, tweede lid, en 95k, alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien dat meer is, 1% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking, en
b. de artikelen 5, zevende lid, 10, tweede en derde lid, 10a, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, 11a, zesde lid, 11b, eerste en tweede lid, 16, eerste lid, onderdelen a tot en met f, en h tot en met j, tweede lid, onderdelen a tot en met f, vierde lid en zevende lid, 17, 17a, eerste en tweede lid, 18, eerste lid, 19, 19a, 20, derde lid, 21, 23, 24, eerste en derde lid, 24b, 31a, eerste en tweede lid, 43, 44, 45, 46, 47, 68, eerste lid, 79, 84, 86, 95a, eerste lid, 95b, eerste, vijfde en zevende lid, en 95f, tweede lid, de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.
2. Bij de vaststelling van de hoogte van boete houdt de directeur van de dienst in ieder geval rekening met de ernst en de duur van de overtreding.
3. De berekening van de netto-omzet, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op de voet van artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
1. De directeur van de dienst legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
2. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
3. Indien tegen de bestuurlijke boete bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, wordt de vervaltermijn opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar of beroep is beslist.
1. Indien de directeur van de dienst vaststelt dat een overtreding als bedoeld in artikelen 77h of 77i is begaan, maakt hij daarvan een rapport op.
2. Het rapport is gedagtekend en vermeldt in ieder geval:
a. de naam van de overtreder,
b. de overtreding alsmede het overtreden voorschrift, en
c. zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd.
3. De directeur van de dienst zendt een afschrift van het rapport aan de overtreder.
1. Indien aan een handeling van de directeur van de dienst redelijkerwijs de gevolgtrekking kan worden verbonden dat aan de overtreder een bestuurlijke boete zal worden opgelegd, is er geen verplichting meer van de zijde van die overtreder om ten behoeve van deze oplegging inlichtingen omtrent de overtreding te verstrekken.
2. De overtreder wordt hierop gewezen alvorens hem mondeling wordt gevraagd inlichtingen te verstrekken.
1. De directeur van de dienst stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de overtreder steeds in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
3. Indien blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt, draagt de directeur van de dienst er zoveel mogelijk zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde gegevens aan de overtreder worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
1. De directeur van de dienst beslist omtrent het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete binnen dertien weken na de dagtekening van het rapport.
2. Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete wordt niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport heeft opgemaakt.
3. In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete wordt in ieder geval vermeld:
a. indien een last onder dwangsom wordt opgelegd:
1°. de naam van de overtreder, en
2°. de inhoud van de last en de termijn waarvoor deze geldt;
b. indien een bestuurlijke boete wordt opgelegd:
1°. de naam van de overtreder, en
2°. het bedrag van de boete;
c. de overtreding ter zake waarvan de last of de bestuurlijke boete wordt opgelegd alsmede het overtreden wettelijk voorschrift.
1. Een beschikking als bedoeld in artikel 77n wordt, nadat zij bekend is gemaakt, ter inzage gelegd bij de directeur van de dienst.
2. Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet ter inzage gelegd.
1. Een bestuurlijke boete wordt betaald binnen zes weken nadat de beschikking waarbij de boete is opgelegd, in werking is getreden.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken.
3. Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene die de boete is verschuldigd schriftelijk bevolen binnen twee weken alsnog het bedrag van de boete, verhoogd met de krachtens het tweede lid verschuldigde rente en de kosten van de aanmaning, te betalen.
1. Bij gebreke van betaling binnen de in artikel 77p, derde lid, bedoelde termijn van twee weken kan de directeur van de dienst de verschuldigde boete, verhoogd met de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel.
2. Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete is verschuldigd bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van Boek 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat.
4. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de staat kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.
Artikel 78 komt te luiden.
1. Onze Minister kan verlangen dat een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer hem inzage geeft in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen verstrekt ter uitvoering van deze wet.
2. Degene aan wie een verzoek is gedaan inzage te geven in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door Onze Minister gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijze kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
3. Onze Minister gebruikt bescheiden, gegevens of inlichtingen over een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer, welke hij heeft verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een van zijn taken op grond van deze wet, uitsluitend voor de uitvoering van die taak of de taak, bedoeld in artikel 4a, mits hij de desbetreffende bescheiden, gegevens of inlichtingen ook ter uitvoering van die taak had kunnen verkrijgen.
4. Indien Onze Minister op grond van artikel 16, tweede lid, onderdeel g, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet opdraagt werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 4a, zijn het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing op die netbeheerder.
Artikel 79 komt te luiden:
1. Een netbeheerder of een vergunninghouder die bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht, of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
2. Indien een netbeheerder gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan anderen, doet hij dit op niet-discriminatoire wijze.
Artikel 82 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt na «besluit» ingevoegd: , met uitzondering van een besluit als bedoeld in de artikelen 77h en 77i,.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit op grond van de artikelen 77h en 77i is, in afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht, de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
Artikel 85 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels is een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd voor het verlenen van instemming als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van een aanwijzing als bedoeld in artikel 13, van een ontheffing als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van een ontheffing als bedoeld in artikel 86c, dan wel van een vergunning als bedoeld in artikel 95a, welke vergoeding verschuldigd is voor ten hoogste de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de instemming, de aanwijzing, de ontheffing dan wel de vergunning.
2. In het tweede lid wordt «bedoeld in de artikelen 22, 27 tot en met 43, 57 tot en met 59 en 65» vervangen door: bedoeld in de artikelen 22 en 27 tot en met 43.
Artikel 86, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Een producent of een leverancier voert een afzonderlijke boekhouding voor de productie van elektriciteit met behulp van zijn installaties onderscheidenlijk de levering van elektriciteit aan afnemers.
Na artikel 86b wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Onze Minister beslist op een verzoek om een ontheffing als bedoeld in artikel 7 van de Verordening. De directeur van de dienst brengt advies aan Onze Minister uit over door hem te nemen besluiten als bedoeld in de eerste volzin.
Artikel 93 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met het tiende lid tot het tweede tot en met het negende lid.
2. In het tweede lid vervalt «of in een vergunninghouder».
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister kan zijn instemming onthouden, indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen in de netbeheerder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder toebehoren, rechten op een net of op aandelen in de netbeheerder zou krijgen.
4. Het vierde lid komt te luiden:
4. Onze Minister onthoudt tot 1 juli 2004 zijn instemming indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of de aandelen in een netbeheerder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of een rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder toebehoren, rechten op een net of op aandelen in een netbeheerder zou krijgen.
5. In het vijfde lid vervalt «, onderscheidenlijk kan Onze Minister de vergunning intrekken».
6. In het achtste lid vervalt in de aanhef «dan wel overeenkomstig het achtste lid bepaalde» en wordt in onderdeel b «afnemers als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, onder 2» vervangen door: afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
7. In het negende lid wordt «als bedoeld in het negende lid» vervangen door: als bedoeld in het achtste lid.
In artikel 93a wordt na «berusten» ingevoegd: direct of indirect.
Artikel 95 vervalt.
Artikel 95a, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. indien de afnemer aan dezelfde rechtspersoon toebehoort als de producent die de elektriciteit heeft opgewekt dan wel een dochtermaatschappij daarvan in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt, of.
Artikel 95b wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het eerste lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: De voorwaarden zijn in ieder geval niet redelijk als zij niet in overeenstemming zijn met de ministeriële regeling, bedoeld in het zevende lid. Artikel 26a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Bij ministeriële regeling worden, voor zover noodzakelijk ter uitvoering van de richtlijn, regels gesteld die de vergunninghouder in acht moet nemen jegens afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
In artikel 95e wordt het cijfer «3» voor het vierde lid vervangen door: 4
Artikel 95g, eerste en derde lid, vervallen, alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
Artikel 95j vervalt.
Na artikel 95i wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. opwekkingsgegevens:
1°. het aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix die de leverancier in het voorafgaande jaar heeft gebruikt, en
2°. verwijzingen naar beschikbare referentiebronnen, waar voor een ieder toegankelijke informatie beschikbaar is over de milieugevolgen, waaronder in ieder geval de gevolgen van uitstoot van koolstofdioxide en van radioactief afval, van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen veroorzaakt door de totale brandstofmix die de leverancier in het voorafgaande jaar heeft gebruikt;
b. eindafnemers: afnemers aan wie uitsluitend voor eigen verbruik elektriciteit wordt geleverd.
1. De leverancier meldt ten minste eenmaal per kalenderjaar op of bij de rekening aan de eindafnemer, alsmede op aan de eindafnemer geadresseerd promotiemateriaal, de opwekkingsgegevens van de door hem in het voorafgaande kalenderjaar aan zijn eindafnemers geleverde elektriciteit.
2. Een producent of een handelaar meldt uiterlijk drie maanden na 1 januari van elk kalenderjaar, aan de leverancier de opwekkingsgegevens van de in het voorgaande kalenderjaar door hem geproduceerde of verhandelde elektriciteit.
3. De betrouwbaarheid van de opwekkinggegevens van de elektriciteit waarvoor certificaten of garanties van oorsprong worden verstrekt, wordt door middel van die certificaten of garanties van oorsprong gewaarborgd.
4. Indien de producent, handelaar of leverancier onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, worden tevens de opwekkingsgegevens van de groep als geheel vermeld op of bij de rekening aan de eindafnemer, alsmede op aan de eindafnemer geadresseerd promotiemateriaal.
5. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot:
a. de opwekkingsgegevens die de leverancier vermeldt op of bij de rekening aan de eindafnemer, en de wijze waarop deze gegevens worden weergegeven;
b. de wijze waarop de opwekkingsgegevens door de producent, handelaar en leverancier onderling worden doorgegeven;
c. de wijze waarop de opwekkingsgegevens van geïmporteerde en in Nederland verhandelde of geleverde elektriciteit worden vermeld;
d. de wijze waarop de betrouwbaarheid van de opwekkingsgegevens ten minste wordt gewaarborgd.
In artikel 104 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde tot en met het vijfde lid tot het tweede tot en met het vierde lid.
De Gaswet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «installaties waarmee noodzakelijkerwijs met dat transport verbonden diensten worden verricht» vervangen door: installaties waarmee dat transport ondersteunende diensten worden verricht.
2. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 2 is aangewezen voor het beheer van een of meer gastransportnetten, .
3. Het eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. gasopslaginstallatie: een installatie voor de opslag van gas, met inbegrip van het gedeelte van een LNG-installatie dat voor opslag wordt gebruikt, maar met uitzondering van het gedeelte dat wordt gebruikt voor gasproductie, en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn taken; .
4. In het eerste lid, onderdeel g, wordt «een natuurlijke persoon of rechtspersoon» vervangen door: een ieder.
5. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. LNG-installatie: een installatie die gebruikt wordt voor het vloeibaar maken van gas, of voor de invoer, de verlading, of de hervergassing van vloeibaar gas, met inbegrip van ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die nodig zijn voor het proces van hervergassing en de daaropvolgende levering aan het transportsysteem, met uitzondering van de gedeeltes van de installatie die gebruikt worden voor opslag; .
6. In het eerste lid, onderdeel i, wordt «een natuurlijke persoon of rechtspersoon» vervangen door: een ieder.
7. In het eerste lid, onderdeel j, wordt «een gastransportbedrijf» vervangen door: een netbeheerder.
8. Het eerste lid, onderdeel l, komt te luiden:
l. netgebruiker: degene voor wie met behulp van een gastransportnet het transport van gas wordt verricht; .
9. In het eerste lid, onderdeel m, wordt «een verbinding» vervangen door: één of meer verbindingen.
10. Het eerste lid, onderdeel n, komt te luiden:
n. landelijk gastransportnet: een gastransportnet, met uitzondering van een gastransportnet als bedoeld in artikel 18h, dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd of wordt gebruikt voor het op landelijk niveau transporteren van gas; .
11. In het eerste lid, onderdeel p, wordt «als bedoeld in artikel 22» vervangen door: als bedoeld in artikel 43.
12. Het eerste lid, onderdeel q, komt te luiden:
q. richtlijn: richtlijn nr. 2003/55/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG (PbEG L 176); .
13. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel s door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
t. ondersteunende diensten: de diensten die nodig zijn voor de toegang tot of de werking van gastransportnetten, LNG-installaties of opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in de belasting van het gastransportnet en menging, maar met uitzondering van de installaties die uitsluitend ten dienste staan van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn taken;
u. economische eigendom: een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot een goed, dat een belang bij dat goed vertegenwoordigt dat tenminste enig risico van waardeverandering omvat, waarbij de verkrijging van uitsluitend het recht op levering niet wordt aangemerkt als verkrijging van economische eigendom.
14. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze wet geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard op andere gasvormige stoffen dan de stof, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
15. Het derde tot en met het zesde lid vervallen.
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Een natuurlijke persoon of een rechtspersoon» vervangen door: Degene.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid, wijst degene aan wie het landelijk gastransportnet geheel of voor het grootste gedeelte toebehoort, in voorkomend geval na overleg met anderen aan wie een gedeelte van dat gastransportnet toebehoort, voor het beheer van dat gehele net, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2, één naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan.
3. In het derde lid wordt «als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: als bedoeld in het eerste of tweede lid.
Na artikel 2 wordt een nieuw artikel 2a ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan op diens aanvraag aan degene aan wie een ander gastransportnet dan het landelijk gastransportnet toebehoort, een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen zijn aangesloten en:
a. het gastransportnet bestemd is om de aanvrager te voorzien van gas dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen, of
b. het gastransportnet bestemd is om een aantal samenwerkende natuurlijke personen of rechtspersonen te voorzien van gas en de samenwerking van deze personen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of
c. ten aanzien van het gastransportnet kwaliteitseisen van toepassing zijn die in betekenende mate afwijken van de kwaliteitseisen die voor een gastransportnet gebruikelijk zijn, en
d. de aanvrager geen netbeheerder is en niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden is.
2. Indien een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, sluit de ontheffinghouder een overeenkomst met de netbeheerder van het gastransportnet waarop zijn net is aangesloten om te waarborgen dat de uitvoering van de taken van die netbeheerder niet wordt belemmerd.
3. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de toegang tot het net, het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 10 en 42 en hoofdstuk 2 en met betrekking tot de tarieven en voorwaarden die daarbij gehanteerd moeten worden.
4. Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien degene aan wie de ontheffing is verleend:
a. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid;
b. in strijd handelt met het tweede lid of de voorschriften, bedoeld in het derde lid;
c. bij de aanvraag om een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De statuten van de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, bevatten in ieder geval:
a. de instelling van een raad van commissarissen,
b. de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect een binding hebben met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas verricht,
c. de bepaling dat aan de goedkeuring van de raad van commissarissen ten minste zijn onderworpen de besluiten van het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 164, eerste lid, of 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en
d. de bepaling dat de aandeelhouders van de netbeheerder zich onthouden van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die op grond van de artikelen 10 en 42 en hoofdstuk 2 aan een netbeheerder zijn opgedragen.
2. In het derde lid wordt «een met het transport noodzakelijkerwijs verbonden dienst» vervangen door: een dat transport ondersteunende dienst.
Na artikel 3 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De statuten van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bevatten in ieder geval:
a. de instelling van een raad van commissarissen,
b. de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect een binding hebben met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas of elektriciteit verricht of met een aandeelhouder van die rechtspersoon,
c. de bepaling dat aan de goedkeuring van de raad van commissarissen ten minste zijn onderworpen de besluiten van het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 164, eerste lid, of 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en
d. de bepaling dat de aandeelhouders van de netbeheerder zich onthouden van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die op grond van de artikelen 10, 10a, 42, 54a en hoofdstuk 2 aan de netbeheerder zijn opgedragen.
2. Het eerste lid, onderdeel d, vormt geen beletsel voor passende coördinatiemaatregelen zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel c, van de richtlijn.
3. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet mag een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid uitoefenen indien die activiteit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn wettelijke taken.
1. Een netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, beschikt over de economische eigendom van het door hem beheerde gastransportnet.
2. Bij gelegenheid van een aanwijzing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, vindt voor zover nodig overdracht van de economische eigendom aan de aangewezen netbeheerder plaats.
3. De overdracht, bedoeld in het tweede lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het gastransportnet, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar geldende tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.
1. Een netbeheerder die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek stelt een reglement vast, waarin regels worden gesteld die beogen discriminatie bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet te voorkomen. Het reglement bevat in ieder geval regels ten aanzien van het gedrag van werknemers die ertoe strekken dat discriminatie als bedoeld in de vorige volzin wordt voorkomen.
2. De netbeheerder draagt er zorg voor dat elke werknemer is gebonden aan het reglement en ziet er op toe dat het reglement nauwgezet wordt nageleefd.
3. De netbeheerder stelt jaarlijks een verslag op over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het reglement, en welke maatregelen in dat kader zijn genomen. Hij zendt het verslag naar de directeur en draagt zorg voor publicatie ervan op een geschikte wijze.
Artikel 4, tweede lid, tweede volzin, komt te luiden: Hij onthoudt zijn instemming of kan voorschriften verbinden aan de instemming indien niet is voldaan aan de artikelen 3, 3a, 3b of 3c of indien de aangewezen netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in de artikelen 34 en 35 te voldoen, om een taak als bedoeld in de artikelen 10, 10a, 42 of 54a uit te voeren, aan hoofdstuk 2 te voldoen of indien hij niet voldoet aan een verbod als bedoeld in de artikelen 10b, 10c of 10d.
Artikel 5 komt te luiden:
1. Indien het aanwijzen van een netbeheerder als bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, niet is geschied binnen vier weken na de aanleg van een gastransportnet dan wel onverwijld na het intrekken of vervallen van een eerdere aanwijzing, wijst Onze Minister een naamloze of besloten vennootschap aan als netbeheerder van dat gastransportnet.
2. Indien Onze Minister vaststelt dat niet meer voldaan wordt aan de artikelen 3, 3a, 3b of 3c of dat een netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in de artikelen 34 en 35 te voldoen, om een taak als bedoeld in artikel 10, 10a, 42 of 54a uit te voeren, aan hoofdstuk 2 te voldoen of indien hij niet voldoet aan een verbod als bedoeld in de artikelen 10b, 10c of 10d, kan hij de desbetreffende netbeheerder opdragen door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.
3. Indien de netbeheerder niet voldoet aan een opdracht als bedoeld in het tweede lid, opdrachten als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, niet uitvoert of indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering van deze netbeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de gasvoorziening voor afnemers in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister:
a. de aanwijzing van de desbetreffende netbeheerder vervallen verklaren en uiterlijk op de dag waarop die aanwijzing vervalt een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aanwijzen, of
b. artikel 5a toepassen.
4. In een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bepaalt Onze Minister de termijn waarop de aanwijzing vervalt en kan hij degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen in de gelegenheid stellen binnen een door Onze Minister te bepalen termijn een andere netbeheerder aan hem ter aanwijzing voor te dragen. Onze Minister kan deze termijn eenmaal verlengen.
5. Onze Minister kan voor de periode totdat een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, artikel 5a toepassen.
6. Uiterlijk op de dag waarop een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, draagt de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, de economische eigendom van het gastransportnet over aan de door Onze Minister aangewezen nieuwe netbeheerder. Degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen, verleent daaraan voor zover nodig zijn medewerking.
7. De overdracht van de economische eigendom, bedoeld in het zesde lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde uiterlijk op de in dat lid bedoelde dag is vastgesteld en die ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het gastransportnet, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar geldende tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag in eens.
8. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in dit artikel.
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan de netbeheerder aanzeggen dat hij vanaf een bepaald tijdstip de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden verstrekt door een door Onze Minister aangewezen persoon. Bij de aanzegging geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk belang de aanzegging geschiedt. Bij de aanzegging kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld aan de te geven opdrachten. De aangewezen persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter bescherming van het belang, bedoeld in de tweede volzin.
2. De netbeheerder verschaft de door Onze Minister aangewezen persoon desgevraagd alle medewerking.
3. Onze Minister kan te allen tijde de door hem aangewezen persoon vervangen door een andere persoon.
4. De door Onze Minister aangewezen persoon oefent zijn bevoegdheid uit gedurende een door Onze Minister in de aanzegging bepaalde termijn. Deze termijn bedraagt ten hoogste zes maanden indien het betreft een aanzegging als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
5. Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd met een opdracht als bedoeld in het eerste lid, zijn bestuurders persoonlijk aansprakelijk tegenover de netbeheerder.
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Een natuurlijke persoon of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan» telkens vervangen door: Degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, kunnen.
2. In het tweede lid wordt «wijst, de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2, eerste lid» vervangen door: wijzen degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid.
3. In het derde lid wordt «Een natuurlijke persoon of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wijst» vervangen door: Degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, wijzen.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een ieder die de productie, de aankoop of de levering van gas verricht, alsmede aandeelhouders in de netbeheerder en met de netbeheerder verbonden groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek onthouden zich van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die een netbeheerder heeft ingevolge de artikelen 10, 10a, 42 en 54a, alsmede hoofdstuk 2, tenzij de netbeheerder hem als verwant bedrijf uitdrukkelijk verzoekt een dat transport ondersteunende dienst te verrichten. Dit vormt evenwel geen beletsel voor passende coördinatiemaatregelen zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder c, van de richtlijn.
2. In het tweede lid wordt «een rechtspersoon» vervangen door: iemand.
Artikel 8 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Een netbeheerder beschikt over een doeltreffend systeem voor de beheersing van de kwaliteit van zijn transportdienst, waaronder in elk geval te verstaan de betrouwbaarheid en de veiligheid van die transportdienst, en over voldoende capaciteit voor het transport van gas om te voorzien in de totale behoefte.
2. De netbeheerder dient om het jaar bij de directeur een door hem vastgesteld document in waarin hij:
a. aangeeft welk kwaliteitsniveau hij nastreeft,
b. aannemelijk maakt dat hij beschikt over een doeltreffend kwaliteitsbeheersingssysteem voor zijn transportdienst, en
c. aannemelijk maakt dat hij over voldoende capaciteit beschikt om te voorzien in de totale behoefte aan het transport van gas.
3. Bij ministeriële regeling worden regels, die kunnen verschillen per drukniveau, gesteld over:
a. de eisen aan het kwaliteitsbeheersingssysteem;
b. de te verschaffen informatie over het nagestreefde kwaliteitsniveau en over het kwaliteitsbeheersingssysteem;
c. de wijze van ramen van de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas;
d. de te verschaffen gegevens over de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas en over de wijze waarop de netbeheerder voornemens is te voorzien in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas;
e. de periode waarop het document of onderdelen daarvan betrekking hebben.
4. De netbeheerder maakt het document op een geschikte wijze openbaar.
5. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder een kwaliteitsbeheersingssyteem heeft en daaraan uitvoering geeft overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel.
Indien het niveau van de kwaliteit van het transport van gas reden tot zorg geeft, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de kwaliteit waaraan het transport van een netbeheerder, waaronder in elk geval te verstaan de betrouwbaarheid en de veiligheid van het transport, ten minste voldoet.
Artikel 9, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister uit het document, bedoeld in artikel 8 of uit de overzichten, bedoeld in artikel 35b, of anderszins, blijkt dat een netbeheerder in onvoldoende mate of op een ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in het door hem te bereiken niveau van kwaliteit van zijn transportdienst of in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas met behulp van de door hem beheerde netten, dan wel op een wijze die onvoldoende de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van de netten waarborgt en het milieu ontziet of duurzaamheid waarborgt, kan Onze Minister aan de desbetreffende netbeheerder opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat het transport van gas in voldoende mate plaatsvindt, op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van de netten waarborgt en het milieu ontziet of duurzaamheid waarborgt.
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Degene aan wie een gasopslaginstallatie of een LNG-installatie toebehoort, wijst ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 10, een beheerder van die installatie aan.
2. Met betrekking tot de aanwijzing van een beheerder als bedoeld in het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing:
a. artikel 2, derde lid, met dien verstande dat de periode van tien jaar wordt gerekend vanaf de dag waarop overeenkomstig artikel 4, eerste lid, de aanwijzing aan Onze Minister is gemeld,
b. artikel 4, eerste lid,
c. artikel 5, eerste lid, met dien verstande dat de beheerder geen naamloze of besloten vennootschap hoeft te zijn, en
d. artikel 6, eerste tot en met derde lid, met dien verstande dat de beheerder geen naamloze of besloten vennootschap hoeft te zijn.
Artikel 10 komt te luiden:
1. Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf heeft tot taak zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie op economische voorwaarden in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van dat gastransportnet of die installatie en van het transport van gas waarborgt en het milieu ontziet.
2. Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf verstrekt aan:
a. andere netbeheerders, gasopslagbedrijven en LNG-bedrijven voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van gas met behulp van zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie, en de daarmee verbonden gastransportnetten op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden, en
b. gebruikers van het gastransportnet of de installatie alle gegevens die zij nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het net of de installatie.
3. Een netbeheerder heeft, in aanvulling op de taken, genoemd in het eerste lid, tevens tot taak:
a. koppelingen met andere gastransportnetten te realiseren en reparaties aan zijn gastransportnet uit te voeren, en
b. onverminderd artikel 37, op geschikte wijze gegevens te publiceren over koppelingen tussen gastransportnetten, het gebruik van die netten en de toewijzing van transportcapaciteit.
4. Bij de toepassing van het eerste tot en met het derde lid onthouden gasbedrijven als bedoeld in het eerste lid zich van iedere vorm van discriminatie tussen gebruikers van de gastransportnetten of de installaties.
Na artikel 10 wordt een artikel, alsmede een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 10, 42 en 54a, en hoofdstuk 2 heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tevens tot taak:
a. voorzieningen te treffen in verband met de leveringszekerheid,
b. het in evenwicht houden van het door hem beheerde gastransportnet,
c. gebruikers van het door hem beheerde gastransportnet aan te bieden het gas dat zij hem aanbieden voor transport door bijmenging van gassen of op andere wijze in een overeengekomen kwaliteit en samenstelling te brengen, tenzij dit redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd, en
d. indien Onze Minister hem dit opdraagt, werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 52a.
2. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn wettelijke taken energie inkoopt, doet hij dit op basis van een transparante, niet-discriminatoire en marktconforme procedure.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. Deze regels hebben mede betrekking op de wijze waarop enerzijds de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, en anderzijds gasproductiebedrijven, gasopslagbedrijven, andere netbeheerders, leveranciers en afnemers zich jegens elkaar gedragen.
4. De directeur brengt advies uit over het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het derde lid. De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
5. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
§ 1.4. Overige verplichtingen voor netbeheerders
Het is de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treden te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:
a. de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een economische eigendom van een gastransportnet hebben,
b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van elektriciteit, warmte, koude of water, of
c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden.
1. Het is de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treedt te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:
a. de uitvoering van de taken, bedoeld in de arti*kelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een economische eigendom van een gastransportnet hebben,
b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van elektriciteit, warmte, koude of water, of
c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden.
2. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, is het deze groep niet toegestaan om handelingen of activiteiten te verrichten die strijdig kunnen zijn met het belang van het beheer van het landelijk gastransportnet.
3. De statuten van de rechtspersonen die met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in een groep zijn verbonden, behoeven de goedkeuring van Onze Minister, voor zover het betreft de daarin opgenomen doelstelling van die rechtspersonen.
4. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de directeur een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn.
1. Indien een met de netbeheerder in een groep verbonden groepsmaatschappij in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek activiteiten verricht die de netbeheerder op grond van artikel 10b en 10c niet zelf mag verrichten, mag de netbeheerder of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 10b en 10c een dergelijke groepsmaatschappij niet bevoordelen boven anderen waarmee een dergelijke groepsmaatschappij in concurrentie treedt, of anderszins voordelen toekennen die verder gaan dan in het normaal handelsverkeer gebruikelijk is.
2. Als bevoordelen van een groepsmaatschappij als bedoeld in het eerste lid of het toekennen van voordelen die verder gaan dan in het normaal handelsverkeer gebruikelijk is, worden in ieder geval aangemerkt:
a. het verstrekken van gegevens aan een groepsmaatschappij over afnemers, niet zijnde afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, die een verzoek om aansluiting of transport als bedoeld in hoofdstuk 2 hebben gedaan;
b. het leveren van goederen of diensten aan een groepsmaatschappij tegen een vergoeding die lager is dan de redelijkerwijs daaraan toe te rekenen kosten, of
c. het toestaan van het gebruik door een groepsmaatschappij van de naam en het beeldmerk van de netbeheerder op een wijze waardoor verwarring bij het publiek te duchten is over de herkomst van goederen of diensten.
3. De netbeheerder voegt bij zijn jaarrekening een verklaring waaruit blijkt dat de financiële verhouding tussen de netbeheerder en de groepsmaatschappijen, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen. De netbeheerder legt een exemplaar van zijn jaarrekening, de daartoe behorende toelichting en de daarbij gevoegde verklaring voor een ieder ter inzage in al zijn kantoren en zendt een exemplaar daarvan aan de directeur.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een netbeheerder stelt in ontwerp voorwaarden op waarin is vastgelegd aan welke vereisten, met in begrip van veiligheidseisen, het technisch ontwerp en de exploitatie van leidingen en installaties ten minste moeten voldoen met het oog op aansluiting van die leidingen en installaties op zijn gastransportnet. Indien voor het verrichten van transport het gebruik van installaties van een verwant bedrijf noodzakelijk is, bevatten de voorwaarden tevens de vereisten voor de aansluiting op die installaties.
2. In het derde en het zesde lid wordt «Het gastransportbedrijf» telkens vervangen door: De netbeheerder.
3. In het vijfde lid wordt «één of meer gastransportbedrijven» vervangen door «een of meer netbeheerders» en wordt «het gastransportbedrijf» vervangen door: de netbeheerder.
Het opschrift van § 2.2 komt te luiden: De berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden voor transport.
De artikelen 12 en 13 komen te luiden:
1. Overeenkomstig daarvoor door Onze Minister te stellen regels stelt de directeur richtlijnen vast met betrekking tot de toepassing van deze paragraaf.
2. Onze Minister verzoekt de directeur om advies over het ontwerp van de in het eerste lid bedoelde regels en stelt netbeheerders en representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt in de gelegenheid hun zienswijze over het ontwerp te geven.
3. Bij het vaststellen van richtlijnen houdt de directeur rekening met het belang van het bevorderen van het handelsverkeer en het bevorderen van het doelmatig handelen van netbeheerders, LNG-bedrijven en gebruikers van het gastransportnet of de installatie. De richtlijnen maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in het gastransportnet worden verricht op een zodanig wijze dat de rentabiliteit van dat net verzekerd is.
4. De richtlijnen waarborgen in ieder geval dat de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden voor het in evenwicht houden van het landelijk gastransportnet objectief, transparant, niet-discriminatoir zijn en de kosten weerspiegelen.
5. De netbeheerder onderscheidenlijk het LNG-bedrijf neemt de richtlijnen in acht bij het vaststellen van de berekeningsmethodiek van de tarieven en van de voorwaarden.
6. De richtlijnen worden bekendgemaakt in de Staatscourant.
1. Een netbeheerder onderscheidenlijk een LNG-bedrijf stelt jaarlijks voor 1 juli de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden vast die het in het volgende kalenderjaar wil hanteren voor het realiseren van aansluitingen op het door hem beheerde net onderscheidenlijk de door hem beheerde installatie, het verrichten van transport van gas, onderscheidenlijk voor het verlenen van toegang tot de LNG-installatie, alsmede voor het verrichten van dat transport onderscheidenlijk die toegang ondersteunende diensten.
2. De netbeheerder onderscheidenlijk het LNG-bedrijf zendt de vastgestelde berekeningmethodiek van de tarieven en de voorwaarden onverwijld ter goedkeuring aan de directeur.
3. De directeur beslist binnen drie maanden na ontvangst omtrent de goedkeuring van de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden. De directeur onthoudt uitsluitend goedkeuring aan de berekeningsmethodiek en de voorwaarden als zij naar zijn oordeel niet in overeenstemming zijn met de richtlijnen, bedoeld in artikel 12.
4. Indien de directeur niet binnen de termijn, genoemd in het derde lid, omtrent de goedkeuring van de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden heeft beslist, worden zij geacht te zijn goedgekeurd.
5. Indien de directeur zijn goedkeuring aan de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden heeft onthouden, stelt de netbeheerder of het LNG-bedrijf de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden zo spoedig mogelijk opnieuw vast, met inachtneming van de aanwijzingen die de directeur hem heeft gegeven in zijn beslissing tot onthouding van goedkeuring, en zendt het de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden wederom onverwijld ter goedkeuring aan de directeur. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
6. De berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden treden in werking op 1 januari van het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben. Indien zij op die datum nog niet zijn goedgekeurd, treden zij in werking op de dag waarop het besluit tot goedkeuring in werking is getreden, met terugwerkende kracht tot 1 januari. In het geval, bedoeld in de vorige volzin, gelden tot de dag waarop het besluit tot goedkeuring in werking treedt, de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden die golden in het voorafgaande kalenderjaar.
7. De netbeheerder onderscheidenlijk het LNG-bedrijf publiceert de tarieven, en de goedgekeurde berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden op een geschikte wijze, voorafgaande aan de inwerkingtreding ervan en legt een exemplaar ervan voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.
Artikel 14 komt te luiden:
1. Behoudens artikel 15 is een netbeheerder onderscheidenlijk een LNG-bedrijf verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, voor degene die daarom verzoekt met behulp van zijn gastransportnet onderscheidenlijk de door hem beheerde LNG-installatie en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, ten behoeve van de verzoeker transport van gas of LNG-activiteiten en de dat transport onderscheidenlijk die activiteiten ondersteunende diensten te verrichten tegen een tarief, berekend op basis van een berekeningsmethodiek die, alsmede tegen voorwaarden die in overeenstemming zijn met die welke overeenkomstig § 2.2. van dit hoofdstuk zijn goedgekeurd
2. Indien een netbeheerder onderscheidenlijk een LNG-bedrijf, naar het oordeel van de directeur een onjuiste toepassing geeft aan de overeenkomstig artikel 13 goedgekeurde berekeningsmethodiek en de voorwaarden, kan hij dat bedrijf een bindende aanwijzing geven met betrekking tot de wijze waarop die berekeningsmethodiek en die voorwaarden behoren te worden toegepast.
3. Een netbeheerder onderscheidenlijk een LNG-bedrijf hanteert voorwaarden die redelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.
4. De artikelen 236 en 237 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Artikel 15, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanhef komt te luiden:
1. Een netbeheerder onderscheidenlijk een LNG-bedrijf, of in voorkomend geval een verwant bedrijf, kan weigeren het transport van gas, LNG-activiteiten of dat transport of die activiteiten ondersteunende diensten te verrichten indien:
2. In onderdeel a wordt na «bedoelde» ingevoegd «LNG-installaties onderscheidenlijk de» en wordt na «hoeveelheid gas» ingevoegd: onderscheidenlijk de LNG-activiteiten.
3. Onderdeel b komt te luiden:
b. het verrichten van het beoogde transport onderscheidenlijk van die LNG-activiteiten of van de dat transport of die activiteiten ondersteunende diensten hem of de netbeheerder voor wie hij de LNG-activiteiten uitvoert zou verhinderen zijn in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 bedoelde taken te vervullen of.
4. In onderdeel c wordt «het gastransportbedrijf» vervangen door: de netbeheerder.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De directeur-generaal kan op aanvraag de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tijdelijk ontheffing verlenen van de in artikel 14, eerste lid, bedoelde verplichting indien een verzoek om transport is gericht tot die netbeheerder en die netbeheerder of een verwant bedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden in verband met één of meer reeds aangegane overeenkomsten die een verplichting bevatten tot afname van een bepaalde hoeveelheid gas of, bij gebreke daarvan, tot het betalen van een vergoeding ter waarde van die hoeveelheid gas of van een deel daarvan.
2. In het tweede lid wordt «het gastransportbedrijf» vervangen door: de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderscheidenlijk het verwant bedrijf.
3. In het derde lid wordt «artikel 25, eerste lid, tweede alinea, en derde lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 27, eerste lid, tweede alinea, en derde lid, van de richtlijn.
4. In het zesde lid wordt «artikel 25, tweede lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 27, tweede lid, van de richtlijn.
Na artikel 17 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien een afnemer van leverancier wisselt, voert de netbeheerder die wisseling uit overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.
2. In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval regels gesteld over de termijn waarbinnen de wisseling moet zijn uitgevoerd en over de bij een verzoek om wisseling te verstrekken gegevens.
1. Een netbeheerder verstrekt een afnemer die op zijn gastransportnet is aangesloten en die een onderbreking in het transport van gas heeft ondervonden een tegemoetkoming.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de hoogte van de tegemoetkoming, welke kan verschillen naar gelang het drukniveau, het afnameprofiel, de duur van de onderbreking en het aantal onderbrekingen die een afnemer in een kalenderjaar heeft ondervonden. De regeling kan inhouden dat in bepaalde gevallen geen tegemoetkoming wordt verstrekt.
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De artikelen 18a tot en met 18f zijn van toepassing op gasopslagbedrijven die een economische machtspositie hebben.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De beheerders van de gasopslaginstallaties waarvoor op grond van artikel 149, eerste lid, van de Mijnbouwwet, van rechtswege een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van die wet, worden geacht gasopslagbedrijven als bedoeld in het eerste lid te zijn.
Na artikel 18 worden zeven artikelen, alsmede een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. De directeur stelt richtlijnen vast met betrekking tot de toepassing van de artikelen 18b tot en met 18f. Bij het vaststellen van de richtlijnen houdt de directeur rekening met het belang van het bevorderen van het handelsverkeer en het bevorderen van het doelmatig handelen van gasopslagbedrijven en gebruikers van de installaties. De richtlijnen worden bekendgemaakt in de Staatscourant.
2. Het gasopslagbedrijf neemt de richtlijnen in acht bij het vaststellen van de indicatieve tarieven en voorwaarden.
3. De directeur kan een gasopslagbedrijf bindende aanwijzingen geven met betrekking tot de indicatieve tarieven en voorwaarden.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de richtlijnen, bedoeld in het eerste lid.
5. Een krachtens het vierde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan zes weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
1. Een gasopslagbedrijf maakt jaarlijks voor 1 juli een indicatie bekend van de tarieven en de voorwaarden die het bedrijf in het volgende kalenderjaar voornemens is te hanteren voor het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten.
2. Het gasopslagbedrijf voert overleg met representatieve organisaties van netgebruikers over de indicatieve tarieven en voorwaarden.
3. Het gasopslagbedrijf zendt de in het eerste lid bedoelde informatie aan de directeur-generaal en de directeur.
1. Een gasopslagbedrijf is verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, met degene die daarom verzoekt te onderhandelen over het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten met behulp van zijn opslaginstallatie en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, voor zover het gebruik van die installaties noodzakelijk is voor de opslag of die opslag ondersteunende diensten.
2. Op de grondslag van hetgeen als gevolg van het eerste lid is overeengekomen, worden de opslag van gas en de die opslag ondersteunende diensten verricht.
3. Toepassing van het eerste en het tweede lid geschiedt op voorwaarden die redelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.
4. De directeur-generaal kan op verzoek van één of meer van de bij de onderhandelingen betrokken partijen een termijn stellen waarbinnen de onderhandelingen afgerond moeten zijn.
5. Indien de onderhandelingen binnen de in het vierde lid bedoelde termijn niet tot een overeenkomst hebben geleid, deelt het gasopslagbedrijf binnen twee weken de directeur-generaal mede welke redenen daaraan ten grondslag liggen.
1. Een gasopslagbedrijf, of in voorkomend geval een verwant bedrijf, kan weigeren de opslag van gas en die opslag ondersteunende diensten te verrichten indien:
a. binnen zijn opslaginstallatie, onderscheidenlijk de in artikel 18c, eerste lid, bedoelde installaties van het verwante bedrijf, geen capaciteit beschikbaar is voor de opslag van de desbetreffende hoeveelheid gas, dan wel in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij alle capaciteit beschikbaar stelt;
b. het verrichten van de beoogde gasopslag of de ondersteunende diensten hem of de netbeheerder voor wie hij de gasopslag verricht zou verhinderen zijn in artikel 10, 10a en 54a bedoelde taak te vervullen.
2. Een weigering als bedoeld in het eerste lid is met redenen omkleed.
1. Geschillen met betrekking tot de wijze waarop een gasopslagbedrijf toepassing geeft aan de artikelen 18c en 18d worden, met inachtneming van deze wet, overeenkomstig de procedure, zoals opgenomen in de artikelen 59 tot en met 61 van de Mededingingswet, beslecht door de directeur-generaal.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de door partijen bij het geschil te verstrekken gegevens, alsmede met betrekking tot de termijnen voor de gegevensverstrekking.
3. Indien een geschil betrekking heeft op een voorwaarde of een tarief voor het verrichten van gasopslag of die opslag ondersteunende diensten, kan de directeur-generaal voor een door hem te bepalen termijn die voorwaarde of dat tarief vaststellen.
De artikelen 72 en 73 zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Indien dit technisch of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot gasopslag of die opslag ondersteunende diensten, zijn andere gasopslagbedrijven dan de gasopslagbedrijven, bedoeld in artikel 18, eerste lid, verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, met degene die daarom verzoekt te onderhandelen over de tarieven en voorwaarden voor het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten met behulp van hun installaties en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, voor zover het gebruik van die installaties noodzakelijk zijn voor de opslag.
2. De gasopslag en de die opslag ondersteunende diensten worden verricht op grondslag van de tarieven en voorwaarden die op grond van het eerste lid zijn overeengekomen.
3. De tarieven en de voorwaarden die het gasopslagbedrijf hanteert voor gasopslag en die opslag ondersteunende diensten zijn objectief, transparant en niet discriminatoir.
4. Het gasopslagbedrijf publiceert jaarlijks voor 1 oktober op een geschikte wijze een indicatie van de tarieven en voorwaarden die het bedrijf voornemens is in het volgende kalenderjaar te hanteren voor het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten.
§ 2.4a. Ontheffing voor nieuwe gasinfrastructuur
1. Onze Minister kan voor grote, nieuwe landsgrensoverschrijdende gastransportnetten, LNG-installaties en opslaginstallaties op verzoek ontheffing verlenen van de paragrafen 2.2, 2.3, 2.4 en 2.5, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanleg van het net of de installatie versterkt de mededinging bij de levering van gas en de leveringszekerheid,
b. het risico van de investering nodig voor de aanleg van het net of de installatie is zo groot dat de aanleg niet zal plaatsvinden als geen ontheffing wordt verleend, dan wel waarbinnen dat net of die installatie wordt aangelegd,
c. de eigendom van het net of de installatie berust bij een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon dan de beheerder van het net of de installatie waarop het nieuwe net of de nieuwe installatie zal worden aangesloten,
d. de gebruikers van het net of de installatie wordt een tarief in rekening gebracht, en
e. de ontheffing belemmert niet de mededinging op of de doelmatige werking van de interne gasmarkt of de doelmatige werking van het net of de installatie waarop het nieuwe net of de nieuwe installatie wordt aangesloten.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanmerkelijke uitbreidingen van de capaciteit van bestaande netten of installaties en op wijzigingen van de bestaande netten of installaties die de ontwikkeling van nieuwe bronnen van gasvoorziening bevorderen.
3. De ontheffing kan betrekking hebben op het gehele nieuwe net of de gehele nieuwe installatie onderscheidenlijk de aanmerkelijke uitbreiding of wijziging van een bestaand net of een bestaande installatie dan wel op gedeelten daarvan.
4. Alvorens Onze Minister beslist op een verzoek om een ontheffing brengt de directeur advies uit. Van het advies wordt uiterlijk tegelijk met de bekendmaking van het besluit op de aanvraag kennis gegeven.
5. Indien sprake is van de aanleg van een landsgrensoverschrijdend net, overlegt Onze Minister met de bevoegde instantie in de andere lidstaat of lidstaten van de Europese Unie.
6. Onze Minister kan voorwaarden aan de ontheffing verbinden die betrekking hebben op de termijn waarvoor de ontheffing geldt en de niet-discriminatoire toegang tot het net of de installatie. Hij houdt in ieder geval rekening met de lengte van overeenkomsten, de omvang van de nieuwe capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.
7. Onze Minister kan voorschriften aan de ontheffing verbinden die betrekking hebben op het beheer en de toedeling van capaciteit, met dien verstande dat deze voorschriften de uitvoering van overeenkomsten voor een lange termijn niet mogen belemmeren.
8. Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
9. Indien Onze Minister een ontheffing als bedoeld in het eerste lid heeft verleend, stelt hij daarvan onverwijld de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis, onder overlegging van alle van belang zijnde gegevens. Deze gegevens omvatten in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a tot en met e, van de richtlijn.
10. Indien een definitief besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van de richtlijn strekt tot wijzing of intrekking van de ontheffing, geeft Onze Minister daaraan onverwijld gevolg.
11. Een besluit als bedoeld in het eerste lid treedt niet in werking voordat de termijn, bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de richtlijn, waarbinnen de Commissie van de Europese Gemeenschappen een verzoek tot wijziging of intrekking kan doen, is verstreken. Indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen binnen de termijn, genoemd in de vorige volzin, een verzoek tot wijziging of intrekking heeft gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat de Commissie van de Europese Gemeenschappen een definitief besluit als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van de richtlijn heeft genomen.
12. Van een besluit als bedoeld in het eerste of tiende lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
De artikelen 19 en 20 komen te luiden:
1. Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder of een LNG-bedrijf over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de directeur indienen.
2. De directeur beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst ervan. Deze termijn kan met twee maanden worden verlengd als de directeur om aanvullende gegevens verzoekt. Met instemming van de klager is verdere verlenging mogelijk.
3. De beslissing van de directeur is bindend.
4. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.
In het geval van een landsgrensoverschrijdend geschil is de directeur onbevoegd te beslissen op een klacht als bedoeld in artikel 19, als de netbeheerder of het LNG bedrijf waartegen de klacht is gericht onder de rechtsmacht van een andere lidstaat van de Europese Unie valt.
Artikel 32 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, vervalt «en».
2. Onder vervanging van de punt door «, en» aan het slot van het eerste lid, onderdeel c, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. LNG-activiteiten.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien het gasbedrijf andere, al dan niet met gas verband houdende, activiteiten verricht dan de in het eerste lid genoemde, wordt daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding gevoerd.
4. In het derde lid wordt aan het slot van onderdeel b «en» vervangen door een komma.
5. Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, wordt in het derde lid een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. een specificatie van de inkomsten verkregen uit de eigendom van het door hem beheerde gastransportnet, en.
6. In het negende lid, onderdeel b, wordt «artikel 21, tweede lid, onder b» vervangen door: artikel 43, tweede lid, onderdeel b.
Artikel 33 vervalt.
Artikel 34 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister kan verlangen dat een gasbedrijf, een gas- of elektriciteitsbeurs, een netgebruiker of een afnemer hem inzage geeft in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk hem gegevens en inlichtingen verstrekt, die hij nodig heeft ter uitvoering van deze wet en voor het opstellen van het in artikel 52 bedoelde energierapport.
2. In het tweede lid wordt «Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken» vervangen door: Degene aan wie een verzoek is gedaan inzage te geven in gegevens en bescheiden onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen te verstrekken.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister gebruikt bescheiden, gegevens of inlichtingen over het gasbedrijf, een gas- of elektriciteitsbeurs, een netgebruiker of een afnemer, welke hij heeft verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een van zijn taken op grond van deze wet, uitsluitend voor de uitvoering van die taak of de taak, genoemd in artikel 52a, mits hij de desbetreffende bescheiden, gegevens of inlichtingen ook ter uitvoering van die taak had kunnen verkrijgen.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien Onze Minister op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdeel d, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet opdraagt werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 52a, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing op die netbeheerder.
Na artikel 35 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een netbeheerder houdt een registratie bij van kwaliteitsindicatoren betreffende het transport van gas.
2. De netbeheerder zendt de directeur voor 1 maart van elk jaar een afschrift van de registratie van het voorafgaande jaar tezamen met een rapportage daarover waarin in elk geval de wijzigingen ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar zijn toegelicht. De netbeheerder maakt eveneens voor het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, de rapportage op een geschikte wijze openbaar.
3. De netbeheerder bewaart de registratiegegevens ten minste tien jaar.
4. De directeur kan onderzoek doen naar de deugdelijkheid van de registratie, in het bijzonder doch niet uitsluitend door in het gastransportnet van de desbetreffende netbeheerder metingen te verrichten of te doen verrichten. De netbeheerder gedoogt dat de metingen in zijn net worden verricht.
5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de inhoud van de registratie en de wijze van registreren;
b. de kwaliteitsindicatoren die in de registratie zijn opgenomen;
c. de rapportage.
6. De in het vijfde lid bedoelde ministeriële regeling kan, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, mede inhouden dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel uitvoering geeft aan de verplichting tot registratie.
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de directeur:
a. een overzicht van de door hem gesloten overeenkomsten met betrekking tot het verrichten van diensten ten behoeve van het netbeheer, vergezeld van afschriften van die overeenkomsten, voorzover de directeur daarover niet reeds beschikt,
b. een overzicht van het aantal personen dat werkzaam is ter uitvoering van de in artikelen 10, 42 en hoofdstuk 2 genoemde taken, waarbij wordt aangegeven welke werkzaamheden worden uitgevoerd door onderscheidenlijk personen werkzaam bij de netbeheerder zelf en bij anderen,
c. een overzicht van in het afgelopen jaar gerealiseerde investeringen in het gastransportnet,
d. een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn, en
e. een verklaring van een onafhankelijke deskundige omtrent het in onderdeel d bedoelde overzicht.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de overzichten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.
De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, draagt er zorg voor dat de afnemers die op zijn gastransportnet zijn aangesloten een overzicht ontvangen waarop de kosten in verband met die aansluiting overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd.
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, voorziet in een procedure voor de behandeling van klachten van afnemers over het netbeheer.
2. De in het eerste lid bedoelde procedure voorziet er ten minste in dat:
a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,
b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden, en
c. de klacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken wordt afgehandeld.
Artikel 36 vervalt.
Artikel 37 komt te luiden:
1. Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf dat bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
2. Indien een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan anderen, doet hij dit op niet-discriminatoire wijze.
3. Een netbeheerder maakt bij de aankoop of de verkoop van gas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens van anderen die hij heeft verkregen bij onderhandelingen over transport of bij het verrichten van transport.
4. Een netbeheerder gebruikt aan hem verstrekte gegevens over afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, uitsluitend voor het uitvoeren van zijn taken op grond van deze wet, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het ten behoeve van de vergunninghouder innen van de vergoeding voor het leveren van gas.
Artikel 38 vervalt.
In artikel 39, tweede lid, wordt «De in het eerste lid bedoelde maatregel kan inhouden» vervangen door «Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald» en vervalt «en een vergunning als bedoeld in artikel 22 slechts wordt verleend».
Artikel 40, derde lid, komt te luiden:
3. Bij het vaststellen van de berekeningsmethodiek van de tarieven en van de voorwaarden, bedoeld in artikel 13 en bij het sluiten van overeenkomsten voor het verrichten van transport van gas en dat transport ondersteunende diensten neemt de netbeheerder het belang van een duurzame, doelmatige en milieuhygiënische energievoorziening in acht.
In artikel 42 wordt «Een gastransportbedrijf dat» vervangen door: De netbeheerder die.
Het opschrift van § 5.3. komt te luiden: Leveringszekerheid, energierapport en monitoring.
Artikel 44 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het eerste lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: De voorwaarden zijn in ieder geval niet redelijk als zij niet in overeenstemming zijn met de ministeriële regeling, bedoeld in het zevende lid. Artikel 14, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Bij ministeriële regeling worden, voor zover noodzakelijk ter uitvoering van de richtlijn, regels gesteld die de vergunninghouder in acht moet nemen jegens afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.
In artikel 48, tweede lid en artikel 51a wordt «een gastransportbedrijf» telkens vervangen door: een netbeheerder.
Artikel 51 komt te luiden:
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet stelt een calamiteitenplan vast en zendt dit toe aan Onze Minister.
Na artikel 52 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister verzamelt, analyseert en bewerkt systematisch inlichtingen en gegevens met betrekking tot de leverings- en voorzieningzekerheid, in het bijzonder met betrekking tot:
a. het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt,
b. het niveau van de verwachte toekomstige vraag en de beschikbare voorraden,
c. de extra capaciteit aan geplande of in aanbouw zijnde infrastructuur,
d. de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, en
e. de maatregelen in geval van piekbelasting of het in gebreke blijven van een of meerdere leveranciers.
2. Onze Minister publiceert jaarlijks uiterlijk op 31 juli op geschikte wijze een verslag van zijn bevindingen die het verzamelen, analyseren en bewerken van de inlichtingen en gegevens over de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, heeft opgeleverd, alsmede van de getroffen of voorgenomen maatregelen met betrekking tot die onderwerpen. Hij zendt het verslag onverwijld naar de Commissie van de Europese Gemeenschappen en doet mededeling ervan in de Staatscourant, onder vermelding van de wijze waarop het verslag kan worden geraadpleegd.
3. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent:
a. de gegevens en inlichtingen waarvan Onze Minister kan verlangen dat zij hem worden verstrekt,
b. degenen van wie Onze Minister, onverminderd artikel 34, kan verlangen dat zij hem gegevens en inlichtingen verstrekken, en
c. de termijn waarbinnen, de wijze waarop en de vorm waarin de gegevens en inlichtingen aan Onze Minister worden verstrekt.
Na artikel 54 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 10 en 10a heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, in het belang van het planmatig beheer van voorkomens van gas, ter verzekering op lange termijn van een behoedzaam en rationeel gebruik van deze natuurlijke hulpbron, tevens tot taak:
a. ten behoeve van de inname van gas uit de gasvoorkomens in gebieden binnen Nederland en het in artikel 17 bedoelde gebied punten in het gastransportnet te ontwikkelen waar gas wordt ingevoerd;
b. het jaarlijks aan Onze Minister overleggen van een overzicht waarin ten aanzien van de eerstvolgende twintig jaar ramingen zijn opgenomen met betrekking tot de uitoefening van de taak, bedoeld in onderdeel a, onder vermelding van daarbij gehanteerde vooronderstellingen en relevante onderscheidingen.
2. Onze Minister kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ontheffing verlenen van de in het eerste lid, onder a, bedoelde verplichting, indien deze door naleving van die verplichting ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de voorwaarden waaronder ontheffing wordt verleend en de duur van de ontheffing.
1. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan, ten einde te waarborgen dat hij de taken, bedoeld in artikel 54a, zo doelmatig mogelijk kan uitvoeren, voorwaarden stellen aan de wijze waarop het gas van de houders van Nederlandse winningsvergunningen dan wel degene met wie voor het gebruik van die vergunning een overeenkomst is gesloten inzake het voor gezamenlijke rekening winnen van gas, wordt ingenomen.
2. Gasbedrijven, netgebruikers en afnemers verstrekken de netbeheerder van het landelijk gastransportnet desgevraagd tijdig voldoende inlichtingen en gegevens om te waarborgen dat hij de taken, bedoeld in het eerste lid kan uitvoeren.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden en de in het tweede lid genoemde gegevens en inlichtingen.
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister stelt tenminste eenmaal in de vijf jaar vast van welke hoeveelheid gas, dat wordt gewonnen uit het Groningen veld op basis van de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, Gasunie uit mag gaan bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdelen a en b. Bij iedere vaststelling geeft Onze Minister aan welke hoeveelheid de komende tien jaar ten hoogste gemiddeld per jaar mag worden gewonnen. De vaststelling maakt onderdeel uit van de voorschriften aan de houder van bovengenoemde winningsvergunning als bedoeld in artikel 36, tweede en derde lid, van de Mijnbouwwet.
2. In het tweede lid wordt de tweede volzin geschrapt.
3. Onder vernummering van het derde tot het vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Onze Minister kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aanwijzingen geven in het belang van een goede vervulling van de in artikel 54a, eerste lid, bedoelde taken.
Artikel 56 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt Onze Minister alle inlichtingen die hij nodig heeft voor de toepassing van artikel 54a, tweede lid, en artikel 55, derde lid.
In artikel 57 wordt, onder vernummering van het tweede tot het derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Onze Minister kan, ingeval de netbeheerder van het landelijk gastransportnet nalaat een van haar taken, bedoeld in artikel 54a, eerste lid, te vervullen, of een aanwijzing van Onze Minister als bedoeld in artikel 55, derde lid, niet opvolgt, een last onder dwangsom opleggen.
Artikel 59 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van paragraaf 1.2 en van de artikelen 43 tot en met 49, 53 tot en met 57, 72, 73 en 76 tot en met 85, zijn belast de bij besluit van de directeur-generaal aangewezen ambtenaren van de Nederlandse mededingingsautoriteit. Het toezicht op de naleving van de artikelen 14 tot en met 16 en artikel 18h, voor zover het betreft landsgrensoverschrijdende transporten, wordt uitgeoefend in overleg met de bevoegde instantie van de andere betrokken lidstaat of lidstaten van de Europese Unie.
2. In het tweede lid vervalt «, hoofdstuk 3».
Artikel 60 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «, met uitzondering van werkzaamheden die rechtstreeks verbanden houden met de uitvoering van artikel 19».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De directeur kan bindende aanwijzingen geven in verband met de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
Artikel 60a wordt vervangen door een nieuwe paragraaf, luidende:
§ 5.5a Last onder dwangsom en bestuurlijke boete
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. last onder dwangsom: de sanctie, inhoudende:
1°. een last tot herstel van de overtreding, en
2°. de verplichting tot betaling van een geldsom onder de opschortende voorwaarde dat de last niet wordt uitgevoerd;
b. bestuurlijke boete: de sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, die is gericht op bestraffing van de overtreder;
c. overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
1. De directeur stelt een handhavingsplan op. Het plan beschrijft de procedure en de wijze waarop de directeur zijn in deze wet toegekende handhavingsbevoegdheden toepast.
2. Het handhavingsplan behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
3. Het besluit tot goedkeuring wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
1. De directeur kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van de artikelen 5, 9, eerste lid, 43 tot en met 46, 54, eerste lid, 54a, eerste lid, en artikel 55, tweede en derde lid, de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding bestaat, gelet op het voorschrift waarop de overtreding betrekking heeft, geeft de directeur een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 60, derde lid, alvorens een last onder dwangsom op te leggen.
3. Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken van gegevens aan de directeur.
4. Artikelen 5:32, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
5. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
1. De directeur kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens:
a. de artikelen 3c, derde lid, 4, eerste en tweede lid, 10, tweede lid en derde lid, onderdeel b, 10c, derde en vierde lid, 10d, derde lid, 11, derde lid, 13, zevende lid, 17a, 18b, tweede en derde lid, 18g, vierde lid, 34, tweede lid, 35, 35b, 35c, 35d, 40, tweede lid, 42, 44, tweede lid, 52a, derde lid, 56, 81, zevende lid, 82, eerste en vierde lid, en 83, alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien dat meer is, 1% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking, en
b. de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, eerste en derde lid, 3a, derde lid, 3b, eerste en tweede lid, 3c, eerste en tweede lid, 7, eerste lid, 8, 9a, 10, eerste lid, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, 10a, eerste, tweede en derde lid, 10b, 10c, eerste en tweede lid, 10d, eerste lid, 11, eerste, tweede en zesde lid, 12, vijfde lid, 13, eerste, tweede en vijfde lid, 17b, 18a, tweede en vierde lid, 18b, eerste lid, 18g, eerste tot en met derde lid, 32, 35a, 37, 39, tweede lid, 40, eerste, derde en vierde lid, 43, eerste lid, 44, eerste, vijfde en zevende lid, 47, tweede lid, 48, 51, 60, derde lid, 63, 72, 73, vierde lid, en 79, de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.
2. Bij de vaststelling van de hoogte van boete houdt de directeur in ieder geval rekening met de ernst en de duur van de overtreding.
3. De berekening van de netto-omzet, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op de voet van artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
1. De directeur legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
2. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
3. Indien tegen de bestuurlijke boete bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, wordt de vervaltermijn opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar of beroep is beslist.
1. Indien de directeur vaststelt dat een overtreding als bedoeld in artikelen 60ac of 60ad is begaan, maakt hij daarvan een rapport op.
2. Het rapport is gedagtekend en vermeldt in ieder geval:
a. de naam van de overtreder,
b. de overtreding alsmede het overtreden voorschrift, en
c. zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd.
3. Een afschrift van het rapport wordt toegezonden aan de overtreder.
1. Indien aan een handeling van de directeur redelijkerwijs de gevolgtrekking kan worden verbonden dat aan de overtreder een bestuurlijke boete zal worden opgelegd, is er geen verplichting meer van de zijde van die overtreder om ten behoeve van deze oplegging inlichtingen omtrent de overtreding te verstrekken.
2. De overtreder wordt hierop gewezen alvorens hem mondeling wordt gevraagd inlichtingen te verstrekken.
1. De directeur stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de overtreder altijd in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
3. Indien blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt, draagt de directeur er zoveel mogelijk zorg voor dat deze gegevens aan de overtreder worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
1. De directeur beslist omtrent het opleggen van de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete binnen dertien weken na de dagtekening van het rapport.
2. Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete wordt niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport heeft opgemaakt.
3. In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete wordt in ieder geval vermeld:
a. indien een last onder dwangsom wordt opgelegd:
1°. de naam van de overtreder, en
2°. de inhoud van de last en de termijn waarvoor deze geldt;
b. indien een bestuurlijke boete wordt opgelegd:
1°. de naam van de overtreder, en
2°. het bedrag van de boete;
c. de overtreding ter zake waarvan de last of de bestuurlijke boete wordt opgelegd alsmede het overtreden wettelijk voorschrift.
1. Een beschikking als bedoeld in artikel 60ai wordt, nadat zij bekend is gemaakt, ter inzage gelegd bij de directeur van de dienst.
2. Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet ter inzage gelegd.
1. Een bestuurlijke boete wordt betaald binnen zes weken nadat de beschikking waarbij de boete is opgelegd, in werking is getreden.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken.
3. Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene die de boete is verschuldigd schriftelijk bevolen binnen twee weken alsnog het bedrag van de boete, verhoogd met de krachtens het tweede lid verschuldigde rente en de kosten van de aanmaning, te betalen.
1. Bij gebreke van betaling binnen de in artikel 60ak, derde lid, bedoelde termijn van twee weken kan de directeur de verschuldigde boete, verhoogd met de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel.
2. Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete is verschuldigd bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van Boek 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat.
4. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de staat kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.
Artikel 61 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid, wordt «de artikelen 11, vijfde lid, en 16» telkens vervangen door: de artikelen 11, vijfde lid, 16 en 60ad.
2. Het derde lid vervalt.
Artikel 64 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels is een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2a, een instemming als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van een aanwijzing als bedoeld in artikel 5, een ontheffing als bedoeld in artikel 16 of artikel 18h, van een certificaat als bedoeld in artikel 41 of van een vergunning als bedoeld in artikel 43, welke vergoeding verschuldigd is voor ten hoogste de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de instemming, de aanwijzing, de ontheffing, de vergunning onderscheidenlijk het certificaat.
2. In het tweede lid wordt «gastransportbedrijven en vergunninghouders» vervangen door «netbeheerders, gasopslagbedrijven en vergunninghouders» en wordt «bedoeld in de artikelen 11, 13, 18, 26, 30, 80, 81 en 82» vervangen door: bedoeld in de artikelen 11, 13, 18 tot en met 18f, 18h, 80, 81 en 82.
Artikel 65, eerste lid, komt te luiden:
1. Bij gebreke van betaling binnen de termijn, bedoeld in artikel 64, derde lid, kan het verschuldigde bedrag verhoogd met de wettelijke rente en de op de aanmaning betrekking hebbende kosten, worden ingevorderd bij dwangbevel.
Artikel 66, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister zendt telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
In artikel 72, eerste lid, wordt «Een gastransportbedrijf» vervangen door: Een netbeheerder.
Artikel 73 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 19, eerste lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 23, tweede lid, van de richtlijn.
2. In het derde lid wordt «artikel 3, derde lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 3, vijfde lid, van de richtlijn.
De artikelen 74 tot en met 78 vervallen.
In artikel 79 wordt «en de daarmee noodzakelijkerwijs verbonden diensten» vervangen door «en de dat transport ondersteunende diensten» en wordt «beschermde afnemers of afnemers die jaarlijks per aansluiting minder dan 170 000 m3 gas verbruiken» vervangen door: afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.
Artikel 80 komt te luiden:
1. Onze Minister stelt met betrekking tot gas dat bestemd is voor levering aan afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voor iedere netbeheerder de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders, vast en die deze ten hoogste mag berekenen voor het transport van dat gas en de dat transport ondersteunende diensten, met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers:
a. de doelmatigheid van de bedrijfsvoering, en
b. de meest doelmatige kwaliteit van dat transport, worden bevorderd en met toepassing van de formule p1 = (1+ cpi – x + q100) pt-1, waarbij:
pt = de tarieven die zullen gelden in periode t;
pt-1 = de tarieven die golden in de periode voorafgaand aan periode t;
cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan periode t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan periode t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;
x = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering;
q = de kwaliteitsterm, die de aanpassing van de tarieven als gevolg van de geleverde kwaliteit aangeeft en die voor elke netbeheerder afzonderlijk wordt vastgesteld in verband met de meest doelmatige kwaliteit van het transport, waaronder in elk geval te verstaan de meest doelmatige betrouwbaarheid en veiligheid van dat transport.
2. De in het eerste lid bedoelde korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering heeft mede ten doel om een rendement te bewerkstelligen dat in ieder geval niet hoger is dan in het economisch verkeer gebruikelijk en dient de gelijkwaardigheid in de doelmatigheid van de bedrijfsvoering te bevorderen.
3. Onze Minister stelt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering en de kwaliteitsterm q telkens vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar. Voor iedere netbeheerder kan worden vastgesteld:
a. een afzonderlijke korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering;
b. een afzonderlijke kwaliteitsterm q.
4. Onze Minister stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt de methode tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering en van de kwaliteitsterm q vast. Hij geeft in die besluiten tot vaststelling van de methode van de korting aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van het overleg.
5. Onze Minister kan de tarieven die zullen gelden in de periode t corrigeren, indien de tarieven die golden in de periode of periodes voorafgaand aan periode t:
a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd;
b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en Onze Minister, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven;
c. zijn vastgesteld met gebruikmaking van geschatte gegevens en de feitelijk gegevens daarvan afwijken.
Artikel 81 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «beschermde afnemers of afnemers die jaarlijks per aansluiting minder dan 170 000 m3 gas verbruiken» vervangen door «afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid» en wordt «en de daarmee noodzakelijkerwijs verbonden diensten» vervangen door: en de dat transport ondersteunende diensten.
2. In het tweede lid wordt «beschermde afnemers of afnemers die jaarlijks per aansluiting minder dan 170 000 m3 gas verbruiken» vervangen door: afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.
3. In het derde lid wordt «en de daarmee noodzakelijkerwijs verbonden diensten» telkens vervangen door «en de dat transport ondersteunende diensten» en wordt «te beschouwen is als pt-1» vervangen door: te beschouwen is als pt-1.
Artikel 82 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «en de daarmee noodzakelijkerwijs verbonden diensten» vervangen door «en de dat transport ondersteunende diensten» en wordt «beschermde afnemers of afnemers die jaarlijks per aansluiting minder dan 170 000 m3 gas verbruiken» vervangen door: afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.
2. In het tweede lid, wordt «het verhelpen van storingen in het transport van gas, de klantenservice en het voorzien in compensatie bij ernstige storingen» vervangen door: het verhelpen van storingen in het transport van gas en de klantenservice.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister kan indien hem uit de voorwaarden blijkt dat de voorwaarden niet voldoen aan het bij of krachtens deze wet bepaalde, indien uit de voorwaarden blijkt dat de netbeheerder in onvoldoende mate of op ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in het transport en de dat transport ondersteunende diensten, dan wel de voorwaarden niet redelijk, niet transparant of discriminatoir zijn, de netbeheerder opdragen de voorwaarden aan te passen.
4. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.
In artikel 83 wordt «voor 1 november» vervangen door: voor 1 maart.
In artikel 84 wordt «De artikelen 12, 14, 15 en 16» vervangen door: De artikelen 13 tot en met 16, en wordt «beschermde afnemers of afnemers die jaarlijks per aansluiting minder dan 170 000 m3 gas verbruiken» vervangen door: afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.
Artikel 85 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien zich in de periode tussen 1 juli 1996 en de datum van de aanwijzing van de netbeheerder, bedoeld in artikel 2, een wijziging heeft voorgedaan met betrekking tot de eigendom van de aandelen in de rechtspersoon aan wie het desbetreffende gastransportnet toebehoort of de eigendom van dat net, is voor de instemming met de aanwijzing van de netbeheerder vereist, dat Onze Minister geen bedenkingen heeft tegen die wijziging.
2. In het tweede lid vervalt «of in een vergunninghouder».
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister kan zijn instemming onthouden, indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een gastransportnet of van de aandelen in de netbeheerder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder toebehoren, rechten op een gastransportnet of op aandelen in de netbeheerder zou krijgen.
4. Het vierde en vijfde lid komen te luiden:
4. Onze Minister onthoudt tot 1 juli 2004 zijn instemming indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een gastransportnet of de aandelen in een netbeheerder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of een rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder toebehoren, rechten op een gastransportnet of op aandelen in een netbeheerder zou krijgen.
5. Indien Onze Minister zijn instemming onthoudt en de voorgenomen wijziging met betrekking tot de eigendom van een gastransportnet of van de aandelen voortgang vindt, kan Onze Minister een andere rechtspersoon aanwijzen als netbeheerder van het net dat door de desbetreffende netbeheerder wordt beheerd.
6. In het achtste lid vervalt in de aanhef «dan wel overeenkomstig het zevende lid bepaalde» en wordt in onderdeel b «afnemers als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, onder 2» vervangen door: afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.
Na artikel 85 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De artikelen 79 tot en met 85 zijn niet van toepassing op de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.
De artikelen 86 en 87 vervallen
In artikel 88 vervallen het vierde en vijfde lid. Het zesde lid wordt vernummerd tot het vierde lid.
De Wet energiedistributie wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 komt te luiden:
In deze wet en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. distributie van elektriciteit: het leveren van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;
b. distributie van gas: het leveren van gas aan afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Gaswet, met uitzondering van de leveringen van gas als bedoeld in artikel 43, tweede lid, onderdeel b, van die wet;
c. distributie van warmte: het leveren van warmte aan verbruikers, behoudens voor zover dit leveren geschiedt door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die:
1°. hetzij warmte levert aan niet meer dan tien verbruikers tegelijk,
2°. hetzij per jaar niet meer warmte aan verbruikers levert dan 10 000 gigajoules,
3°. hetzij eigenaar is van de gebouwen ten behoeve waarvan de warmte wordt geleverd;
d. verbruiker van elektriciteit: een afnemer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Elektriciteitswet 1998;
e. distributiebedrijf: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het geheel of ten dele in het kader van de distributie leveren van elektriciteit of gas of met de distributie van warmte;
f. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken.
In artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten vervalt:
de Elektriciteitswet 1998, de artikelen 5, zesde lid,7, tweede lid, 12, eerste lid, 16, 18, 21, 46, 47, eerste lid, 53, eerste lid, 56, eerste lid, 60, 62, 64, 69, 78, tweede lid, 79, 84, 95a, eerste lid, 95b en 95f;
de Gaswet, de artikelen 4, eerste lid, 7, eerste lid, 8, 11, eerste lid, 12, eerste en vierde lid, 13, derde lid, 18, eerste lid, 19, tweede lid, 21, eerste lid, 25, eerste lid, 28, 29, 30, eerste lid, 32, 33, 34, tweede lid, 35, 36, 37, 38, 43, eerste lid, 44, 48, 56, 72, eerste lid, 73, vierde lid, 78, tweede lid, 79 en 82; .
De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt gewijzigd als volgt:
1. In de bijlage wordt voor «en de Overgangswet elektriciteitsproductiesector» ingevoegd: artikel 77l van de Elektriciteitswet 1998.
2. In de bijlage wordt «De artikelen 11, vijfde lid, en 16 van de Gaswet» vervangen door: De artikelen 11, vijfde lid, 16 en 60ag van de Gaswet.
1. Met betrekking tot beschikkingen, genomen krachtens het bij deze wet vervallen artikel 5a van de Elektriciteitswet 1998 zijn, de artikelen 77g, 77h, 77k, 77n en 77o van de Elektriciteitswet 1998 van toepassing.
2. Ingeval op basis van artikel 10, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 een netbeheerder is aangewezen voor de inwerkingtreding van deze wet, moet binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn voldaan aan artikel 10a van de Elektriciteitswet 1998.
3. Het document, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt voor de eerste maal ingediend in het jaar na het jaar waarin deze wet in werking treedt.
4. Met betrekking tot onderbrekingen in het transport van elektriciteit, bedoeld in artikel 24b van de Elektriciteitswet 1998, opgetreden voor de inwerkingtreding van dit artikel, is artikel 24b niet van toepassing, maar de voorwaarden met betrekking tot de compensatie bij ernstige storingen, bedoeld in artikel 31 van de wet, zoals dat artikel tot dat tijdstip luidde.
5. Een besluit op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van deze wet onherroepelijk is geworden, wordt geacht een besluit op grond van artikel 86c van de Elektriciteit 1998 te zijn.
6. Op een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, die is ingediend voor het tijdstip waarop artikel I, onderdeel CC, van deze wet in werking treedt, maar waarop op dat tijdstip nog niet is beslist, wordt beslist met toepassing van het recht zoals dat na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van deze wet geldt. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien tegen een besluit als bedoeld in die volzin voor de inwerkingtreding van deze wet bezwaar is of kon worden gemaakt, maar daarop op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is beslist.
7. Indien de directeur van de dienst tussen het tijdstip waarop de Verordening nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 (PbEG L 176) in werking is getreden en het tijdstip waarop artikel I, onderdeel CC van deze wet in werking treedt, beslist op een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, houdt hij rekening met het bepaalde in de Verordening en neemt hij in ieder geval geen beslissing die afbreuk kan doen aan de werking van die Verordening. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing als de directeur van de dienst in de periode, genoemd in die volzin, beslist op een bezwaar tegen een besluit als bedoeld in die volzin.
8. Een geschil, aanhangig gemaakt bij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op basis van artikel 51 of 52 van de Elektriciteitswet 1998 zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt behandeld overeenkomstig de procedure, zoals gold voor de inwerkingtreding van deze wet.
9. Indien op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel Q, in werking treedt, een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998 is ingediend, maar op dat tijdstip nog niet is beslist op die aanvraag, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing als op het moment waarop artikel 15 in werking treedt, bezwaar is gemaakt tegen een besluit op grond van artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998, maar op dat tijdstip nog niet is beslist op dat bezwaar.
1. Ingeval op basis van artikel 2, eerste lid, van de Gaswet een netbeheerder is aangewezen voor de inwerkingtreding van deze wet, moet binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet worden voldaan aan artikel 3a, eerste lid, van de Gaswet.
2. Het document, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Gaswet wordt voor de eerste maal ingediend in het jaar na het jaar waarin deze wet in werking treedt.
3. In afwijking van artikel 13, eerste en vierde lid, van de Gaswet wordt in het jaar waarin dit wetsvoorstel in werking treedt de in artikel 13, eerste lid, bedoelde berekeningsmethodiek voor 1 november ingediend en beslist de directeur binnen vier weken na ontvangst omtrent de goedkeuring van de berekeningsmethodiek.
4. In afwijking van artikel 18b, eerste lid, van de Gaswet is een gasbedrijf verplicht in het jaar waarin dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, voor 1 november de in artikel 18b, eerste lid, bedoelde indicatie bekend te maken.
5. Een geschil, aanhangig gemaakt bij de directeur-generaal op basis van de artikelen 19 of 20 van de Gaswet zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt behandeld overeenkomstig de procedure zoals deze gold voor de inwerkingtreding van deze wet.
6. Met betrekking tot beschikkingen, genomen krachtens artikel 60a van de Gaswet, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, zijn de artikelen 60a, 60ac, 60af, 60af, 60ai en 60aj van de Gaswet van toepassing.
Indien uit een overeenkomst, gesloten voor het tijdstip van inwerkingtreding van het in artikel I, onderdeel I, voorgestelde artikel 10a, onderscheidenlijk het in artikel II, onderdeel E, voorgestelde artikel 3b, voortvloeit dat de netbeheerder van het net waarop die overeenkomst betrekking heeft, niet voldoet aan de eis dat hij het economisch eigendom van dat net heeft, is, in afwijking van artikel VI, tweede lid, en artikel VII, eerste lid, artikel 10a onderscheidenlijk artikel 3b niet van toepassing gedurende 12 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, onderscheidenlijk artikel II, onderdeel E.
De tekst van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet wordt in het Staatsblad geplaatst.
1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
2. Artikel VI, zevende lid, werkt terug tot het tijdstip waarop de Verordening nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 (PbEG L 176) in werking is getreden.
Deze wet wordt aangehaald als: Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29372-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.