nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel III komt te luiden:
ARTIKEL III
Indien artikel I, onderdeel D, van de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet
in werking treedt, voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen
D en E, van het onderhavige wetsvoorstel, wordt artikel 10:1 van de Arbeidstijdenwet,
gewijzigd als volgt:
1. Na «beboetbaar feit oplevert,» wordt ingevoegd: 8:6, tweede
lid, .
2. De zinsnede «en 5:12, eerste en tweede lid.» wordt vervangen
door: 5:12, eerst en tweede lid, en 9:2, eerste lid, ten aanzien van het gebruik
van middelen ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van
een apparaat als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid. .
B
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd luidende:
ARTIKEL IIIA
Indien artikel I, onderdeel D, van het bij koninklijke boodschap van 14 augustus
2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Arbeidstijdenwet in
verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving en de daarmee
samenhangende bepalingen (Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet) (Kamerstukken
II 2002–2003, 29 000) tot wet wordt verheven en in werking treedt,
op of na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen D en
E, van het onderhavige wetsvoorstel, wordt het in artikel I, onderdeel D van
de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet, opgenomen artikel
10:1 van de Arbeidstijdenwet, op het moment van inwerkingtreding van dat onderdeel,
gewijzigd als volgt:
1. Na «beboetbaar feit oplevert,» wordt ingevoegd: 8:6, tweede
lid, .
2. De zinsnede «en 5:12, eerste en tweede lid.» wordt vervangen
door: 5:12, eerst en tweede lid, en 9:2, eerste lid, ten aanzien van het gebruik
van middelen ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van
een apparaat als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid. .
C
Artikel VI vervalt.
Toelichting
Bij het opstellen van dit wetsvoorstel is oorspronkelijk uitgegaan van
de tekst van de Arbeidstijdenwet zoals deze gewijzigd wordt bij het voorstel
van wet tot wijziging van de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering
van bestuursrechtelijke handhaving en de daarmee samenhangende bepalingen
(Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet) (kamerstukken II 2002–2003,
29 000). Dit wetsvoorstel is op 14 augustus 2003 bij de Tweede Kamer
aanhangig gemaakt en is inmiddels op 25 mei 2004 bij de Eerste Kamer
ingediend.
In het wetsvoorstel Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet is in artikel
I, onderdeel E een nieuw artikel 11:3 Arbeidstijdenwet opgenomen dat na de
invoering van de bestuurlijke boete de nog resterende strafbepalingen bevat.
Het derde lid van dit nieuwe artikel 11:3 heeft betrekking op het in ernstige
mate in gevaar betrekking van de verkeersveiligheid als de met name in dat
artikellid genoemde artikelen niet worden nageleefd. Via een nota van wijziging
op het wetsvoorstel Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet is inmiddels uit
deze opsomming van artikelen iedere verwijzing naar registratiebepalingen
(artikel 4:3 Arbeidstijdenwet) geschrapt Dit aangezien het causale verband
tussen strafbaar feit en het gevaar voor de verkeersveiligheid tot bewijsrechtelijke
problemen leidt.
Onderdeel A
Het voorgestelde artikel III van het voorliggende wetsvoorstel voorzag
in het opnemen van nieuwe artikelen (artikel 8:6, tweede lid, en artikel 9:2,
eerste lid) in de opsomming van het hiervoor genoemde nieuwe artikel 11:3,
derde lid. Ook daarbij geldt echter dat het vereiste causale verband aanleiding
kan geven tot bewijsrechtelijke problemen. Om die reden moet het voorgestelde
artikel III worden gewijzigd. Bij deze nota van wijziging wordt een nieuw
artikel III voorgesteld om de betreffende artikelen wel in het nieuwe artikel
10:1 Arbeidstijdenwet op te nemen. In dat artikel zijn namelijk alle artikelen
opgesomd waarvan het niet naleven een bestuurlijk beboetbaar feit oplevert.
In verband met de handhaving van de verplichte registratie met een digitale
tachograaf is ervoor gekozen in deze opsomming het nieuwe artikel 8:6, tweede
lid, en artikel 9:2, eerste lid, ten aanzien van het gebruik van middelen
ten behoeve van het installeren, onderzoeken of herstellen van een apparaat
als bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, op te nemen. De in die artikelen genoemde
overtredingen komen neer op het niet afgeven van een bestuurderskaart op vordering
daartoe van een opsporingsambtenaar respectievelijk het misbruiken van werkplaatskaarten
door installateurs.
Onderdeel B
Er wordt voorgesteld een nieuw artikel IIIA in te voegen, voor het geval
het wetsvoorstel voor de Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet later in
werking treedt dan onderhavig wetsvoorstel. Ook in dat geval moeten in artikel
10:1 Arbeidstijdenwet de artikelen 8:6, tweede lid, en artikel 9:2, eerste
lid, ten aanzien van het gebruik van middelen ten behoeve van het installeren,
onderzoeken of herstellen van een apparaat als bedoeld in artikel 9:1, eerste
lid, worden aangemerkt als bestuurlijk beboetbare feiten. Dit wordt geregeld
door een wijziging van artikel I, onderdeel D, van dat wetsvoorstel.
Onderdeel C
Artikel VI dat net als het oude artikel III van dit wetsvoorstel voorziet
in een samenloop met het in het wetsvoorstel Wet bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet
voorgestelde nieuwe artikel 11:3 moet als gevolg van de nota van wijziging
op dat wetsvoorstel komen te vervallen. Onderdeel C van deze nota van wijziging
voorziet daarin.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs